Comparant, Joannes Meens, verklaart een altijd durende erffpagt uitgegeven te hebben aan Hendricus Ploumen en zijn huijsvrouw Mechtel Kuken. Hendricus accepteert de pacht van huijs kaeme en neereken en stalleken, geleg aan de Haanbeuk.

Comparant, Simonis Weerdens, verklaart een schuld te hebben bij Godefridus, Petrus, Taddeus Landman. Ter verzekering van het terugbetalen van de schuld verobligeert comparant zijn woonhuijs met ap en depensien van dien, gestaan en gelegen binnen Heerlen, genoemd de Nieuwen Slagboom.

Comparant, Frederickus Scheepers, verklaart een schuld te hebben bij Jacobus Davering Hausen en diens kinderen. Als onderpand voor het terugbetalen van de schuld, verobligeert comparant zijn woonhuis en naastgelegen huijsje, en een coolhoff gelegen aan de Gasthuijsstraat, een stuk land in de Wolfscoul en een stuk land genoemd het Crom Boender.

Comparante, Johanna Elisabeth Eijmael, verklaart, voor en in naam van haar zuster Helena Eijmael, verpacht te hebben aan Joannes Pluijmen, de helft van een stuk land in het Heeswerveld onder de in de acte genoemde condities.