Besluit van de Gecommitteerde Raden van Holland en Gedeputeerde Staten van Utrecht gezamenlijk genomen ter beslechting van de vele geschillen tussen Rijnland en het Grootwaterschap van Woerden enerzijds en de procureur-generaal van het Hof van Utrecht, de maarschalken van Utrecht en Montfoort, schouten en heemraden van Diemerbroek, Papekop, Lange- en Ruigeweide en de burggraaf van Montfoort als eigenaar van de Hoogenwaard anderzijds over de jurisdictie, de nieuw aan te leggen ringdijk en het morgengeld van de polders.
De ringdijk zal beginnen in Montfoort bij de lindeboom op de IJsseldijk en lopen langs de IJsseldijk naar Montfoort tot aan de IJsseldijkkade en vandaar langs de IJsselkade naar Oudewater tot de IJsseldijk. Vandaar over Groot-Hekendorp tot de Enkele Wierikke, als men daartoe toestemming kan krijgen van de heer van Hekendorp of van de Staten van Holland, maar in ieder geval tot aan de kade tussen Klein- en Groot-Hekendorp, als de polders (Diemer)broek en Papekop die in eigendom kunnen verkrijgen; anders tot een nieuw aan te leggen kade. Vandaar langs het einde van de Ruigeweidse dijk tot de Papekopperkade, vervolgens langs de Ruigeweidse dijk tot de brug van de Dubbele Wierikke. Vandaar langs de kade van de Dubbele Wierikke tot aan de IJsseldijk.
De ringdijk zal geschouwd worden door de aanliggende polderbesturen; Rijnland zal de naschouw hebben. Het Grootwaterschap van Woerden zal de naschouw hebben van de wateren en waterstaatswerken in de polders. De landen tussen de IJsseldijk en de IJsselkade van Montfoort en Oudewater betalen half Rijnlands morgengeld en half Woerdens morgengeld. De polders Diemerbroek, Papekop en Klein-Hekendorp, die met één molen gaan lozen langs de Helmweg, zullen voor 800 morgen morgen morgensgelijk met Rijnland èn Woerden contribueren. Bovendien zullen zij f 3000 betalen in 15 jaarlijkse termijnen van f 200, waarvan de laatste twee jaar ten goede komen aan Rijnland.