De gemeenteraad besloot in 1955 een commissie van advies, bedoeld in artikel 8 van de Woonruimtewet 1947 in te stellen en tegelijkertijd een verordening vast te stellen die de samenstelling, bevoegdheid en werkkring van die commissie regelde.
De Commissie van advies woonruimtezaken bestond uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, die door de gemeenteraad werden benoemd op voorstel van het college van B en W. Uit de commissieleden werd door B en W op voordracht van de commissie een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangewezen. De commissiesecretaris kwam of voort uit de commissieleden zelf of iemand van buiten de commissie werd als zodanig door B en W aangewezen.

Vanaf december 1957 al werd de woningtoewijzing zonder inschakeling van bovengenoemde commissie door het college van B en W uitgevoerd. Toen bovendien per 1 oktober 1958 een wettelijk verplichte (afzonderlijke) woonvorderingsadviescommissie van start zou gaan, werd bovengenoemde verordening uit 1955 ingetrokken, en daarmee de Commissie van advies woonruimtezaken uit 1955 feitelijk opgeheven.