138 Wij, burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem, tuigen met deze open brief dat voor ons in onze tegenwoordigheid en in schependom gekomen zijn Henrick van Poelwyck en Wynant van Prisichave, overste huismeesters, en heer Henrick Thonyss, provisor des hospitaals van Sente Peter binnen Arnhem, en hebben verlijd en bekend - Alzo Meester Jan Ariaenss, priester, jaarlijks heeft van het hospitaal van Sente Peter binnen Arnhem 15 enkele goud gl. 's jaars lijfrente zijn leven lang gedurende en langer niet en na zijn dood daarvoor zijn erfgenamen of houder 's briefs met zijn wil en pravener hetzij man of vrouw, van zijn bloedverwanten, die des begeren of een man of vrouw, binnen Arnhem woonachtig, stellen en presenteren zullen die alle dagen een maaltijd hebben en genieten zal in het hospitaal voorzegd, gelijk andere praveners in het hospitaal voorzegd dagelijks genietende zijn, die in het getal is van de 21e pravener, en, zo Meester Jan voorzegd nu daartoe verhandreikt heeft het hospitaal voorzegd 200 goud gl., die belegd zijn aan een huis, gelegen aan Sente Peterskerk in de Rijnstraat, voortijds toebehorende Steven Janss kinderen, waarvoor hij jaarlijks hebben zal van het hospitaal voorzegd 12 goud gl. 's jaars en een malder rogge Arnhemse maat 's jaars lijfrente zijn leven lang gedurende en langer niet, maakt tezamen 27 goud gl. en 1 malder rogge 's jaars lijfrente, alles naar wijder inhoud eens schepensbriefs, daarvan wezende, bezegeld met de zegels van Henrick van Poelwyck en Daem van Delen, schepenen te Arnhem, - Zo bekennen wij, overste huismeesters en provisor voorzegd de erfgenamen van heer Jan voorzegd of houder 's briefs met zijn wil voor deze 12 goud gl. en 1 malder rogge 's jaars voorzegd lijfrente nog een pravener, hetzij man of vrouw, van hun bloedverwanten, die des begeren, of man of vrouw, binnen Arnhem woonachtig, stellen en presenteren zullen, die onderhouden zal worden in het hospitaal voorzegd met een maaltijd des daags gelijkerwijs dagelijks te

70 Comparuerunt Claes van Oever, gezworen stadroeidrager, Berndt van Voirst en Pelgrum Evertss, Ghiesbert van Camphuysen dienaar, met recht gebaad om een kondschap en getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten getuigd als nabeschreven volgt: - In den eersten tuigt Claes van Oever voorzegd dat hij daags na Suncte Pouwelsdag lestleden uit bevel van burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem gegaan en Aloff Bentinck, jegermeister, te gast genood heeft om zich met de burgemeesters, schepenen en raad vrolijk te maken naar ouder gewoonte; datzelve Adolff voorzegd gedaan en tot vrouw Alleins huis gekomen bij de heren en, als Adolff een wijl gezeten had, is hij opgestaan om zijn water te maken en is Claes voorzegd met hem gegaan in de stal, waar zij zich een weinig verhielden en de paarden, daar staande, bezagen en, als zij nu wederom gaan wilden bij de gezelschap, is er verrezen een rumoer alzo dat de deur toegehouden werd dat zij daar niet in konden, dan waarom of waarna is hem onbewust; datzelvige heeft Claess voorzegd gehouden bij de eed, die hij Ro. Key. Matt. en de stad Arnhem gedaan heeft; - tuigt Berndt van Voirst voorzegd dat hij dezelve dag des namiddags heeft staan kallen met Adolff Bentinck, jegermeister, voorzegd in Naell Alleins washuisken aan de keuken en dat toen Poelwickx jongen gekomen is uit de keuken krijtende, die Adolff toezei: "Jongh, wacht Uwe; sie slaen U doet", waarop hij antwoordde: "neen, ick en hebn gheen noet"; en, als de keukendeur opging, zo heeft Berndt voorzegd gezien dat Wylhelm en Henrick van Poelwick, gebroeders, aan de keukendeur gestaan hebben, elk een "baer" mes van schede getagen en in hun hand hebbende, en Pelgrom, des richters kencht, riep: "sy willen Adolff Bentinck den jegermeister doersteken" en hield de deur met geweld toe alzo dat zij in de keuken gehouden werden, en het rumoer was dat zij het op de jegermeister hadden en na zijn Ghiesbert van Wy, Wilhelm van Eyll en

1 Wij doen kond, zo Elisabet Wemmerss, de nagelaten weduwe Johan Spruten zal., ons vervallen was 100 rosenobels verwillekeurde penen en ons nog daarna in onze gerichtsbank te Kesteren avermaals vervallen en verwezen is in haar lijf en goed, waarvoor haar onze ambtman indertijd Adriaen van Buren met den lijve gevankelijk in onze stad Tiel gevoerd en lange tijd gehouden had en wij haar ten lesten met den lijve "benedicht" en alle haar goederen, niet daarvan uitgescheiden, in macht der sententie, door onze vrienden van rade en daarna door onze ridders en knechten onzer Landschap van Nederbetuwe gegeven en uitgesproken zijnde, verkocht en opgedragen hebben onze lieve getrouwe Johan Spruyt [?] inhoud zegel en brief, die wij daarvan hebben doen geven, waarop de voorzegd Elisabet ons te kennen gegeven heeft woe zij bewijzen wilde dat zij in de sententie ter onschuld bedrogen en "quellick" verwezen ware, deshalve wij haar weder ten landrechte gesteld en onze voorschriften om ter eindelijke uitdracht eens voor al te mogen komen verleend en gegeven hebben en, zo wij dan nu wat der waarheid bevonden hebben en dagelijks bevinden dan deze dingen anders niet in is dan onwaarhaftige logentaal, "behende bovery" en openbaar bedrog, waarmede zij gaarne anderen, die des geen schuld in hebben, "biligen" en tot verderfelijke schade en "smaichhiet" brengen wilde, zijn wij daarom rijpelijk met rade bedacht en verdragen dat wij haar voor ons, onze vrienden van rade en insgelijks voor enige van onze gerichtsbanken onze alinge Landschap tegen gemelde Johan Spruyt of en insgelijks tegen alle degenen die vanwege Johan Spruyt voorzegd de erven en goederen, renten, tynsen en pachten, die wij dezelve verkocht en opgedragen hebben als voorzegd staat, met maniere van recht te vorderen vergunnen of gestaden willen generleiwijs; dan werd zij van die of iemand anders van nu voortaan in andere zaken verkort, mag zij zich des ons of aan onze vrienden van rade beklagen;

480 Heeft Hillegont, echte huisvrouw van Ghiesbert van Wyhe, in presentie van Daem van Delen en Johan van Mekeren diens pacht geheel, die hij alhier de kerk van Sunct Walburgen schuldig is, heer Stheven van Delen, deken, en heer Henrick Thoniss, provisor, gepresenteerd, nl. 17 gouden kronen; item 1 aangelott en 1 kroon en aan payment 35 st. brab., summa in alles 39 Carolus gl., waarvoor de deken en de provisor vanwege het kapittel der betaling en had zij die op het hoge altaar gelegd gestand deden; Comparuerunt heer Steven, deken, en de provisor en hebben datzelve geld en pacht geprotesteerd en niet willen ontvangen dan in des gerichts handen gelegd gelijk in de voorjaren geschied is;