Uw zoekacties: Artikelen

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

Filter: bevrijdingx
beacon
72  artikelen
sorteren op:
 
 
 
 
Artikel
Luchtoorlog boven Houthem : Parachutist 1943 – Geulhem (2/2)
Datering:
2020
Titel:
Luchtoorlog boven Houthem : Parachutist 1943 – Geulhem (2/2)
Auteur:
Rob Odekerken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 27 (2020) nr. 53 (zomer), p. 13/22
Samenvatting:
VERVOLG 2/2

Het is opmerkelijk dat na 75 jaar de belevenissen van zowel Wiel Curfs als Paul Shipe vrijwel identiek zijn, terwijl het E&E report van Shipe tot op heden niet gelinkt was aan het voorval in Houthem.
Paul Shipe wist uiteindelijk vanuit Heerlen via Baarle-Nassau in Brussel te komen bij de ontsnappingslijn voor geallieerde piloten, genaamd “Comete”.
Deze organisatie werd in het geheim gerund door Anne Brusselmans, die hem persoonlijk heeft verhoord, en verantwoordelijk is voor de redding van honderden piloten met gevaar voor eigen leven. Daarna is hij naar Bordeaux en Dax verplaatst, en uiteindelijk rond 5 november via de Pyreneeën en Madrid vanuit Gibraltar naar Bristol in Engeland teruggevlogen op 29 november 1943. Een uitgebreide beschrijving van zijn ontspanningsroute is te vinden in zijn E&E rapport.

In 1958 werd Anne Brusselmans geëerd op de Amerikaanse televisie in het bijzijn van haar man, enkele piloten, en ook Paul Shipe, helemaal rechts op de foto.

Paul Shipe overleed op 22 januari 1992 te Danville, Pennsylvania op 73- jarige leeftijd. Hij was getrouwd met Regina Zlotorzynski en had 1 zoon Patrick en 2 dochters Jeanne Mayan en Barbara Buschmann.
Zijn dochter Jeanne Mayan schreef het volgende artikel in 1992:
Samenvatting2:
“I wish to inform you of the death of my father, Paul F. Shipe, who died in January. Dad was a quiet man who rarely spoke of his adventures during the war. He saw much suffering. An example of this was the time a Belgian family were killed because of their aid to American airmen. Once in a while though, Dad related his experiences with much animation. We could tell that he had been profoundly affected by all that had happened to him. “When I saw Anne Brusselmans on ‘I've got a Secret’ I knew she had written a book about the underground but it has been banned in the United States” he told his family. Anne Brusselmans had written to the producers of the TV show that her secret was she had helped hundreds of American soldiers during the war. Gary Moore and the producers asked her to come to New York City to appear on the show and to remember the names of five soldiers she had helped. Dad was one of them she remembered. So, he went to New York and was on live TV. I can't remember the year. It may have been 1958 or 1959. He was such a special person. We all miss him greatly.”


Bronnen

Wiel Curfs interview d.d. 11-11-2017
Joop Geijseninterview op DVD “Onderaards in oorlogstijd” van J. Silvertant, 2007, deel 1
Joop Geijsen“Oorlogsduet tussen Zuid en Noord”, 1992, pagina 52-61
Ron Pütz “Duel in de wolken”, 1994, pagina 58
Martin Middlebrook“The Schweinfurt Regensburg Mission”, 1983, pagina 191
Paul F. ShipeNational Archives, Escape and Evasion report E&E 237
I’ve got a secretAmerikaanse TV-show d.d. 12-10-1958
Jeanne MayanAir Forces Escape and Evasion Society, vol. 6, nr. 3, page 8, October 1992
MACR Missing Air Crew Report MACR 661



Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Luchtoorlog boven Houthem : Parachutist 1943 – Geulhem (1/2)
Datering:
2020
Titel:
Luchtoorlog boven Houthem : Parachutist 1943 – Geulhem (1/2)
Auteur:
Rob Odekerken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 27 (2020) nr. 53 (zomer), p. 13/22
Samenvatting:
Ter gelegenheid van haar éénjarig verblijf in Engeland voerde de Amerikaanse 8th Air Force Division op 17 augustus 1943 een ongekend zwaar bombardement uit op Nazi Duitsland, de beruchte Schweinfurt/Regensburg missie.
De Amerikaanse luchtmacht (USAAF) voerde haar missies uit met zwaar bewapende B-17 bommenwerpers, ook wel de “Flying Fortresses” genoemd. Er werd in formaties gevlogen onder begeleiding van P47 Thunderbolt escortejagers, en de intentie was de doelen overdag met hoge precisie uit te schakelen. De bemanning van één bommenwerper bestond uit ongeveer tien man, waarvan ieder een eigen taak had.

Die bewuste dag vlogen er honderden B-17 bommenwerpers over Zuid-Limburg.
Als eerste zouden de Messerschmitt vliegtuigfabrieken in Regensburg gebombardeerd worden, en later op de dag de kogellagerfabrieken in Schweinfurt. Door weersomstandigheden zat er een onvoorziene 3½ uur tijdsverschil tussen de missies, waardoor de Luftwaffe op haar hoede was bij de Schweinfurt missie. Ondanks de verliezen bij de slag om Engeland in oktober 1940 en de discutabele leiding van Hermann Göring was de Luftwaffe nog steeds slagvaardig. De Duitsers hadden inmiddels hun eigen radarstations verder ontwikkeld en konden zo de naderende formaties B-17 bommenwerpers nog beter spotten vanaf diverse locaties in Nederland.

Zo gebeurde het dat rond 11:30 uur een B-17 met nummer 42-3227 in formatie opsteeg vanaf de RAF-basis Ridgewell (bij Cambridge) en reeds rond 13:15 uur boven Geel (België) frontaal werd aangevallen door Duitse jagers. Het toestel was niet meer te redden en verliet de formatie, en de piloot gaf rond 13:30 u opdracht aan de bemanning om eruit te springen nadat hij het op de automatische piloot had gezet met de bommen nog aan boord. Alle inzittenden hebben het overleefd dankzij hun parachute. Het toestel is uiteindelijk doorgevlogen vanuit Geel over Houthem en rond 14:15 uur gecrasht nabij de boerderij van de familie Xhonneux in Obsinnich bij Teuven (België).
Samenvatting2:
Forkner wist onder te duiken in de Brusselsestraat 120 te Maastricht en keerde op 18 september 1943 terug in Engeland via de ontsnappingslijn “Comete”.
Kelly, Hyatt, Stease en Shattuck werden opgepakt door de Duitsers, lot onbekend.

Vincent werd in Geulle opgepakt en belandde in Stalag Luft III (Brandenburg, Duitsland).
Shipe landde in Houthem in de weide nabij de familie Curfs aan de Geulweg, en wist via het verzet en de ontsnappingslijn “Comete” in Engeland terug te keren op 29 november 1943 vanuit Gibraltar.
Horton en Sobolewski landden in Geulle en doken onder op zolder van de familie Hennekens te Beek. Ze wisten via Brussel en de ontsnappingslijn “Comete” in Engeland terug te keren op 24 januari 1944 vanuit Douarnenez (Bretagne, Frankrijk).
Chew werd in Ulestraten opgepakt en belandde in Stalag Luft XVIIB (Krems, Oostenrijk).

Ooggetuige
Ooggetuige Wiel Curfs weet zich de parachutist als volgt te herinneren (letterlijk citaat uit een interview in 2017):
“Er is in 1943 een parachutist afgekomen in een weiland bij de Bronsdalgroeve. Hij zag mij en er kwamen mensen aan die hem hadden zien dalen, en hij wist in eerste instantie niet wat hij moest. Hij kwam neer en stond om zich heen te kijken, pakte zijn hele hebben en houwen bijeen en rende op de Geul aan. Daar smeet hij zijn parachute in het water, maar die dreef niet af en bleef hangen. Er stond een oude veldschuur die was afgesloten met een hekwerk en er stonden twee tonnen. Hij rende achter de schuur, en deed zijn overall uit, waaronder hij een uniform aan had. De overall deed hij in een ton die hij omdraaide. Ik ging naar hem toe en liep met hem mee, deed het hekwerk open. Hij zei tegen mij “good boy”, en liep daarna het bruggetje over, en toen stond ie tussen de mensen in, te kijken. Toen nam een jongeman met een wollen kabeltrui * de parachutist bij de arm, en dat was het einde van mijn observatie.
Hij (de parachutist) was over de brug heen, en de jongeman nam hem mee.
Samenvatting3:
Daar heeft de parachutist zich verschanst achter een ontluchtingskoker, en opeens waren ze weg. De Duitsers hebben daarna grondig naar de parachutist gezocht. Er stond een hooimijt en daar stootten ze in. Toen ze naderhand bij Mam kwamen vragen waar de parachutist gebleven was, zei ze tegen de Duitser: “Weet ik niet, als je hem moet hebben dan zoek je hem maar! Hier is hij niet!” Ik stond naast mijn moeder. Mam zei tegen mij: “Kijk voor je!” Toen stelde de Duitser aan mij dezelfde vraag, en heb ik voor de eerste keer in de loop van een wapen gekeken. Ik dacht “Jesus noch aan toe, dat is afgelopen!” Dat 9 mm gaatje van een Schmeisser werd zo’n gat! Maar het was niet afgelopen, het ging goed, en we kwamen ervan af. De parachutist was veilig!”
“Ze hebben hem niet gekregen. Hij is van daaruit weggebracht op een fiets, en terwijl hij wegfietste bekeek de piloot zich alles heel goed. Ik dacht dat dat nog wat ging geven als die terugkwam in Engeland, waar hij natuurlijk ging rapporteren over hetgeen wat hij gezien had **. En zo was het ook: zes weken later zaten de Spitfires erop! Er is toen gemitrailleerd geworden. Die schoten er zonder pardon op, zo van: we weten waar jullie zitten. Toen werd in allerijl door de Duitsers alles gecamoufleerd, maar het kwaad was geschied. Er zijn toen nog 7 of 8 Belgische werkslaven doodgebleven, vlak boven de ingang tegen de hoge bergwand, omdat ze niet konden wegvluchten. Het geheel duurde maar een ogenblik.”

* dhr. Horsmans, bouwingenieur bij de nabije kalkbranderij van Schunck, met connecties bij het verzet, zou hierbij indirect een rol gespeeld kunnen hebben. Hij zal zeker de Engelse taal hebben beheerst.
** hier refereert Wiel aan de werkzaamheden voor de ondergrondse oorlogswerkplaats van de Duitsers.

Opmerking:
Deze gebeurtenis wordt ook omschreven in het dagboek van de in de grotten ondergedoken Joop Geijsen. Hierin staat een foto van het kompas van de parachutist.
Samenvatting4:
In een gefilmd interview vertelt Joop Geijsen dat hij het kompas in de zoom van het uniform van de piloot heeft gevonden.
Onderstaande afbeeldingen tonen een vergelijkbaar kompas, verstopt in een knoop. Waar het uniform en kompas nu is, is onbekend. Tevens zou er nog een sjaal met landkaartprint van de piloot bestaan.

Parachutist Paul Shipe meldde het volgende bij zijn debriefing in Engeland op 30 november 1943 [vertaald uit het Engels door auteur]:
“Op de weg naar ons doel te Schweinfurt werden we frontaal aangevallen door jachtvliegtuigen [Fw-190 met gele markering] . Motor 1 stond in brand, nr. 2 was geraakt en sproeide olie over mijn geschutskoepel, en nummer 3 haperde. Ik vuurde tevergeefs een lichtkogel af [vanuit de bovenste koepel] om onze escorte jagers te attenderen. Deze waren echter omgedraaid. De piloot Forkner gaf de order eruit te springen, en ik zag Kelly, Hyatt en Vincent springen. Ik deed een parachute aan en Forkner sprong achter me aan. Het vliegtuig stond op de automatische piloot. Ik was eruit boven 6.4 km en was van plan mijn sprong uit te stellen, maar na 15 seconden begon ik duizelig te worden dus trok ik aan het koord. Ik zag een groot dorp onder me maar realiseerde me dat ik ervan wegdreef. Ik landde in een veld nabij de Geul bij Houthem . Er waren enkele mensen een paar honderd meter verderop, allemaal roepend naar mij. Zodra ik uit de parachute was rende ik langs de rivier – niet lettend op de mensen - en stopte een keer om mijn parachute en vliegerslaarzen te verstoppen in een struik. Ongeveer 270 m van waar ik was geland was een brug die ik overging want er waren hoge heggen voor me als ik aan deze kant van de rivier bleef. Van de brug af komend trof ik een grote menigte mensen die schreeuwden “Deutsch? Allemand?”. Het was voor mij onmogelijk te begrijpen wat ze zeiden, en ik wist toen niet wat deze woorden betekenden. In ieder geval kon ik uit hun gebaren niet opmaken welke kant ik uit moest.
Samenvatting5:
Ik ging naar links toen ik de brug over ging om van de mensen weg te komen. De vrouwen hielden hun kinderen terug die me wilden volgen. Een jongeman vloog uit de groep en zat me achterna ondanks dat ik probeerde hem kwijt te raken. Hij bleef me vragen of ik Duits of Nederlands was, zoveel verstond ik nog ondanks dat hij geen Engels sprak. Uiteindelijk, in mijn irritatie, vertelde ik hem dat ik Amerikaan was. Toen hij dat hoorde pakte hij mijn arm en stopte me, zeggend dat hij me kon helpen. Ik volgde hem van de weg af en een helling op waar hij me verstopte in wat struiken. Ik was niet meer dan 100 meter van de brug waar ik overeengekomen was, en ik had een goed overzicht van het landschap waarin ik was geland. Voordat de jongeman vertrok begreep ik dat ik hier blijven moest tot hij terugkwam.
Niet meer dan een paar minuten nadat hij was verdwenen arriveerden zes politiemannen ter plekke en begonnen een zoektocht. Als eerste waren ze in de velden waar ik was neergekomen en een van hun vond mijn parachute en vliegerslaarzen. Hij hield ze omhoog en riep naar alle anderen, die hem vergezelden. Toen zochten ze langs de rivieroever, en uiteindelijk aan de kant van de rivier waar ik verstopt zat. Enkele burgers hielpen de politie en ze gingen door het struikgewas. Een van hen stapte bijna op me ondanks dat ik mij zover mogelijk onder de struik verstopt had als mogelijk was. Hij gaf geen signaal te weten dat ik er verstopt zat, maar door de ijver waarmee hij zocht, en de ijver waarmee hij de exacte plek waar ik lag vermeed, voelde ik dat hij wist dat ik er was.
Nadat de zoekers het struikgewas verlieten kroop ik terug naar waar ik de weg weer kon zien. Een politieman patrouilleerde in mijn zicht iedere paar minuten. Een andere politieman was op de brug en een uur later liep een Duitse officier naar hem toe. Ze spraken ongeveer 30 minuten. Voordat de Duitse officier vertrok vuurde hij meermaals in een struik op de helling boven me.
Samenvatting6:
De politieman bleef patrouilleren, en in de schemering kroop mijn vriend naar me toe door de bosjes. Terwijl hij dit deed leidde een vriend van hem de politieman op de brug af door met hem in gesprek te gaan. Een hoop rare dingen waren gebeurd die ik niet begreep, maar ik denk dat sommige politiemensen wisten waar ik verstopt zat omdat ik hen zag spreken tegen de kinderen, en al wijzend hun hoofd zag schudden, alsof ze de kinderen wilden waarschuwen voor iets.
Toen mijn vriend naar me toe kroop gaf hij me een horloge en wees naar 22:00 u op de wijzer, aangevend dat hij dan zou terugkomen. Hij was rond die tijd terug met drie mannen. Twee van hun hadden fietsen. We fietsten, 2 op een fiets, naar een oude steengroeve, ongeveer op 400 m afstand waar ik civiele kleding aantrok. We fietsten daarna naar een huis in Heerlen waar de rest van mijn reis was gearrangeerd.”


Zie VERVOLG 2/2
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Bijzondere ontmoeting op de Eyserbosweg in Elkenrade n.a.v. zoektocht door Marc Hermans
Datering:
2020
Titel:
Bijzondere ontmoeting op de Eyserbosweg in Elkenrade n.a.v. zoektocht door Marc Hermans
Auteur:
Yvonne Limpens-Blezer
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 27 (2020) nr. 53 (zomer), p. 8/13
Samenvatting:
Situatie ten tijde van de oorlog
Het kinderrijke gezin Blezer-Diederen woonde met hun negen kinderen aan de Cremerstraat 16 te Broekhem, toen in 1943 de vader van het gezin plotseling op 42-jarige leeftijd overleed.
Vanwege dit overlijden werd Maria - één van de dochters uit het gezin - bij haar grootouders in Elkenrade ondergebracht. Haar jongste broertje André was toen pas ongeveer acht weken oud. Caspar, de oudste van de kinderen was 15.
De kinderen uit het gezin hielpen hun moeder met al het huishoudelijk werk in en rondom het huis. Voor de moeder van Maria was het een zware opgave om het overlijden van haar echtgenote te verwerken en daarnaast als enige ouder te moeten zorgen voor een groot gezin met opgroeiende kinderen, in een tijd en in een land dat werd getergd door de grote oorlog.

Bevrijding
Tijdens de bevrijding kwamen de geallieerden, de Amerikanen, naar Elkenrade. Ze bemanden daar in de buurt in het geheim iets, dat ze moesten bewaken en beschermen. Niemand mocht weten wat ze op dat zwaar bewaakte terrein deden. Dit was topgeheim!
Later bleek dat bovenop het plateau van de Eyserbosweg (de plek waar tegenwoordig de grote zendmast staat) de belangrijkste luchtradarpost aan het westelijk front opgesteld stond, die door het peloton van Fischer, sergeant in het afweergeschutbataljon van het 9e Amerikaanse leger, bewaakt moest worden.
Dit was strategisch een bijzondere plek, omdat ze van hieruit Nederland, België en Duitsland konden zien en zodoende de vliegtuigen van de vijand konden zien aankomen. Deze plek was de belangrijkste plek met een bijzondere radarinstallatie aan het westfront.

De militairen sliepen eerst in tenten en naderhand werden ze ingekwartierd bij de mensen in het dorp Elkenrade. Robert Fisher (ook wel eens Bob genoemd) verbleef samen met een aantal militairen/kameraden destijds bij familie Blezer-Janssen.
Samenvatting2:
Gedurende een aantal maanden werden drie kamers ter beschikking gesteld waar ze konden verblijven in hun vrije tijd. Er werd voor hen gekookt en de was gedaan. De familie deed er alles aan om het de militairen naar hun zin te maken. De militairen waren heel dankbaar en blij met de gastvrijheid en het warme onderkomen. Eens te meer toen het weer zeer slecht en koud werd. Het groepje geallieerden dat in Elkenrade verbleef, bestond uit 9 personen.

Henry Kissinger
Bij de militairen die in het Heuvelland (Eys) bivakkeerden, bevond zich tevens een zekere Henry Kissinger, een Duitser die door Hitlers idealen tot Jodenvervolging, met zijn familie in 1938 naar New York verhuisde. In 1943 verkreeg Kissinger de status van Amerikaans staatsburger. Later zou hij in de Verenigde Staten van 1969 tot 1975 dienen als nationaal veiligheidsadviseur. Vanaf 1973 verkreeg hij een dubbelfunctie als Minister van Buitenlandse Zaken onder het bewind van presidenten Nixon en Ford. In datzelfde jaar kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede toegekend.
Kissinger was commandant van de radarpost in Eys.

Robert Fisher
Maria kwam als jong meisje in contact met Robert Fisher en zijn kameraden. Na een poosje, toen hun opdracht was vervuld, moesten de geallieerden verder oprukken naar Duitsland. Het vertrek uit het Zuid-Limburgse dorpje betekende echter niet dat het contact ophield te bestaan. Maria bleef contact houden met Robert Fisher via de post. Zo werden er regelmatig brieven geschreven en foto’s gestuurd.
Robert Fisher hield zelfs nauwkeurig een dagboek bij, waarin hij niet alleen waardevolle informatie schreef over de oorlogsgebeurtenissen, maar ook leuke en fijne dingen die hij meemaakte vastlegde. Zodoende konden zijn twee zonen lezen hoe het in de oorlogstijd geweest moest zijn, zodat zij zich hiervan een beeld konden vormen.
Samenvatting3:
Robert bracht Maria en haar gezin, zo’n veertig jaar geleden, nog een keer een bezoek en wilde ook het dorp waar hij toen verbleef, nog graag eens terugzien. Tot aan zijn dood in 2004 bleef Maria contact met hem houden, wat al heel bijzonder is.

Zoektocht
Robert Fisher’s zoon wist af van de correspondentie tussen zijn vader met Maria. En ook wat Maria voor zijn vader had betekend. De brieven, kaarten en foto’s die zij had gestuurd, heeft hij allemaal goed bewaard.
In één brief die hij destijds heeft gestuurd, valt te lezen hoe goed ze het bij de familie Blezer-Janssen hadden gehad. Hij vond dat helemaal geweldig. Hij was bijzonder dankbaar voor de gastvrijheid van de familie en het warme onderkomen dat ze gekregen hadden.
Robert’s zoon Bob wilde toch graag na zijn vaders dood weten wie die Maria was. Graag wilde hij haar in levende lijve ontmoeten. Hij kende haar alleen via de correspondentie, foto’s en verhalen. Aangezien Maria niet meer op het correspondentieadres woonde en verhuisd was, was het een hele opgave om haar te kunnen vinden. Waar zou ze nu wonen? Zou ze überhaupt nog in leven zijn?
Bob’s zoektocht kon beginnen.

Elkenrade
Het enige aanknopingspunt was het dorp Elkenrade, bij de familie Blezer waar zijn vader ten tijde van de oorlog ingekwartierd was geweest. Dat was het enige wat echt duidelijk was. Met dit gegeven is hij in de zomer 2019 naar Nederland gekomen en in het dorpje gaan zoeken naar de familie of in ieder geval, mensen die van het bestaan van Maria en familie Blezer afwisten en hem verder konden helpen…..
Samenvatting4:
Iemand die getuige is van dit gebeuren is Marc Hermans, die in Elkenrade woont. Hermans vertelt: "Ik zag iemand langzaam door de straten struinen, mijn eerste gedachte was dat het een inbreker was. Die persoon heb ik toen aangesproken, maar het bleek geen boef te zijn, maar een Amerikaan die op zoek was naar de Limburgse familie Blezer. We hebben toen het hele dorp gemobiliseerd. Een oproep via de radio gedaan.”
De dochter van Maria hoorde toevallig deze oproep op de radio toen ze in haar auto zat, op weg naar haar moeder. Daar wilde ze uiteraard het fijne van weten. Waarom waren ze nu precies naar haar en haar familie op zoek? Zo vertelde Marc Hermans van de Limburgse provinciale radio- en televisieomroep L1, dat het daadwerkelijk haar moeder betrof waar ze naar op zoek waren. Eindelijk leverde de zoektocht resultaat op en was de mysterieuze Maria Blezer gevonden.
Heden ten dage heet Maria volledig Maria Blazejewski-Blezer, nu 87 jaar oud en wonende in een verzorgingshuis in Epen.

Ontmoeting in september 2019
Exact 75 jaar na de bevrijding van Limburg, is er een eind gekomen aan een jarenlange zoektocht.
Robert’s zoon stond op 14 september jl. oog in oog met Maria Blezer. De ontmoeting vond plaats op de bijzondere plek waar het 75 jaar geleden om ging, de geheime radarpost bovenop het plateau aan de Eyserbosweg. Aldaar vond de hereniging tussen de families Blezer en Fisher plaats.
Bob Fisher kon zijn tranen nauwelijks bedwingen. Fisher: "Sorry, maar ik ben echt emotioneel, ik kan wel huilen nu. Ik wist het onbewust wel, maar nu zie ik hoe belangrijk Maria is geweest in het hele leven van mijn vader. Een heel leven lang hebben ze contact met elkaar gehouden. Dat maakt mijn terugkeer hier zo speciaal, de cirkel is nu echt rond!"
Samenvatting5:
Meer info is ook te verkrijgen bij Marc Hermans van L1.
Hij heeft mede de zoektocht gedaan en ook op zijn initiatief vond de ontmoeting plaats op die bijzondere plek. Er is ook nog steeds een video te zien, een stukje uit de uitzending van L1 met onderstaande link:

Thank you Maria & Bob:
https://www.youtube.com/watch?v=bNxaGVNqW8U
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Schuilplaatsen (buitenshuis) rond Houthem vóór en tijdens de bevrijding
Datering:
2019
Titel:
Schuilplaatsen (buitenshuis) rond Houthem vóór en tijdens de bevrijding
Auteur:
Jos Lodewick
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 26 (2019) nr. 51 (zomer), p. 22/29
Samenvatting:

In september is het 75 jaar geleden dat Zuid-Limburg bevrijd werd.
In Houthem gebeurde dat van 14 tot 17 september. Voor de inwoners waren dat bange dagen. Bij het begin van de oorlog hadden eigenlijk geen gevechtshandelingen plaats gevonden, alleen wat voorbij trekkende Duitse troepen.
Nu belandde men door de natuurlijke barrière, die de Geul vormde, opeens enkele dagen midden in het front tussen de oprukkende bevrijders en de terugtrekkende bezetters. Natuurlijk waren er gedurende de 5 oorlogsjaren ook wel eens spannende momenten als er - bij voorkeur ’s nachts - luchtalarm was in verband met overvliegende bommenwerpers richting Duitsland. Dat leidde echter zelden tot echt gevaarlijke situaties. Behalve in 1941 toen door de Duitsers een Engelse bommenwerper werd beschoten, die neerstortte in een weiland in Geulhem.
Toch zochten mensen dan soms ook beschutting in de grotten en ook in hun kelders. Ook waren er gedurende de oorlogsjaren de nodige onderduikers, die een veilige plek zochten. Die vonden ze vaak in de mergelgrotten langs de Geul. In de dagen van de bevrijding zocht een groot deel van de Houthemse bevolking daar ook beschutting tegen de kogels en granaten, die van twee kanten over hen werden afgeschoten. De vanuit het zuiden oprukkende Amerikaanse troepen werden aanvankelijk tegengehouden door de Geul. De Duitsers hadden de bruggen daarover zoveel mogelijk vernield. Het aanleggen van noodbruggen duurde een tijdje vanwege de granaten die door Duitse kanonnen vanaf de noordelijke hellingen werden afgeschoten. Ook hadden de Duitsers loopgraven aangelegd van waaruit ze de oprukkende bevrijders beschoten. Verder moesten eerst de restanten van de oude bruggen opgeruimd worden alvorens er nieuwe noodbruggen aangelegd konden worden.
Samenvatting2:
Tussen die twee schietende partijen bevonden zich dus de inwoners van Houthem. Wie over een geschikte kelder beschikte, hield zich daar natuurlijk schuil, vaak met gezinnen van de buren. Maar anderen zochten hun toevlucht in grotten.

John Odekerken heeft gedurende een groot aantal jaren, onder andere door gesprekken met ooggetuigen, gegevens verzameld over gebeurtenissen in Geulhem, Broekhem en Houthem gedurende de Tweede Wereldoorlog. Mede aan de hand daarvan geven we hier een beknopt overzicht van schuilplaatsen - buitenshuis - die door de bewoners destijds gebruikt werden.

In de bosrand van Geulhem langs de Geul richting Meerssen liggen verschillende grotten. De grot achter het voormalige café “De Woudbloem”, aanvankelijk bewoond door Mathieu Curfs, later door Sjir Janssen, blokbreker en mergelwerker, was een belangrijke schuilgrot (in de Dölkesberg). Met name hielden zich daar aanvankelijk diverse jonge mannen uit Meerssen schuil.
Het betrof onder andere studenten, die weigerden de zogenaamde Ariërverklaring te tekenen en anderen die aan de Arbeitseinsatz in Duitsland wilden ontkomen. De onderduikers verbleven in totaal ongeveer 10 maanden in deze grot, maar ook enige tijd in de tegenoverliggende Dassenberg.

Pierre Schunck
Pierre Schunck, onder meer directeur van een wasserij in Valkenburg, was al vanaf het begin van de oorlog betrokken geraakt bij het in veiligheid brengen van mensen, die op de vlucht waren voor de bezetter. Sinds 1943 was hij formeel betrokken bij het Georganiseerd Verzet onder de alias Paul Simons. Hij werd leider van het rayon Valkenburg van het district Heerlen van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Het district Heerlen werd in 1943 opgericht.

Op de website van de familie Schunck vinden we een duidelijke omschrijving van deze ‘duikherberg’.
Samenvatting3:
“Er waren twee geheel van elkaar onafhankelijke grotten. De eerste grot, vanuit Valkenburg gezien, lag achter de kalkoven en was zeer regelmatig aangelegd in vierkante vakken gevormd als blokbrekersgroeve. De enige ingang lag voor iedereen open en bloot zichtbaar. De tweede grot was niet bestemd voor mergelwinning. Zijn ingang lag vrijwel verscholen in het groen, slechts via een steile helling bereikbaar. Voor de ingang lag het huisje van Sjir Jansen. Er diende een vluchtmogelijkheid te zijn, als de ingang werd geblokkeerd door de vijand. Dit geschiedde door het leegkrabben van een kleipijp die uitgang bood op de Bergerhei en die goed diende gecamoufleerd te blijven door het struikgewas.”

Tijdens de bevrijdingsdagen had een groot aantal inwoners, voornamelijk uit Vroenhof en Geulhem, zijn toevlucht gezocht in de Bronsdalgroeve. Reeds op donderdag 14 september was er contact met de bevrijders, maar naar huis terugkeren was toen nog geen optie aangezien Houthem nog niet bevrijd was. Dat gebeurde pas op zondagmiddag, de 17e september. Bekend is dat in deze grot leden van de families Curfs, Suylen, Odekerken, Suijkerbuijk, Roosen, Creuwels, Bemelmans en Hermans verbleven. Maar waarschijnlijk waren er nog veel meer.

Ook langs de Geulhemmerberg en in de bosrand richting Valkenburg zijn tengevolge van de mergelwinning in de loop van de voorbije eeuwen diverse grotten ontstaan. Deze werden eveneens tijdens de oorlog en vooral tijdens de bevrijdingsdagen gebruikt om te schuilen. Zo zochten de families Mevis-Brouns en hun overburen Heijnens-Bessems onderdak bij het hotel Schoonzicht van de familie Jaspers-van Kan (nu hotel de Brakkeberg). Bij luchtalarm trok iedereen naar de erachter gelegen mergelgrot. Ook de kappersfamilie Didden-Corten uit de St. Gerlachstraat was daar aanwezig evenals nog enkele families uit Berg.
Samenvatting4:
De familie Frijns-Hollanders (met 6 personen) trok tijdens de laatste dagen van de oorlog naar de Kloostergroeve. Hiervoor werd door de weilanden van boer Erens getrokken en bij het theehuisje van de baron staken ze via het ophaalbruggetje de Geul over. Ook de families Voncken-Bosten (met 6 personen) en Bosten-Claessens vonden daar beschutting, samen met een boer uit Berg die er de koeien ’s nachts in onderbracht.

Er waren in Geulhem nog meer grotten om te schuilen, zoals bijvoorbeeld de Koepelgrot en de Geulhemmergroeve. Hiervan is niet bekend of er ook mensen uit Houthem in geschuild hebben.

Voor informatie daarover houden we ons aanbevolen. Dat geldt ook voor aanvullende informatie op de genoemde namen en over andere schuilplaatsen.

Verschillende gezinnen uit Strabeek verbleven tijdens de bevrijding in een grot aan de rand van het Ravensbos. Deze vrij diepe gang is waarschijnlijk ontstaan doordat men er mergel gewonnen heeft voor de bouw van het huis van Leopold, graaf de Marchant et d’Ansembourg alsmede voor de boerderij van boswachter/jachtopziener Jupke Knols. De grot is momenteel moeilijk bereikbaar en door struikgewas aan het oog onttrokken. In deze grot vonden 30 à 40 mensen, waaronder een groot aantal kinderen, een schuilplaats. Van de families Thewessen, Mulders, Schümer, Rutten, Aarts, Kleinen, Notten, Rooden en Janssen is dat met zekerheid bekend, maar wellicht waren er ook hier nog meer.

De familie Brouwers uit Broekhem heeft de bevrijdingsdagen in de Heidegroeve tegenover bierbrouwerij De Leeuw doorgebracht. Waarschijnlijk hebben ook daar meer inwoners een veilig heenkomen gezocht.

Verdere schuilplaatsen waar inwoners van de voormalige gemeente Houthem beschutting vonden werden ons niet genoemd.