Comparant, Nicolaes Smeets, verklaart af te zien van de togte van zeker stuk land. Hermanus Starrmans verklaart, ook namens zijn schoonzussen en zwager, dat hij de togtdoodinge accepteert. Verder verklaren hij aan de ene zijde en medecomparante, Marie Elisabeth Wetzels ter andere zijde, overeengekomen te zijn te komen tot de volgende permutatie. De eerste comparante draagt over aan de tweede een stuk land op den Caumer. Waar tegen de tweede comparante overdraagt aan de eerste comparant een part huijs, coolhoff en weijde en nog een coolhoff.