435 Comparuerunt Henrick van Poil en Derck van Essen, notaris, ter instantie van Floris van Boickhollt en zijn zuster Liessbet met recht gebaad en heeft Henrick voorzegd getuigd dat hij door Aelbert van Boickholt en Wolterken, Jan van Els dochter, op een tijd bode geschickt is geweest en dat Aelbert hem aldoe aangezegd heeft woe hij in zijn oude dagen gemak van node had en derhalve Wolterken voorzegd om gemak en gerak bij zich voor zijn echte wijf genomen had; doch opdat daardoor zijn kinderen niet verkort mochten worden, dewijl hij hun huns moeders goed nog niet bewezen had, zo had hij met Woltereken een klein concepten vervatten laten, door Wolterkens vader ondertekend en door haar broeder geschreven, opdat zij na zijn afsterven mochten weten wat Wolterken hebben zou, begerende dat hij daarover als een getuigsman wilde staan, en volgt dat conceptgen voorzegd van woord tot woord: - Item geschied zondag na onzer Lieve vrouwen dag presentati dat Aelbert van Boickellt bekent zijn kinderen dat hij Wolterken te geven 100 gl. en daar is Wolterken mede tevreden dat zij niet met Aelbert van Boickhollt kinderen te deel gaan zal na zijn dood; - Aldus geschied; - waarop hij, deposant, gezegd dat het billijk ware dat zijn kinderen verwaard mochten worden en dat het beter waar een notaris daarover onthaald mocht worden, die alle zaken bekwamelijk beschreve; - waarop Aelbert en Wolterken gezegd: zij waren zulks tevreden en inzonderheid Wolterken gezegd dat zij met 50 Phls. daler of 100 hollandse gl. na afsterven van Aelbert vernoegd zoude zijn en dat zij alsdan niet meer begeerde; - tuigde verder dat Aelbert gezegd: Hij wilde alle zijn brief en zegel hem, deposant, te verwaren doen opdat zijn kinderen niet zeggen konden dat ietwes daarvan genomen zoude zijn en dat voorts Derck van Essen als notaris daarover onthaald is geweest om dat schriftgen in huwelijksvoorwaarden te stellen;

433 Comparuerunt Henrick en Engelbert van Hekeren, gebroeders, als erfgenamen van wijlen Hartwich van Hekeren, hunluiden vader, en hebben Mr. Cornelis van der Borch als gemachtigde van Johan van Dulman en Arnt van Gemen aangezegd en verklaard woe zij zich alhier binnen Arnhem verschenen woe zij dan zich ook gisterendaags erschijnigd hebben gehad om te achtervolgen de ondertekende onderhandeling en verdrag zo bij tussenspreken der eerweerdige en hooggeleerde heer Phls. Corbel, Lieve Everhart en Arnolt Sassbout, verordente koninglijke commissarien, en der Erentfeste en vrome Adolff van Goir, Wilhelm van Hoickelum en Jacob van Oemeren als 3 van der Landschap en Jaspar Kreinck en Jacob Goltstein als 2 geerfden in de graafschap Zutphen, tussen Arnt van Gemen opgericht, de penningen met sampt de gerichtelijke getaxeerde en gemodereerde kosten naar luid des verdrags te ontvangen, begerende te weten of Mr. Cornelis als gemachtigde voorzegd de summa naar luid des verdrags, zich refererende op 2 verwinnen geheel onder de gerichte der stad Arnhem, tot behoef van hunluiden consigneren en diezelve alzo overleveren wilde; of zo de consignation en overtelling inhoud des verdrags niet zoude geschieden, wilden zij zich desvals betuigen en daarvan protesteren; - waarop Mr. Cornelis voorzegd geantwoord dat hij gisterendaags in bijwezen van schepenen gepresenteerd heeft gelijk hij zich ook alsnog vanwege zijn principalen presenteerde de summa van 376 goud gl. en 3 stuiver achter de gerichte te consigneren en dat de reste verder te Lochem geconsigneerd ware; zoverre zij diezelve alzo wilden aannemen en daarmede tevreden zijn, waar hij willig de consignation en overtelling te doen; met aangeving dewijl van de waarde der goud gl. misverstand verrezen dat zulks eerstelijk "geuttert" zou worden en, dewijl die van Hekeren daarmede niet "gesedicht", zonder "oirbaedich" de penningen op rekenschap bij gebruikelijke quitantie te ontvangen,

411 Wilhelm van Brakel, doctor, aan de ene en Joist Devenijns als gemachtigde van Thomas en Jan de Lue, gebroeders, als mannen hunner huisvrouwen, welke volmacht voor schepenen van Oudenaarde gepasseerd wezende, aan de andere zijde, hebben verlijd en bekend - Alzo zich een tijdlang twist erhalden tussen gemelde Doctor eens en de kinderen van zijn huisvrouw zal. Junffer Josijne van de Vaerent, nl. Charl, Barbeltgen en Josijntken van her Heiden, [anderzijds] en dat ter cause van sommige goederen, zo moble als renten, die Brakel uit kracht van testament en makenisse aan hem behouden en verkocht mag hebben dat zij zich derhalve in der vriendschap in maniere hiernavolgende: - eerstelijk dat de voorgemelde Doctor Brakel ten profijte der voorgemelde kinderen leveren zal in handen van Joist, gemachtigde voorzegd, een brief, geschreven met de hand van Rijchart van Seclyn, heer van Haesincourt, sprekende vna 5 ponden groten vlaams 's jaars, die hij, Rijchart voormeld kent schuldig te zijn, en daarvan ter begeerte van Braeckell goede brieven te leveren, en met deze brief zullen de kinderen van den eersten bedde van Junffer Josijne zal., die zij bij Mr. Wilhelm van der Heiden zal. gedachten gehad heeft, en Johanna, hunluiden halfzuster, in der ewichs tevreden zijn mits andere rente, die zij bovendien genutst mogen hebben naar uitwijzing van de brief of cedule, met de hand van Seclyn zal. geschreven, of andere; - ook zullen de voorzegde kinderen geenszins tegen de voorgemelde Doctor Brakel ageren of procederen noch eis doen van alzulke renten en moble goederen, die hij uit kracht van testament zal mogen verkocht of veralieneerd hebben; - Item is nog bescheiden zo hier voortijds Brakel als gemachtigde van de kinderen zijner eerste huisvrouw (welke volmacht de schepenen ook gezien) sommige erven, de voorzegde kinderen toekomende door hun vaderlijke successie,

387 Comparuit Lyss, huisvrouw van schipper Jorgen, ter instantie van Henrick Herbertss met recht gebaad om getuigenis der waarheid te geven op zekere interrogatoria, hierna beschreven, en heeft op ieder vraagstuk getuigd als hierna volgt: - in den eerste schipper Jorgens huisvrouw af te vragen bij de eed of haar niet indachtig is dat ik mijn broeder Lambert Herbertss aan haar bestade 4 jaar lang in bijwezen van Henrick van Ingen, Goessen Haegedoern en mijn zuster en of zulks geschiedde zonder enige onkosten daarop te doen? - daarop tuigde Lyss, deposante voorzegd, dat de bestading in mate voorzegd geschied waar overluiden en wijnkoopsluiden bij geweest en geens wijns noch biers gebrek geweest is; hoeveel aver daar verteerd, is haar onbewust; 2) ten andere of zij niet A.o 1552 van mijn zuster Aeltgen etlijk geld ontvangen te Embrick dat zij Lambert Herbertss verlegd had? - zeg zij, deposante, geld van haar ontvangen te hebben, doch hoeveel is haar niet indachtig; 3) ten derde of ik haar niet uitgericht en betaald heb An.o 1553 3 daler en 7 stuiver, die zij Lambert voorzegd verlegd had? - antwoordde zij, getuige, die summe niet eigentlijk onthouden te hebben, dan des gelds is ongeveerlijk zoveel wel geweest hares bedunkens? 4) ten vierde of ik haar niet weder betaald heb A.o 1554 8 stuiver, die zij één te Dorth aan een drank verlegd had en 7 stuiver aan een paar schoen? - zegt zij, deposante, hetgeen voorzegd hares bedunkens alzo geschied te zijn; 5) ten vijfde of haar niet indachtig is, dewijl hij bij haar woonde, dat hij een nieuw engels "terneyt palsrogsken" gehad heeft, welk hij des heiligen daags zou aantrekken en een slechte rood engelse broek en Nederhasen? - zegt zij, getuige, zulks waar te zijn, dan wat "weeruwe" het geweest, is haar niet indachtig; 6) ten lesten of ik haar niet betaald heb 30 daler en 6 ellen en een vierdel "hermelysten" tot een tabbert en 2 ellen en 1 vierdel tot Jorgens hasen, alles naar uitwijzen van haar quitantie?