311 Tuigen Gerrit van Zutphen en Lambert Aelbertss dat hun beiden wittig en kondig is dat Johan Aelbertss gevangen was te Ibborgen en dat zij, Gerrit en Lambert voorzegd, naderhand, toen Johan Aelbertss uit de gevangenschap kwam, - zo zij bij hem arbeidden - baden dat hij hun elk een rund afdoen wilde; is geleden omtrent 28 of 29 jaar; - heeft Johan Aelbertss gezegd: Ja; hij wilde dit gaarne doen en is met hen beiden gegaan aan den Doerenwerth bij zijn zuster Griet Sijmonss en gezegd tot zijn zuster: "Griet, suster, hier brenge ick U twe koepluijden" en gezegd tot Gerrit en Lambert voorzeg: "gaeth mit mijn suster in der weijde end besieth die beesten wat U dienth"; - hebben Gerrit en Lambert voorzegd met Johan Aelbertss zijn zuster Griet Symonss gegaan in de weide en hebben elk een rund gekocht en zijn wederom uit de weide gekomen bij Johan Aelbertss in Griet Simonss huis; - heeft Johan Aelberts gevraagd of zij elk een rund gekocht hadden en hebben zij geantwoord: Ja; - heeft Johan Aelbertss tot zijn zuster Griet Symonss gezegd: "suster, dese koepluijden en hebben geen gelt"; - heeft zij gezegd: "brueder, laeth onss wat eten en drincken; wijldij alle die beesten hebben, die in der weijde sijn, die moeghdij wael krijgen; sij sijn tot Uwen besten, want ick U doch genoch schuldig bin"; - Gerrit en Lambert voorzegd tuigen verder dat zij niewerlt gehoord van Johan Aelbertss of van iemand anders dat Griet Sijmonss haar broeder Johan Aelbertss enige penningen tot de gevangenschap te Ibborgen geleend had of dat zij haar broeder iewerlt gemaand; dan Griet Simonss was altoos haar broeder schuldig en gezien dat zij altoos behoeflijk was en hem altoos naliep om geld af te lenen; - tuigen nog verder dat hun wittig en kondig is dat Rutger en Jeronimus van der Ness, gebroeders, na Johan Aelbertss dood toentertijd jongens waren en te Monickhuijsen en te Merrendael gingen om hun "termijn" en een stuk etens haalden en waren oud omtrent 9 of 10 jaren; et juraverunt ad S.cta;

275 Gerrit Leijendecker en Jenneken Roeters e.l. sub et re heer Derrick Verkuijll en Johan Verruwer als rentmeesters en tot behoef der gemene vicarien van St. Martens kerk alhier binnen Arnhem 6 keizers gl. 's jaars uit huis en hofstede, gelegen aan de Velperpoort, Annen Worms ab una en Teelman Brouwer ab altera, te betalen op St. Jan tho midzomer 1571 eerstaan en zo voort alle jaar ter aflossing toe [enz.]; et si defectus in der waringe of voorkommer voorzegd erit sub expandatione van alzulke uitterweerd, genaamd Jegers weijde, gelegen in ambt van Rhede in het kerspel van Dieren, oostwaarts des heren van Bronckhorst land, westwaarts Gerrit Medsen, et ex omnibus, nihil exempt, te lossen met 100 Carolus gl. paijments [enz.]; [in margine: 13-07-1576: heer Reijner Simons en heer Albert van Wije als rentmeesters hebben verlijd en bekend dat heer Frans van de Loe, landcommandeur, hun vanwege de vicarien gevrijt en afgelost heeft];

221 Dieberich, weduwe Evert Vermaeth, cum tutore Peter van Stralen heeft verklaard dat Roeloff Mom een rentebrief van 3 oude schild jaarlijks met de hoofdsomme van 50 oude schild, gaande uit huis in de Turfstraat, waarin Engel ten Nijenhuijs woont, gelost en gevrijt heeft, zich bedankende goede betaling, et si defectus sub expandatione van een schaar weide, gelegen in Arnhemmerbroek, genaamd die bagijnen koij weijde, noordwaarts strekkende aan de beek, zuidwaarts aan de wetering, oostwaarts die Langhe weijde en westwaarts aan Kruijsweij;

213 Otto Falckenburch voor hem zelf en mede als gemachtigde zijner huisvrouw Catharina Keerskorffs, waarvan de bezegelde volmacht op 04-05-1583 voor schepenen der stad Nijmegen gepasseerd is, Arndt van Zevenar kracht zijner volmacht, gepasseerd voor schepenen van Harderwijk op 04-05-1583, wegens Henrick van Zevenaer en Belij van Halderen, zijn vader en moeder, Jacop Losecott uit kracht zijner volmacht, gepasseerd voor schepenen van Vianen op 18-04-1583, en Lubberth Spoltman en Stijn van Dael, zijn vrouw, sub et re Everth Everwijn Reijners huis en hofstad met een kamer of huurhuisken, daaraan gelegen, staande in de Bakkerstraat, Cornelis ten Herenhaeff, dat eertijds Gerritt Noess te wezen placht, ab una en Johan Everwijns dat eertijds Luijte Bentinx te wezen placht, ab altera, strekkende achter naar de Wielackersteeg, Johan Bentinck snijder ab una en Nael die Veher ab altera, met een achteruitgang in dezelve steeg. Item nog vijftenhalve schaar weide in Arndt Roeloffs slach gelegen en "den rijken Willem" nu ter tijd verpacht zijn, nog een schaar in de Rammelweijde, die Wolter van Nijmegen in pacht heeft, en nog een schaar, in Haghens weijde gelegen, en door Arndt Allein gebruikt wordt, in aller mate die van zal. Dirck Heijmerix en Elizabeth van Calis e.l. een geruime tijd van jaren rustelijk en vredelijk bezeten en op hunluiden en hun principalen als resp. erfgenamen gesuccedeerd en geerfd zijn [enz.], edoch daar het zich bevindt dat na het afsterven van zal. Dirrck Heijmerix en bij tijde dat Lubberth Spoltman aan de huize en scharen gerechtigd is geweest, enige bezwaarnisse, hoedanig die ook wezen mocht, daarop gekomen waar, heben gedachte Spoltman en Stijn, zijn huisvrouw, daarvoor verbonden en te waar gesteld hun huis en hofstad in de Bakkerstraat, Frerick van Diem ab una en Johan Beijer ab altera, en dat alleen voor de tijd van 4 jaren;