Uw zoekacties: Regesten

Regesten ( Gelders Archief )

Regest

Een regest is een korte samenvatting van een brief/akte met datum en namen van afzender en geadresseerde. Regesten worden over het algemeen alleen gemaakt van brieven/akten van vóór 1500. Lang niet alle brieven/akten zijn op die manier beschreven. Persoonsnamen worden weergegeven in de spelling waarin ze in de akte voorkomen. De regesten zijn afkomstig uit de toegangen op oudere bestuursarchieven en diverse huis- en familiearchieven. Het aantal groeit nog steeds.

Hoe zoekt u door de regesten?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Vervolgens vindt u rechterkant van het scherm verschillende filters. Als u op een filter klikt, kunt u uw zoekresultaten meer specifiek maken. 
 
Filter: -x
beacon
1.230  regesten
sorteren op:
 
 
 
 
Regest
222 Voor schepenen van Arnhem Daem van Delen en Wynandt Hackfort is gekomen Ffloris Voss met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd woe dat hij in voortijden als een dienaar des drosten van Veluwe door mondeling bevel mijns genedige heer van Gelre hoogloffelijker gedachten gereden is binnen der Elborch aan Brant Andriess en Henrick Heuckt en heeft dezelve elk bijzonder toegezegd woe dat zij Johan Brantss alle zegels en brieven van een vrij goed overleveren zouden, die zij daarvan hadden, genaamd Scrivers erve, zo mijn genedige heer voorzegd hetzelve aandeel van het goed door zijn vorstelijke Genade Raad indertijd toegewezen en toeerkend is en tot zijner Genade tafel dede leggen en woe dat naderhand dezelve Johan Brantss dat voorzegde aandeel van het goed van zijn vorstelijke Genade voor de drost van Veluwe tot zijn zaal weer gekocht heeft, en woe Ffloris is gekomen uit bevel woe voorzegd en de penningen te ontvangen van Jan Brantss, waarin Jan onwillig was dezelve over te tellen eer hij had de zegels en brieven ontvangen van Brant en Henrick voorzegd, zodat Ffloris terstond wederom gegaan is naar Brant en Henrick voorzegd en dezelve gezegd heeft woe dat Jan Brantss de penningen niet overgeven wilde; hij wilde eerst de zegels en brieven daarvan hebben, waarop Brant voorzegd in den eersten antwoordde dat ditzelve aandeel van het goed zijn kind aangeerfd waar van Meester Gerrit Drullynck, des kinds oom; hij croede zich des goeds niet; hij wilde daar niet na staan noch daarmede te doen hebben, en Henrick antwoordde: hij had des goeds nooit in het gebruik gehad noch na gestaan, waarop dat Ffloris voorzegd wederom tot hem zei: “wilt gy dan die brieve nyet avergeven, soe moecht gy komen toe Arnhem vur myn genediche heer offt synre genade raeden ind verdedyngen sulx ind besien dan wat U daeraff komende wordt, indien Ick sonder gelt wederom [kom]”; zo zei Henrick voorzegd:
Datering:
Op vrijdag post Penthecostes 1547
Folio:
tusen 35v-37r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
393
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
162 Tuigt en zegt Thys Schull dat hij “gesonnen” is worden door Henricus die Graeff, erfvoogd van Erckelens, met de gemachtigde-stadhouder ten lenen mijns heren van Egmont en Baer en met 2 leenmannen van Baer, binnen Arnhem woonachtig, geheten Derick then Ness en Albert Dreckens, om te reizen tot Henrick Moer van Walt tot Nederhaeven en is alzo met de stadhouder en leenmannen voorzegd op een kar gevaren van Arnhem tot Nederhaeven, waar Henrick Walt in persoon was met zijn zoon en daar zijn terzelver tijd geweest Ffrans Vosch van Swartsenberch, drost tot Kryckenbeeck, en aldaar heeft Thys Schull vanwege Henricus die Graeff klaar gekent met Henrick Walt van de ganse summe van de koop van het goed en de heerlijkheid te Latum met zijn toebehoren en heeft hem tezamen ook op betaald met enkele gouden keurvorster gl. en anders geen geld en hem heeft Walt zich der goeder betaling gans bedankt en heeft met zijn zoon Derick het goed Latum met al zijn toebehoren overgegeven, verschreven en opgedragen Henrick die Graeff en zijn erfgenamen naar vermogen van de koopbrief, met zijn zegel bezegeld, en zijn zoon Derick heeft gebeden de drost van Kryeckenbeeck Ffrans Vosch voorzegd voor hem en zijn erfgenamen te zegelen, zo hij geen zegel had noch gebruikte; - voorts heeft Henrick Walt het goed Latum met al zijn toebehoren opgedragen en overgegeven in handen des stadhouders ten lenen tot behoef des leenheren om zijn wil daarmede te doen en heeft vlijtig gebeden en begeerd dat de leenheer Henricus de Graeff daarmede belenen wilde, alles geschied door de 2 leenmannen in bijwezen van Frans Vosch, Daem van [Brick] en Ghysbert van Wysch; ook heeft Henrick Walt beloofd zijn zegel en brieven te visiteren met zijn “bescheit” en wes hij bevond aangaande Lathum zou hij de erfvoogd ten handen schicken en tot Nederhaeven is niemand geweest noch man noch vrouw, oud noch jong, die tegen de deugdelijke koop gezegd noch gesproken heeft in klein of groot; en hebben vriendelijk oorlof
Datering:
Op zondag post Misericrdias Dm. 1547
Folio:
tussen 25v-26r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
393
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
72 Wij, burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem, tuigen met deze open brief dat voor ons in onze tegenwoordigheid en schependom verschenen zijn de Eerbare Joest van Randtwick en Wilhem van Schewyck met recht besat door Reyner van Wyhe, borggreve te Nijmegen, om hun kondschap en waarheid te zeggen en te geven op alzulke artikelen als hierna beschreven volgt: - In den eersten heeft Joest van Randtwyck getuigd op het eerste artikel aangaande dat de heer van Herne liet vragen zijn oom Joest van Randtwyck of hij daar bij aan en over is geweest, waar de 2 gebroeders van Wyhe en hun zuster gescheiden zijn van vader en moeder versterf; - daarop heeft Joest van Randtwyck getuigd en gezegd dat hij daar bij aan en over is geweest daar zij gescheiden zijn inhoud eens maaggescheids dat nog onbezegeld is; - op dat andere artikel aangaande of Joest van Randtwyck en Wilhem van Schewyck en de andere vrienden, die daar mede bij en aan geweest zijn, elk zijn rechte deel dat hem van zijn vader en moeder versterf toekwam, toegedeeld hebben; - daarop hebben Joest van Randtwyck en Wilhem van Schewyck getuigd en gezegd dat zij anders niet weten dan dat zij een iegelijk toegescheiden hebben wat hun van Gods- en rechtswege toekwam en dat Herman van Wyhe binnenjaars gekomen en zich der scheiding en deling beklaagd heeft aan de ene vriend vóór en de andere na dat hij in de voorgemelde maaggescheid verkort waar; - op dat derde artikel aangaande dat Herman van Wyhe versteken en afgegoed zou zijn aan het Borggreveambt en richterambt te Nijmegen, waarvoor Herman voorzegd hebben zou 300 gl., - daarop heeft Joest van Randtwyck getuigd en gezegd dat hem voorstaat dat zij tevoren verdragen en gescheiden waren dezer ambten halve voorzegd; - op het vierde artikel aangaande de huize te Nijmegen, - daarop hebben Joest van Randwyck en Wilhem van Schewyck getuigd en gezegd dat de gebroeders voorzegd het lot geworpen hebben om de huize voorzegd en dat zij daarna bij hen gekomen zijn in de kamer en
Datering:
16-01-1547
Folio:
tussen 11v-12r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
393
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
38 Comparuerunt Gerridt van Gelre, Reiner van Boickholt, Lambert de stad voerman, Luetgen Swartsmuyll en Rick Swartsmuyll met recht gebaad etc. en hebben getuigd ut sequitur: - Primo tuigt Gerridt van Gelre dat hij is komen gaan aan de Kraan en gerucht gehoord en dat onder anderen de jonge Bart van Ginckell Bartszoon zei tot Herman Zantacker: “Wylt ghy onnss altemaell bruyen?”, waarop Herman antwoordde: Wanneer ick U bruyen wold wold ick U myt ene upsteker bruyen” en dat Herman tot Bart met een opsteker, uit zijn schede getagen, aangegaan; dan woe of wat Herman de steek gekregen, is hem onkondig; - tuigen Reiner van Boickholt en Lambert de stad voerman dat Herman zei tot Bardt van Ginckel die alde: “Bardt, wylt ghy de steen ontfangen off niet”, waarop Bardt antwoordde: “Ja, laetge die stadtmeter meten; dat sall onnss waell ind wee doin”; zei Herman: hij wilde zulks niet doen, dan wilde hen met de benne gemeten hebben; en wilde hij ze met de tonne gemeten hebben, zo moest hij hollands geld geven; antwoordde Bardt: “vier gueder stuver is dat niet hollans gelt”; zei Herman : Ja ind een deut”; zei Bardt: die deut iss dair niet genoempt”; antwoordde Herman: “sech dy dat die deut dair niet genoempt iss, dat liech dy als eynn schelm en verreder”; zei toen de jonge Bardt Bartenzoon: “heit ghy mynen vaeder liegenn; ghy muecht selver enen leugener wesen”; antwoordde Herman: “Waer ghy my heit liegenn, soe wolde ghy ind ick den anderen myt enen upsteker helpen liegen” en heeft toen Herman naar Barth gestoken datwelk niet trof en demna heeft Barth hem de steek gegeven; - tuigen Luetgen Swartmuyll en Rick Swartmuyll dat zij geweest aan de Kraan en gehoord dat Herman Zantacker vroeg Bardt van Ginckell of hij ook de stenen hebben en ontvangen wilde, waarop Bardt antwoordde: Ja; zei Herman: “Wilt ghy se dan oick ontfangen als ick se U verkocht heb ind gelick ick die oick Arntgen van Roemer verkocht heb?”; Zei Barth hij wist van de koop niet; Zei Herman:
Datering:
Altera Agnetis 1547
Folio:
7v-8r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
393
Organisatie: Gelders Archief