In januari 1874 nam burgemeester De Raadt het initiatief een aantal vooraanstaande Dordtenaren in vergadering bijeen te roepen. Aanleiding was een circulaire van een dertiental burgemeesters aan de burgemeester van Dordrecht en andere ambtgenoten in het land. De bedoeling van de circulaire was dat er plaatselijk commissies werden opgericht om gelden bijeen te zamelen voor een nationaal geschenk aan koning Willem III ter gelegenheid van diens 25-jarig regeringsjubileum op 12 mei 1874.
Het huldeblijk zou aanvankelijk bestaan uit een voorwerp van goud of zilver. Later werd in nauw overleg met de koning bepaald dat het opgehaalde bedrag zou worden bestemd voor een door de koning aan te wijzen kunstinstelling.
De burgemeester vervulde het voorzitterschap van de in het leven geroepen Plaatselijke Commissie tot het aanbieden van een Nationaal Geschenk aan Koning Willem III, dat verder bestond uit een vijfentwintigtal leden.
De plaatselijke commissie heeft er inderdaad voor gezorgd dat onder de Dordtse burgerij geld werd opgehaald. Na aftrek van de kosten kon fl. 1.965,80 worden toegezonden aan de burgemeester van 's-Gravenhage die als penningmeester optrad en in februari 1874 per post de goede ontvangst van dit bedrag kon bevestigen. Er volgde in maart 1874 nog een nadere bijdrage van fl. 100, afkomstig van de penningmeester van de feestcommissie te Dordrecht. Ook daarvan bevestigde de burgemeester van 's-Gravenhage de goede ontvangst.

Daarmee was de taak van de plaatselijke commissie ten einde en werd zij ontbonden.