Uw zoekacties: Familiearchief Dirks

334-05 Familiearchief Dirks ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Familiearchief Dirks (1660) 1803-1892
1.1. Inleiding
334-05 Familiearchief Dirks
1. Familiearchief Dirks (1660) 1803-1892
1.1.
Inleiding
Het archief van de familie Dirks bevat slechts stukken van twee familieleden: Nolle Jans Dirks en zijn zoon mr. Jacob Dirks.
Nolle Jans Dirks (Leeuwarden ca. 1776 - 1863) was gehuwd met Atje Jacobs de Haan (Leeuwarden ca. 1781- 1845).
Hij was olieslager van beroep en bezat een molen aan het Vliet. In 1803 verkreeg hij het burgerrecht van de stad. Hij vervulde verschillende functies in Leeuwarden; zo was hij actief in de Schutterij en jarenlang lid van de gemeenteraad. Uit hoofde van deze activiteiten ontving hij een aantal stukken die hieronder worden vermeld.
Zijn zoon mr. Jacob Dirks (Leeuwarden 1811-1892) wist een vooraanstaande positie te verwerven. Hij trouwde in 1836 met Meintje Bolman (Leeuwarden, 1818-1886). Het echtpaar had één dochter, Atje Jacoba Frederika (1818-1884).
Na zijn studie te Franeker en Leiden promoveerde hij in laatstgenoemde stad op het oude veemrecht (1835). Vervolgens vestigde hij zich als advocaat te Leeuwarden, maar over zijn praktijk is niets bekend. Wel bezat hij er een steenbakkerij.
Gedurende de jaren 1849-1866 was Dirks lid van de Tweede Kamer. Hoewel hij door zijn politieke tegenstanders in een bepaalde tijd als 'weerhaan' werd bestempeld, was hij meestal toch een steunpilaar van de regering. Overigens werd hij als een conservatief politicus gezien. Nadat hij niet meer herkozen was als kamerlid, gaf hij er de voorkeur aan om in Den Haag te blijven wonen. Toen zijn poging om als lid van de Rekenkamer te worden benoemd was mislukt, besloot hij zich definitief in zijn geboortestad te vestigen. In de periode dat hij in Den Haag verbleef beheerde zijn vrouw de steenbakkerij. Na zijn terugkeer naar Leeuwarden verkocht hij het bedrijf om zo de tijd te kunnen vinden om zich aan studie te wijden. Daarnaast was hij van 1869-1892 lid van de Leeuwarder gemeenteraad.
Dirks was in 1852 voorzitter geworden van het Fries Genootschap. Deze functie bekleedde hij tot zijn dood. Jarenlang vond hij de Leeuwarder stadsarchivaris en boekhandelaar Wopke Eekhoff naast zich in het bestuur. Zij zetten zich met hart en ziel in voor het Genootschap. De redes die hij bij bepaalde gelegenheden voor het Genootschap hield, liet hij in druk verschijnen. Ook was hij een stuwende kracht bij de oprichting van het Fries Museum.
Zijn belangstelling ging echter het meest uit naar de numismatiek. Hij was een groot verzamelaar; van zijn hand verschenen veel publicaties op dit gebied. Zijn uitspraak in 1861 'dat de Numismatiek keine Spielerey is' zou er op kunnen duiden dat dit vakgebied nog geen groot aanzien genoot (Rede voor het Fries Genootschap).
In 1874 wees Dirks tijdens een bijeenkomst van de afdeling letterkunde van de Koninklijk Academie van wetenschap op de hiaten in de geschiedschrijving van de penningen uit de periode 1576-1813. Het was hem wel duidelijk dat een nieuw werk niet snel van de grond zou komen. Daarom trachtte hij zelf een bijdrage te leveren door zijn jaarlijkse artikelen in 'De Navorscher'. Hij had slechts de helft van zijn aantekeningen gebruikt voor deze stukken. Het overige materiaal liet hij in twee delen drukken.
Bij zijn zilveren huwelijksfeest in 1861 en ter gelegenheid van zijn 50-jarige lidmaatschap van het Fries Genootschap ontving hij - hoe kan het ook anders - een gedenkpenning. Ook bij andere gelegenheden ontving hij penningen. Hoewel hij zich dagelijks langdurig met studie bezighield, voerde hij toch geen afgezonderd bestaan. Hij bewoog zich op verschillende terreinen van de maatschappij.
De omvang van het archief bedraagt ongeveer 3 m. Alle stukken zijn openbaar.

Kenmerken

Omvang:
4,5 meter Standaardberging
Opmerking:
Auteur: B.H. de Vries
Categorie:
  • Zonder categorie
Archiefvormer(s):