Uw zoekacties: -

Zoeken in bestanden van inv.nr. 1978 van toegang 244 ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

beacon
190  bestanden
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
1978 Volbeda, H.
Auteur:
Volbeda, H.
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Vorm:
Verslag aan de hand van dagboekaantekeningen (losse vellen met getypte tekst)
Omvang:
165 pagina's
Periodisering:
10 november 1944 - 7 april 1945
Periode van ontstaan:
vermoedelijk kort na de bevrijding
Localisering:
Dachau (stad en concentratiekamp); München; Amsterdam; Rotterdam
Taal:
Nederlands
Inhoud:
Horstius Volbeda is slachtoffer van de razzia van Rotterdam in november 1944, waarbij ongeveer 52000 van de 70000 mannen uit Rotterdam en Schiedam tussen zeventien en veertig worden weggevoerd. Vanaf 10 november 1944, de dag van zijn arrestatie, houdt de Rotterdamse glasschilder een dagboek bij. Daarvan maakt hij later dit verslag. De reis naar de eindbestemming, voor alle slachtoffers een raadsel, wordt deels per boot en deels per trein afgelegd en duurt ongeveer een week: ‘We zitten in het aardedonker en ik schat, dat er zo’n 60 man in de wagen zitten, hangen of staan. Het is er stil, ieder is met z’n gedachten alleen, piekert over hen die thuis gebleven zijn.’ Na een kortstondig verblijf in het concentratiekamp Dachau arriveert men in het kapotgebombardeerde München: ‘De meesten van ons hebben Rotterdam gezien na de verwoesting: kinderspel vergeleken bij de bombardementen die hier hebben plaats gehad.’ Volheba wordt tewerkgesteld in een vliegtuigmotorenfabriek van BMW. Soms werkt hij in een montagehal, soms op een kantoor van de fabriek. Verschillende nationaliteiten dwangarbeiders verblijven er in een Lager, mannen en vrouwen in gescheiden barakken: ‘Je leeft hier geheel naast jezelf, kunt jezelf beschouwen door het waarnemen van je naaste, omdat je allen in den grond precies dezelfde verlangens en nooden hebt.’ Op 7 februari 1945 schrijft hij: ‘Verleden jaar op dezen dag moest mijn kleine dochter naar het Kinderziekenhuis. Het was een zware gang en mijn vrouw en ik voelden ons bang en eenzaam. Vandaag zijn we nog eenzamer ieder voor zich, schepen zonder roer…’ Met Theo, een ander slachtoffer van de razzia, begint hij zes weken later echter de loodzware reis terug naar huis: ‘We kijken elkaar eens aan. We zijn smerig en ongeschoren. De gaten op mijn knieën zijn 30cm lang geworden. De zool van mijn rechterschoen sleept achter mij aan.’
NB:
Dit aan de hand van dagboekaantekeningen gemaakte verslag dateert van vermoedelijk kort na de oorlog. Het is onbekend van wie de met rood viltstift gemaakte kanttekeningen zijn. Bevat ingeplakte reisdocumenten, polikliniekkaarten, foto’s en ansichtkaarten. Bevat tevens een cahier met een handgeschreven verslag 'van de oorlogsberichten en journaal' met betrekking tot de periode 9-15 mei 1940. In de jaren veertig is een kopie van dit dagboek onder nummer 92 in de dagboekencollectie opgenomen.
Datum beschrijving:
13 april 2017
Illustratie:
Gedicht van de dagboekauteur over het dagelijks leven van een tewerkgestelde in Duitsland.
Ga naar dit stuk:
Volgnummer:
1 van 190
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
1978 Volbeda, H.
Auteur:
Volbeda, H.
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Vorm:
Verslag aan de hand van dagboekaantekeningen (losse vellen met getypte tekst)
Omvang:
165 pagina's
Periodisering:
10 november 1944 - 7 april 1945
Periode van ontstaan:
vermoedelijk kort na de bevrijding
Localisering:
Dachau (stad en concentratiekamp); München; Amsterdam; Rotterdam
Taal:
Nederlands
Inhoud:
Horstius Volbeda is slachtoffer van de razzia van Rotterdam in november 1944, waarbij ongeveer 52000 van de 70000 mannen uit Rotterdam en Schiedam tussen zeventien en veertig worden weggevoerd. Vanaf 10 november 1944, de dag van zijn arrestatie, houdt de Rotterdamse glasschilder een dagboek bij. Daarvan maakt hij later dit verslag. De reis naar de eindbestemming, voor alle slachtoffers een raadsel, wordt deels per boot en deels per trein afgelegd en duurt ongeveer een week: ‘We zitten in het aardedonker en ik schat, dat er zo’n 60 man in de wagen zitten, hangen of staan. Het is er stil, ieder is met z’n gedachten alleen, piekert over hen die thuis gebleven zijn.’ Na een kortstondig verblijf in het concentratiekamp Dachau arriveert men in het kapotgebombardeerde München: ‘De meesten van ons hebben Rotterdam gezien na de verwoesting: kinderspel vergeleken bij de bombardementen die hier hebben plaats gehad.’ Volheba wordt tewerkgesteld in een vliegtuigmotorenfabriek van BMW. Soms werkt hij in een montagehal, soms op een kantoor van de fabriek. Verschillende nationaliteiten dwangarbeiders verblijven er in een Lager, mannen en vrouwen in gescheiden barakken: ‘Je leeft hier geheel naast jezelf, kunt jezelf beschouwen door het waarnemen van je naaste, omdat je allen in den grond precies dezelfde verlangens en nooden hebt.’ Op 7 februari 1945 schrijft hij: ‘Verleden jaar op dezen dag moest mijn kleine dochter naar het Kinderziekenhuis. Het was een zware gang en mijn vrouw en ik voelden ons bang en eenzaam. Vandaag zijn we nog eenzamer ieder voor zich, schepen zonder roer…’ Met Theo, een ander slachtoffer van de razzia, begint hij zes weken later echter de loodzware reis terug naar huis: ‘We kijken elkaar eens aan. We zijn smerig en ongeschoren. De gaten op mijn knieën zijn 30cm lang geworden. De zool van mijn rechterschoen sleept achter mij aan.’
NB:
Dit aan de hand van dagboekaantekeningen gemaakte verslag dateert van vermoedelijk kort na de oorlog. Het is onbekend van wie de met rood viltstift gemaakte kanttekeningen zijn. Bevat ingeplakte reisdocumenten, polikliniekkaarten, foto’s en ansichtkaarten. Bevat tevens een cahier met een handgeschreven verslag 'van de oorlogsberichten en journaal' met betrekking tot de periode 9-15 mei 1940. In de jaren veertig is een kopie van dit dagboek onder nummer 92 in de dagboekencollectie opgenomen.
Datum beschrijving:
13 april 2017
Illustratie:
Gedicht van de dagboekauteur over het dagelijks leven van een tewerkgestelde in Duitsland.
Ga naar dit stuk:
Volgnummer:
2 van 190
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
1978 Volbeda, H.
Auteur:
Volbeda, H.
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Vorm:
Verslag aan de hand van dagboekaantekeningen (losse vellen met getypte tekst)
Omvang:
165 pagina's
Periodisering:
10 november 1944 - 7 april 1945
Periode van ontstaan:
vermoedelijk kort na de bevrijding
Localisering:
Dachau (stad en concentratiekamp); München; Amsterdam; Rotterdam
Taal:
Nederlands
Inhoud:
Horstius Volbeda is slachtoffer van de razzia van Rotterdam in november 1944, waarbij ongeveer 52000 van de 70000 mannen uit Rotterdam en Schiedam tussen zeventien en veertig worden weggevoerd. Vanaf 10 november 1944, de dag van zijn arrestatie, houdt de Rotterdamse glasschilder een dagboek bij. Daarvan maakt hij later dit verslag. De reis naar de eindbestemming, voor alle slachtoffers een raadsel, wordt deels per boot en deels per trein afgelegd en duurt ongeveer een week: ‘We zitten in het aardedonker en ik schat, dat er zo’n 60 man in de wagen zitten, hangen of staan. Het is er stil, ieder is met z’n gedachten alleen, piekert over hen die thuis gebleven zijn.’ Na een kortstondig verblijf in het concentratiekamp Dachau arriveert men in het kapotgebombardeerde München: ‘De meesten van ons hebben Rotterdam gezien na de verwoesting: kinderspel vergeleken bij de bombardementen die hier hebben plaats gehad.’ Volheba wordt tewerkgesteld in een vliegtuigmotorenfabriek van BMW. Soms werkt hij in een montagehal, soms op een kantoor van de fabriek. Verschillende nationaliteiten dwangarbeiders verblijven er in een Lager, mannen en vrouwen in gescheiden barakken: ‘Je leeft hier geheel naast jezelf, kunt jezelf beschouwen door het waarnemen van je naaste, omdat je allen in den grond precies dezelfde verlangens en nooden hebt.’ Op 7 februari 1945 schrijft hij: ‘Verleden jaar op dezen dag moest mijn kleine dochter naar het Kinderziekenhuis. Het was een zware gang en mijn vrouw en ik voelden ons bang en eenzaam. Vandaag zijn we nog eenzamer ieder voor zich, schepen zonder roer…’ Met Theo, een ander slachtoffer van de razzia, begint hij zes weken later echter de loodzware reis terug naar huis: ‘We kijken elkaar eens aan. We zijn smerig en ongeschoren. De gaten op mijn knieën zijn 30cm lang geworden. De zool van mijn rechterschoen sleept achter mij aan.’
NB:
Dit aan de hand van dagboekaantekeningen gemaakte verslag dateert van vermoedelijk kort na de oorlog. Het is onbekend van wie de met rood viltstift gemaakte kanttekeningen zijn. Bevat ingeplakte reisdocumenten, polikliniekkaarten, foto’s en ansichtkaarten. Bevat tevens een cahier met een handgeschreven verslag 'van de oorlogsberichten en journaal' met betrekking tot de periode 9-15 mei 1940. In de jaren veertig is een kopie van dit dagboek onder nummer 92 in de dagboekencollectie opgenomen.
Datum beschrijving:
13 april 2017
Illustratie:
Gedicht van de dagboekauteur over het dagelijks leven van een tewerkgestelde in Duitsland.
Ga naar dit stuk:
Volgnummer:
3 van 190
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
1978 Volbeda, H.
Auteur:
Volbeda, H.
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Vorm:
Verslag aan de hand van dagboekaantekeningen (losse vellen met getypte tekst)
Omvang:
165 pagina's
Periodisering:
10 november 1944 - 7 april 1945
Periode van ontstaan:
vermoedelijk kort na de bevrijding
Localisering:
Dachau (stad en concentratiekamp); München; Amsterdam; Rotterdam
Taal:
Nederlands
Inhoud:
Horstius Volbeda is slachtoffer van de razzia van Rotterdam in november 1944, waarbij ongeveer 52000 van de 70000 mannen uit Rotterdam en Schiedam tussen zeventien en veertig worden weggevoerd. Vanaf 10 november 1944, de dag van zijn arrestatie, houdt de Rotterdamse glasschilder een dagboek bij. Daarvan maakt hij later dit verslag. De reis naar de eindbestemming, voor alle slachtoffers een raadsel, wordt deels per boot en deels per trein afgelegd en duurt ongeveer een week: ‘We zitten in het aardedonker en ik schat, dat er zo’n 60 man in de wagen zitten, hangen of staan. Het is er stil, ieder is met z’n gedachten alleen, piekert over hen die thuis gebleven zijn.’ Na een kortstondig verblijf in het concentratiekamp Dachau arriveert men in het kapotgebombardeerde München: ‘De meesten van ons hebben Rotterdam gezien na de verwoesting: kinderspel vergeleken bij de bombardementen die hier hebben plaats gehad.’ Volheba wordt tewerkgesteld in een vliegtuigmotorenfabriek van BMW. Soms werkt hij in een montagehal, soms op een kantoor van de fabriek. Verschillende nationaliteiten dwangarbeiders verblijven er in een Lager, mannen en vrouwen in gescheiden barakken: ‘Je leeft hier geheel naast jezelf, kunt jezelf beschouwen door het waarnemen van je naaste, omdat je allen in den grond precies dezelfde verlangens en nooden hebt.’ Op 7 februari 1945 schrijft hij: ‘Verleden jaar op dezen dag moest mijn kleine dochter naar het Kinderziekenhuis. Het was een zware gang en mijn vrouw en ik voelden ons bang en eenzaam. Vandaag zijn we nog eenzamer ieder voor zich, schepen zonder roer…’ Met Theo, een ander slachtoffer van de razzia, begint hij zes weken later echter de loodzware reis terug naar huis: ‘We kijken elkaar eens aan. We zijn smerig en ongeschoren. De gaten op mijn knieën zijn 30cm lang geworden. De zool van mijn rechterschoen sleept achter mij aan.’
NB:
Dit aan de hand van dagboekaantekeningen gemaakte verslag dateert van vermoedelijk kort na de oorlog. Het is onbekend van wie de met rood viltstift gemaakte kanttekeningen zijn. Bevat ingeplakte reisdocumenten, polikliniekkaarten, foto’s en ansichtkaarten. Bevat tevens een cahier met een handgeschreven verslag 'van de oorlogsberichten en journaal' met betrekking tot de periode 9-15 mei 1940. In de jaren veertig is een kopie van dit dagboek onder nummer 92 in de dagboekencollectie opgenomen.
Datum beschrijving:
13 april 2017
Illustratie:
Gedicht van de dagboekauteur over het dagelijks leven van een tewerkgestelde in Duitsland.
Ga naar dit stuk:
Volgnummer:
4 van 190