Uw zoekacties: Regesten

Regesten ( Gelders Archief )

Regest

Een regest is een korte samenvatting van een brief/akte met datum en namen van afzender en geadresseerde. Regesten worden over het algemeen alleen gemaakt van brieven/akten van vóór 1500. Lang niet alle brieven/akten zijn op die manier beschreven. Persoonsnamen worden weergegeven in de spelling waarin ze in de akte voorkomen. De regesten zijn afkomstig uit de toegangen op oudere bestuursarchieven en diverse huis- en familiearchieven. Het aantal groeit nog steeds.

Hoe zoekt u door de regesten?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Vervolgens vindt u rechterkant van het scherm verschillende filters. Als u op een filter klikt, kunt u uw zoekresultaten meer specifiek maken. 
 
Filter: -x
beacon
1.826  regesten
sorteren op:
 
 
 
 
Regest
613 Jan Langaijgie en Margaretha, zijn vrouw, hebben, beide gezonds lijfs, met goede rijpe voorbedachte rade tot zaligheid van hun ziel hun testament en uiterste wille geordineerd en gemaakt en voort opgedragen en met hun vrije wil vertegen en oridineren, maken, dragen op en vertijen hiermede in kraft dezes: in den eersten hebben zij de moederkerk alhier binnen Arnhem gemaakt en beset 1 Carolus gl. en insgelijks de Zieltafel alhier 1 Carolus gl. en voorts dewijl met vlijt overwogen hebben de grote gunst, getrouwigheid en "kintliche" diensthaftigheid, dewelke hunluiden wes "anheer" in hun bezwaarlijke en verdrietelijke oude dagen van hun dochter Elizabet met heffen en boeren en sunst andere dienstbaarheid gans onverdrotenerwijs geschied en bewezen is en nog alle dagen en zo lang als God belieft bewezen zal worden, waarvoor zij hun voorgemelde dochter wes hiertoe geen wedergelding gedaan nog enige beloning gegeven hebben, en ten anderen in betrachting genomen hebbende dat hun dochter Margriet vast "weeck" van jaren is en dat hun dochter Giessbert, God betert, met zwakheid haar zinnen "begavet", alzo dat zij zich zelf na hunluider afsterven gans "oevel und qwelck" zou kunnen onderhouden, en opdat dan un dochter Elizabet haar getrouwen dienstes niet ongeloond mag blijven en hun andere dochters, waarvan de één krankzinnig en de ander vast "weeck", des te beter na hun beider aflijvigheid mochten onderhouden en ertagen worden, hebben zij beide hun dochter Elizabet bij deze hun testament en laatste wil voor haar verdiend loon en dat zij haar krankzinnige zuster en haar andere zuster Margriet des te bekwamer na hun afsterven zal kunnen verzien en onderhouden met lijfsnoodruftigheid opgedragen en vertegen en dragen op en vertijgen hiermede alle alzulke inboedel en gereed goed, als te weten: goud, zilver, gemunt of ongemunt, kleinodien, huisraad, kleder, linnnedoek, gebleekt of ongebleekt, wol, garen, bereid of onbereid, en wes sunst na hun beider afsterven in hun huis,
Datering:
16-11-1565
Folio:
106r-107r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
400
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
618 Herman Hoeffsmit en Geertgen, zijn echte wijf, hebben verlijd en bekend - Azlo, God betert, onlangs in de nacht zekere brand aangegaan is in de stal van de huizing van Henrick Kreijvenger, waarin de landrentmeester Gedeon van der Hoeven woont, welke landrentmeester zulks vernomen hebbende hem, Herman, en andere naburen om hulp aangeroepen heeft, alweer het onder andere gebeurd is dat hij op het erf van Jacob van Wetten staande en water puttende om daarmede te beschutten dat de brand geen schade aan de andere huizen, daaromtrent staande, dede door het vallen van de gevel van de voorzegde stal, die hij meende te wijken, jammerlijk aan zijn benen en lijf gekwetst en gebroken is geworden en, als de landrentmeester voorzegd overmerkt heeft zijn trouwigheid en dat hij een schamel arbeider zij en derhalve bewogen is geworden hem tot "vollust" van zijn krankheid te "succurieren", zo bekennen zij hiermede wie wel en de voorgemelde landrentmeester naar recht en redenen zulks te doen ongehouden is geweest dat hij hunluiden nochtans goedsmoeds uit gunst en niet van rechtswege geschoken heeft boven het geld, dat hij zo nu en dan heeft gezonden, nog 25 daalder voor zijn smart, pijn en elendt en hebben derhalve met hun broeder Claes, tegenwoordig wezende en hun andere broeder mede vervangende, verklaard en vastelijk beloofd en verklaren en beloven vastelijk de landrentmeester en zijn huisvrouw des voorgemelden ongeluks in gener wijs tot geenre tijd en plaats met woorden of werken na te houden noch op hem, landrentmeester, of zijn huisvrouw daarvan tot eniger tijd te quereleren en dat de landrentmeester en zijn huisvrouw met het voorzegde geschenk van hen en hunne ganse aanhang of vriendschap ganselijk zullen ongemolesteerd blijven, en hebben Herman en Gertgen e.l. en Claes Hoeffsmit voorzegd daarvoor te borge gesteld hun oom Bart Derckss, dewelke ook de borgtocht heeft aangenomen en zich verplicht om,
Datering:
30-11-1565
Folio:
107v-108r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
400
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
441 Comparuit Andries Aldthoff ter instantie van Lambert Herbertss met recht gebaad om kondschap der waarheid te geven op zekere vraagstukken, luidende van woord tot woord als hier nabeschreven volgt met voorgaande presentatie en beding van penninkgeld: - Item Lambert Herbertss heeft doen baden Andries Oldthoff, zijn zwager, om een getuigenis der waarheid op deze navolgende artikelen te geven en dat met zijn eed, den rechten genoeg wezende, te bestedigen en zijn ziel daarin te quiten, niet aanziende enige vriendschap of maagschap; - Dede Andries voorzegd zulks niet, wilde Lmabert des niet lijden om 100 gouden schild en de schade met recht daarbij; - Hierop zegt Andries Aldthoff dat hij zich vermits dezer zijner comparition ontledigd wil hebben de gehele aanspraak sampt penninkgeld en de schade met recht daarin begrepen en heeft voorts op de overgegeven interrogatiorien getuigd wie na ieder vraagstuk volgt: 1) in den eersten vraagt Lambert zijn zwager Andries of hij binnen Antwerpen daarbij geweest is dat Henrick Herbertss zijn broeder Lambert overgeteld heeft aan gelde 200 goud gl. met de verlopen pension? - op deze vraagstuk tuigde Andries voorzegd dat hij te Antwerpen is geweest met zijn zwagers Henrick en Lambert, averst heeft zijns wetens niet gezien dat Henrick enig geld Lambert, zijn broeder, overgeteld heeft; dan, zo hij in zijn koopcedul gevonden heeft van goed dat hij tenzelve maal gekocht had, zal hij de voorgemelde Lambert bewijzen en onderrichten waar de penningen gebleven zijn, want Lambert ettelijke goed, gelijk hij, deposant, in één koop had; dan hoeveel des gelds was, weet hij, deposant, niet "oertlichen" te zeggen; - ten anderen of Andries Oldthoff niet van zich gegeven heeft zijn eigen hand, bekennende daarmede dat Henrick Lambertss zijn broeder Lambert te kort gedaan had in hun erfscheiding en deling en dat ook de maaggescheidsvrienden zich beklaagd hadden als dat zij geen brief of zegel gezien hadden?
Datering:
29-11-1564
Folio:
74r-75r
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
400
Organisatie: Gelders Archief
 
 
 
 
 
Regest
437 Comparuerunt Jeronimus die Ticheler, Nael, Jan Lubbers huisvrouw, en Stijn Hollen, der waardinne dochter, ter instantie van Derck Oering gebaad en tuigen uit één mond dat zeker gevecht is geweest tussen Jan Bentinck, wonende opten Dorck, en Jan van Gies en Herman Sluijter en, als Johan Bentinck dapper geslagen werd, is hij uit den huize gestoten en op diezelve tijd is ook in het gelag gezeten Jan Derckssen en Jacob van Hall en meer anderen en als Jan Derckssen gezien dat Jan Bentinck alzo geslagen werd, sprak hij tot Jacob van Hall: "gevader, wer nhu oick billick dat wij al op eenen man lagen end sloeg"?, waarop Jacob tegen Johan voorzegd zeide: "gefader, wilt gy dan den schaepsdieff verdedingen"? en als Jan voorzegd zeide: hij croede zich des mans in het klein of groot niet, heeft Jacob van stonde aan Jan Derckssen met een kan "tho baden" geslagen en voorts op hem vallende met een opsteker tot meermalen gestoken gelijk zulks blijkt bij de wonden en zij, deposanten, en inzonderheid Jeronimus die Ticheler hebben en hen van de ander getagen en Jan Derckss in een kamer bij de haard gebracht; - tuigden Styn en Nael verder, als Jan Derckssen, in de kamer staande, zag dat zijn zoon door één gestoten werd, is hij weder uit de kamer gekomen, zijn mes in de hand hebbende om zijn zoon te redden en aanstonds heeft Jan Lubberss Jan Derckss om de hals gevallen, zeggende: "Jan, vrundt, hoe bloet gij sus"? zeide Jan: "dat heeft mijn neef Jacob mijn gedaan"; - mitsdien is Jacob van Hal wederom aangekomen, zeggende tot Evert van Oirde: "kom, laet ons die twe boesswichter vermoirden" (Jan Derckssen en zijn zoon menende) en heeft voorts onder Jan Lubbertss eens been doorgestoken in mening Jan Derckssen van onderen op te steken, hetwelk Jan Derckss ziende, heeft hij Jacob over Jan Lubbertssen her achter in zijn schouder, in de rug en tussen de "kambot" gestoken; en tuigden verder dat zij van Jan Derckssen niet één onmogelijk woord hebben gehoord,
Datering:
27-12-1564
Folio:
73r-73v
Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem
Inventarisnummer:
400
Organisatie: Gelders Archief