In opdracht van de gemeente Groningen is door Antea Group op 2, 7 en 8 juli 2014 een onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. Het plangebied ligt in het hart van de stad Groningen ten oosten van de Grote Markt. Dit deel van de binnenstad wordt herontwikkeld t.b.v. de bouw van het Groninger Forum. De plannen gaan gepaard met sloop, ontgraving en de verplaatsing van de rooilijn van de Grote Markt in westelijke richting. Een groot deel van het terrein is eerder al archeologisch onderzocht.
Het te onderzoeken gebied betreft twee locaties. De eerste locatie bevindt zich aan de Popkenstraat aan de achterzijde van het Feithhuis. De tweede locatie betreft de fundering van de voorgevel van Poelestraat 8a en de grens met het pand Poelestraat 2. Beide panden zijn nog aanwezig. Het voornemen is pand Poelestraat 2 te slopen. Het doel is de opbouw van de funderingen in beeld te brengen en eventueel andere archeologische waarden te documenteren.

Uit grondboringen is gebleken dat de ondergrond sterk verstoord is. Deze verstoring is op verschillende plekken meer dan 2 meter diep. In enkele boringen is een deel van de natuurlijke bodem waargenomen die bestond uit een laag klei en zand (een C-horizont). Er zijn geen archeologisch interessante resten aangegroffen.

Omdat de voormalige huiswierde op deze plek door graafwerkzaamheden voor onder meer watergangen zou worden aangetast, is besloten de werkzaamheden archeologisch te begeleiden. Daarbij zijn alleen de recentere wierdenlagen opgegraven waardoor 'slechts' resten en vondsten zijn aangetroffen die dateren vanaf de 18e eeuw. Het gaat daarbij met name om de funderingsresten van de boerderij die hier tot in de jaren '50/' 60 heeft gestaan.

(Selectie)advies
Op basis van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de verwachtingswaarde voor het grootste gedeelte van het plangebied naar beneden kan worden bijgesteld. Geadviseerd wordt dan ook om dit gebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling.
Daarnaast zijn enkele boringen gestaakt op puin en zijn plaatselijk in de ondergrond oeverafzettingen aanwezig. Geadviseerd wordt om de graafwerkzaamheden op deze locaties alsmede een ruime marge hieromheen, archeologische te begeleiden.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor aanvang van de werkzaamheden een door de bevoegde overheid goedgekeurd programma van eisen (PvE) opgesteld dient te worden.
Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 033-4217456). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.