Uw zoekacties: Huis Overcinge te Havelte Artikelen

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

Filter: waterputtenx
beacon
25  artikelen
sorteren op:
 
 
 
 
Artikel
Villa Diana
Datering:
2019
Titel:
Villa Diana
Titel tijdschrift:
Kijk op Valkenburg
Afleveringsnummer:
Kijk op Valkenburg, 10 (2019) nr. 2, p. 20-21
Samenvatting:
In de rubriek 'Binnen kijken bij...' bezoeken we bijzondere huizen en hun bewoners. Deze keer waren we te gast in de markante Villa Diana in Broekhem.

Art Nouveau
De voorgevel van het pand, dat geheel is opgetrokken uit mergel, valt onder de monumentenzorg. In een document van de Rijksdienst van Monumentenzorg is te lezen dat de villa in 1902 is gebouwd in opdracht van de heer Reijntjes. Het pand beschikt over elementen van het 'eclecticisme'. "Alle elementen zijn authentiek en in oorspronkelijke staat" licht Jan toe. "Van de hoge plafonds met de ornamenten tot de glas-in-loodvensters boven de deur die worden aangemerkt als Art Nouveau." Veel heeft het echtpaar dan ook niet veranderd aan het huis.
De villa dankt haar naam aan de dochter van architect en is prominent op de gevel aanwezig. Maria: "In eerste instantie wilde ik die naam van de gevel afhalen, want wat voegt zo'n 'vreemde' naam toe aan ons huis? Maar omdat het een monument is, mocht dat niet. Nu ben ik er blij mee. Het is ook wel makkelijk als gasten ons willen bezoeken. Dankzij de naam zijn we snel te vinden."

Vredesvlam
Jan en Maria zijn beide creatief en kunstliefhebber. Op veel plekken in de woning is kunst te bewonderen waaronder Maria's eigen werken. Haar moderne, abstracte doeken combineren geweldig goed met de klassieke stijl van de woning. Maria verruilde haar baan in de psychiatrie voor een relatief onzeker bestaan als kunstenares om meer tijd met haar kinderen te kunnen doorbrengen. Al snel bleek haar stijl aan te slaan bij het publiek. Nu exposeert ze in diverse galeries.
Ook de uit Meerssen afkomstige Jan besloot zijn baan in het basisonderwijs na 21 jaar vaarwel te zeggen. Hij volgde een opleiding tot goudsmid en werkt nu zijn vanuit zijn eigen atelier aan huis waar hij sieraden ontwerpt en vervaardigd, meestal in opdracht van klanten. Jan en Maria zijn tevens de ontwerpers van de 'Vredesvlam', het monument dat op het de grasveld van de Sint Nicolaas- en Barbarakerk is te bewonderen.

Samenvatting2:
Romeinse put
Toen drie van hun vier kinderen het huis hadden verlaten, besloten ze de vrijgekomen ruimte te verhuren als vakantieappartement. Net als het woonhuis is dit met veel smaak en gerieflijk ingericht. Bijzonder is de glazen plaat in de vloer die een doorkijk geeft naar een oude Romeinse waterput die lange tijd verborgen is gebleven. De put kwam tijdens de verbouwwerkzaamheden tevoorschijn.
Wilt u Villa Diana met eigen ogen van binnen zien? Dat kan! Op vrijdag 13 december van 19 tot 22 uur en op zaterdag 14 en zondag 15 december tussen 13 en 17 uur is er open dag in de villa. U kunt dan tevens de werken van Maria en Jan bezichtigen.



Foto's:
- Jan en Maria met op de piano een miniatuurversie van de door hen ontworpen vredesvlam
- Eyecatcher in de woonkamer is de kast met deuren uit een Indiaas klooster
- Jan besloot zijn passie te volgen en liet zich omscholen tot goudsmid
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Een voorloper van de kerk van St. Gerlach had een veel oudere traptoren dan eerst gedacht
Datering:
2014
Titel:
Een voorloper van de kerk van St. Gerlach had een veel oudere traptoren dan eerst gedacht
Auteur:
Doeke Krikke
Titel tijdschrift:
Rondom het Heiligdom St. Gerlach Houthem
Afleveringsnummer:
Rondom het Heiligdom St. Gerlach Houthem, 2014, p. 87-93
Samenvatting:
Zoals ondergetekende al in zijn ‘Dagboek van een opgraving’ aangehaald heeft, had een voorloper van de huidige kerk van de parochie St. Gerlach een traptoren. De vorm van deze toren is niet bekend. In mijn boek staat een foto die laat zien dat deze toren zal hebben gestaan op een vierkant basement met sterk afgeronde hoeken. In het fotobijschrift staat er bij te lezen “een min of meer vierkante toren met sterk afgeronde hoeken”.
Omdat de schrijvers A.G. Schulte en A.A.M. Warffemius van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in hun boek zondermeer schreven over een ronde traptoren is er dus een belangrijk verschil. Ook omdat ze het opgegraven funderingsbasement rond bleven weergeven in de tekeningen , is het duidelijk dat men daardoor iets belangrijks over het hoofd heeft gezien!
Had men de genoemde foto iets beter bestudeerd, dan zou men gezien hebben dat de zuidzijde (op de voorgrond van de foto) van dit basement, sterk schuin loopt t.o.v. de daarop staande, thans nog bestaande, zuidelijke kerkmuur. Dit is van belang omdat men aan dat voorste vlak kan zien hoe dit zich verhoudt tot de, in de tekening aangegeven muur ten zuiden van de huidige kerk. Deze muur behoort, volgens Warffemius, bij periode II. Deze periode ligt tussen de verwoesting van 1574 en de brand van 1655. Na de inname van Maastricht door Parma in 1579, breekt er even een rustige periode aan voor kerk en klooster St. Gerlach. Hierdoor krijgt men de kans om de schade te herstellen. Helaas werd het gebouwencomplex in 1588 door de troepen van Willem van Oranje alweer verwoest en in brand gestoken. En vlak erna opnieuw hersteld.
Samenvatting2:
Volgens mij heeft men, in die periode van vlak na die laatste verwoesting en het herstel dat daarop volgde, de traptoren boven het bij de opgravingen van 1995 en 1996 gevonden funderingsbasement afgebroken en het ontstane gat in de zuidelijke kerkmuur dichtgemetseld.
Ten tijde van genoemde opgravingen en restauratie van het complex viel mij op, dat er een naad te zien was in deze kerkmuur, precies aan de linker- en rechterkant boven de uiteinden van het basement. Men heeft de onderkant van dat stukje dichtgemetselde muur, dus slim laten rusten op het stevige basement. Dit betekent echter ook dat dat muurgedeelte jonger is dan de rest van de huidige zuidelijke kerkmuur.
Dit alles geeft aan dat de datum van de bouw van de gehele traptoren zelfs gezocht kan worden in een periode van vóór 1574!

Gebruik van traptoren

De grote vraag is ook waarvoor men genoemde traptoren heeft gebruikt. Enige suggesties kunnen zijn:
- door een deur in deze traptoren, op de begane grond beginnend in het noordoostelijke gedeelte van de westelijke en noordelijke kloostergang konden de adellijke zusters makkelijker, via de bovenste verdieping van de noordelijke kloostergang, en naar het westen lopend, door een deur van genoemde gang naar de kerk, de plaats bereiken waar nu het Binvignatorgel staat. Het zangkoor van de kloostergemeenschap kon daar plaatsnemen en/of de zusters konden daarna, via de houten trap naar beneden, de kerk betreden.
- minder voor de hand liggend maar wel mogelijk is het dat men op dezelfde wijze ook kon voorkomen dat de adellijke Norbertinessenzusters tussen het ´gewone volk´ naar de mis in de kerk moesten gaan.

Samenvatting3:
Kopergravures met aanwijzingen i.v.m. uiterlijk van kerk en Gerlachusput

De vondst en aankoop van twee kopergravures, die zich momenteel bevinden in de schatkamer van het vroegere klooster St. Gerlach, werpen een nieuw licht op het uiterlijk van één van de voorlopers van de huidige kerk van St. Gerlach en de bijbehorende put van St. Gerlach.
Deze platen werden gebruikt om zogeheten bedevaartsprentjes af te drukken. De eerste onderzoekers Evelyne Verheggen en Rob Dückers schrijven in een artikel dat deze koperplaten, waarop gegraveerd een afbeelding van St. Gerlachus en de kerk, stammen uit de periode 1700-1750.
Volgens mij klopt dat wel voor de grootste kopergravure, maar de kleinere gravure is duidelijk nog vroeger te dateren dan de onderzoekers aannamen.

Deze is inderdaad nauwkeuriger gegraveerd, zoals men al schreef, maar men is niet dieper ingegaan op alle details. Men noemt de stiftskerk, de gemetselde put, het vee en het wapen van het stift met een tweekoppige adelaar.

Waterput

Kijkt men wat nauwkeuriger, dan ziet men dat de put hoogstwaarschijnlijk is opgebouwd met mergelstenen. Bakstenen waren in die tijd erg duur en men zou de lagen in de put echt wel smaller hebben getekend als men dit soort stenen had gebruikt. Deze put lijkt ook niet op de in 1599 ´herontdekte´ en nu nog te vinden Gerlachusput, die zich op een behoorlijke afstand (400 m.) van het huidige Château St. Gerlach bevindt. In mijn boek 6 geef ik al aan waarom ik denk dat de put, waartegen op dit moment het bronzen pelgrimsbeeld staat, de echte put van St. Gerlach is. De bovengrondse opbouw van laatstgenoemde put zal in die periode vast wel in mergelsteen zijn gebeurd. Tot nu toe heeft nog geen andere deskundige mijn theorie kunnen ontkrachten.
Samenvatting4:
Traptoren

Belangrijker in dit artikel is echter dat op de afdruk van die oudste kopergravure de kerk zo detaillistisch is afgebeeld. Wat hier echt opvalt is de toren (de traptoren!), die in het midden boven het dak uitsteekt. Die is even breed getekend als de spitse hoofdtoren rechts, de kerktoren, met bovenop een groot kruis. Op de punt van deze middentoren staat eveneens een kruis. Op een gewone schoorsteen zou men hier zeker géén kruis hebben geplaatst!
Op het bekende pelgrimsvaantje staat ook een toren getekend, links van de kerktoren. Die heeft ook een kruis op de top, maar is duidelijk smaller getekend dan de kerktoren en steekt wat verder naar rechts boven het dak uit dan op de afbeelding van de kopergravure.
Op de afdruk van de kopergravure, heeft de traptoren ook twee torenraampjes. Aan de bovenkant bevindt zich een rond dak. Dit zou een moeilijke constructie zijn als de toren alleen maar vierkant of rechthoekig zou zijn, zonder sterk afgeronde hoeken. Deze traptoren correspondeert met het, bij de opgravingen van 1993-1996 tevoorschijn gekomen funderingsbasement, als men er van uit gaat dat de bijbehorende kerk wat meer oostelijk gesitueerd was. Deze, meer oostelijk gesitueerde positie van de oudste gemetselde voorloper van kerk en aanbouw, is op te maken uit de tekeningen in genoemd boek op p. 118, 119, 123, 125 en 134. Hier kan men meerdere getekende dertiende-eeuwse muurgedeelten verbinden, waardoor men de westelijke muur van de eerste gemetselde Proosdij kan reconstrueren. Men ziet dan ook dat deze een stuk oostelijker uitkomt dan de huidige westelijke proosdijmuur. Voor de hand liggend lijkt dan dat het kloostertje, inclusief kloosterkerk een L-vorm had (zie ook de opmerking van Warffemius over een L-vormig complex op p. 123) met een dertiende-eeuwse begraafplaats op de binnenplaats (het gedeelte binnen die L-vorm) en dus een stukje oostelijker gelegen was.
Samenvatting5:
Conclusies

- Aangezien het funderingsbasement van de traptoren dus een vierkant was met sterk afgeronde hoeken en men op de oudste kopergravure goed kan zien dat er een rond dak op zat, is het, architectonisch gezien in zo´n bouwcombinatie niet te moeilijk te constateren dat zo´n rond dak daardoor heel goed te realiseren is, waarbij zowel een ronde toren, als een vierkante toren met sterk afgeronde hoeken kan hebben gediend als basis voor een rond dak.
- De traptoren is ouder dan eerst verondersteld.
- De oudste kopergravure dateert hoogstwaarschijnlijk van vóór de verwoesting van een groot gedeelte van de kloostergebouwen door brand in 1655, gezien het feit dat de traptoren daarop nog duidelijk aanwezig is.
- De echte put van Gerlachus ligt vlak naast en ten zuiden van de vroegere Proosdij, waar nu een bronzen beeld van een pelgrim tegenaan staat. Al bewezen in mijn boek.
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Gevelstenen in Houthem en Geulhem (10) : Onderstestraat 25
Datering:
2001
Titel:
Gevelstenen in Houthem en Geulhem (10) : Onderstestraat 25
Auteur:
John Odekerken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, jrg. 8, nr. 2, december 2001, p. 9-14
Samenvatting:
[Familie Bosten]

ONDERSTESTRAAT 25:Hardstenen sluitsteen midden boven de voordeur, deel uitmakend van een algehele omlijsting van hardstenen platen rondom de naar het noorden gerichte voordeur.

De gevelsteen zelf is nog niet zo oud; hij is aangebracht tijdens de laatste grote verbouwing in 1974 in opdracht van de huidige eigenaar Frans Bosten. Het jaartal 1828 werd hem door de toenmalige dorpshistoricus J. Philippens geadviseerd. Dit is echter opmerkelijk omdat deze in zijn in 1983 en 1992 uitgegeven boekwerken duidelijk omschrijft dat er reeds een huis stond rond 1780. (1) Het jaartal 1828 zal dus vermoedelijk betrekking hebben op een belangrijke verbouwing van het huis, maar nader onderzoek zal dit t.z.t. moeten staven. Vooralsnog kunnen de navolgende eigenaren genoemd worden:

Petrus Gerardus Philippens (1825-1894), die op 20 juli 1860 huwde met Maria Agnes Ackermans (1836-1931), zou rond 1860 zijn intrek genomen hebben in kad.nr. 113 (= Onderstestraat 25). Zij woonden voorheen in de oude smidse op kad.nr. 119 (nu de lagere school aan de Onderstestraat). (2)

Waarschijnlijk woonde de fam. Philippens samen in dit huis met de fam. Pirongs. De veldwachter Christiaan Pirongs woonde op zijn beurt, samen met zijn zus Maria Helena Pirongs en zwager Herman Joseph Bisschops (kuiper van beroep) in de genoemde woning. Christiaan was een zoon van de boswachter Mathias Pirongs en Anna Catharina Geuskens. (3)

Omstreeks 1866 verkocht Christiaan Pirongs het huis aan Leonard Brouns (aannemer), welke op 8 oktober 1866 huwde met Maria Herwarts. In 1867 werd het woonhuis vervolgens ingrijpend verbouwd.
Hun zoon Mathieu Brouns (1867-19..) huwde met Maria Wilhelmina (Mina) Huijnen (1860-1950). Mathieu vertrok rond 1895 uit deze woning en nam zijn intrek in de door hem nieuw gebouwde aangrenzende woning, waarin nadien zijn dochter Marie Brouns (gehuwd met Sjeng Mevis) gewoond heeft. (4)
Samenvatting2:
De tussenliggende schuur was rond 1890 nog steeds timmerwerkplaats van de fam. Brouns. Waarschijnlijk zijn de ouders Brouns-Herwarts tot 1917 in het pand Onderstestraat 25 blijven wonen. (5)

Vanaf 1908 tot 1-5-1917 woonde Sjang Bosten met zijn gezin gepacht op een boerderij te St. Gerlach (nu: woonhuis Frijns-Roeloffzen) welke echter door een brand totaal verwoest werd. In 1917 kocht hij het woonhuis aan de Onderstestraat 25 van Jan Leonard Brouns, maar kon er niet intrekken vanwege het feit dat er op dat moment te veel huurders in gehuisvest waren. Derhalve heeft de familie Bosten ca. 1 jaar te Sibbe (gemeente Oud-Valkenburg) moeten wonen. Vanaf 6-11-1918 vestigden ze zich permanent in Houthem aan de Onderstestraat nr. C50 (later nr. 190 en nu nr. 25).

De eerste generatie Bosten (6) bestond uit de genoemde Sjang (=Jan Willem) Bosten, jongste en enigste zoon van Jan Willem Bosten en Maria Hubertina Barbara Wichterich. Hij werd geboren te Vijlen (gemeente Vaals) op 5 januari 1874 en overleed te Houthem op 4 september 1957. Hij huwde op 8 mei 1908 met Maria Anna Coolen, dochter van Frans Coolen en Anna Maria Scheers. Zij werd geboren te Berg en Terblijt op 3 augustus 1881 en overleed te Houthem op 19 maart 1935.

Hun kinderen (tweede generatie) waren (7) :
1.Sjoof (Johannes Josephus) Bosten (postbode/bloemist), geboren op 21 mei 1909 te Houthem/St. Gerlach en overleden te Houthem op 2 maart 1970; hij huwde te Hulsberg op 12 juli 1934 met Nie (Maria Helena Leonie) Claessens (dr. v. Egidius Hubertus Claessens en Mathilde Donners), geboren te Hulsberg op 1 november 1911 en overleden te Valkenburg op 26 mei 2001; na hun huwelijk waren zij woonachtig te Vroenhof naast de boerderij van Ronckers (nu huis Sangen) en vanaf 1939 waren zij woonachtig aan de Onderstestraat in het huis van de ouders Bosten.
Samenvatting3:
2.Frans (Franciscus Wilhelmus) Bosten, geboren op 1 juli 1911 te Houthem/ St. Gerlach en overleden te Maastricht, 29 april 1976; hij was gehuwd met Fie (Philomena Maria) Willemsen.
3.May (Maria Catharina) Bosten, geboren te Houthem/St. Gerlach op 19 juni 1913 en overleden te Houthem op 5 juni 2000; zij was gehuwd met Frits Voncken.
4.Anna Bosten, geboren te Oud-Valkenburg/Sibbe op 3 mei 1917 en overleden te Broekhem, 6 augustus 1999; zij was gehuwd met Arnold Meijers.
5.“levenloos” geboren en overleden op 15 oktober 1918.
6.Johannes Gerlachus Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat als tweeling, 1 januari 1920 en overleden te Houthem op 10 januari 1920.
7.Wim (Wilhelmus Gerlachus) Bosten, ook geboren te Houthem/ Onderstestraat op 1 januari 1920 en overleden te Heerlen op 23 mei 1999; hij was gehuwd met 1) Rika Brounen en na haar overlijden met 2) Annie Adriaanssen.
8.Sjirke (Gerardus Josephus) Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat op 22 januari 1922 en overleden te Houthem op 20 februari 1922.

De fam. Bosten woonde aanvankelijk, d.w.z. rond 1923, samen met M. Pasmans, zadelmaker/stoffeerder. (6)
Van ±1927 tot ±1938 woonde Sjeng Puts (1896-1978), die gehuwd was met Anna Dautzenberg (1896-1973) ook in een gedeelte van het pand. Hun kinderen waren (8):- Ida Puts (*1923), gehuwd met Egbert van der Meulen
- Jef Puts (1922-1998), gehuwd met Willie Dolmans.
Samenvatting4:
Als derde generatie kunnen de kinderen van Sjoof Bosten en Nie Claessens genoemd worden (7):
1.Jo Bosten, geboren te Houthem/Vroenhof, 29 juni 1935 en gehuwd met Mien Lenoire
2.Jules Bosten, geboren te Houthem/Vroenhof, 13 oktober 1936 en gehuwd met Hannie Maussen
3.Frans Bosten, geboren te Houthem/Vroenhof, 16 november 1938 en gehuwd met Irene Starmans
4.Wim Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat, 19 mei 1940 en gehuwd met Odie Lataster
5.Albert Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat, 18 februari 1942 en gehuwd met Melanie Lebouille
6.Harry Bosten, Geboren te Houthem/Onderstestraat, 23 september 1943 en gehuwd met Riny Smeets.

M.b.t. het in dit artikel genoemd pand kunnen als vierde generatie de kinderen van Frans Bosten en Irene Starmans vermeld worden t.w. (7):
1.Chris Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat, 3 maart 1966
2.Michel Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat, 30 april 1969
3.Guido Bosten, geboren te Houthem/Onderstestraat, 27 april 1971.

Bloemisterij Bosten, eerder bekend onder de naam Kwekerij Myosotis, sloot per 1 maart 1999 haar deur aan de Onderstestraat. Laatste eigenaar was Frans Bosten, gehuwd met Irene Starmans. (9) Het bedrijf werd in 1927 opgericht aan de Onderstestraat nr. 25 en vanaf 1934 voortgezet te Vroenhof ten huize van de tegenwoordige familie Sangen. Vanaf 1939 tot 1999 werd het bedrijf op grotere schaal bedreven aan de Onderstestraat. (7)
Samenvatting5:
Een verdere bijzonderheid bij dit pand is de onlangs zichtbaar gemaakte oude waterput. Over waterputten in onze contreien kan in het algemeen het volgende vermeld worden:
“Particuliere putten (zogenaamde eigen putten) konden in doorsnede kleiner zijn dan de dorpsputten. Hun afmetingen varieerden van 1 tot 1½ meter in doorsnede. Dorpsputten hadden doorgaans een afmeting van 1½ tot 2½ meter.
Het was vóór de twintiger jaren nog algemeen gebruikelijk, dat bij de warme maaltijd uitsluitend putwater werd gedronken. Wijn, bier en frisdranken waren slechts voorbehouden voor kermis of andere feestdagen. De kwaliteit van het putwater was in het verleden niet altijd om over te roemen. Het gevaar van vervuiling schuilde op de eerste plaats in de lager gelegen gebieden, in de dalen, waar de putten vrij ondiep waren. In het dorp zelf varieerde de diepte van 7-10 meter met een doorsnede van 1 meter. Naast boerderij Schaepkens in het Kloosterbos ligt zelfs een put van ca. 60 meter diep.
Op diverse plaatsen in het mergelland werden destijds besmettelijke ziekten (o.a. cholera) geconstateerd, die te wijten waren aan het nuttigen van slecht drinkwater. Er werd dan ook met nadruk gewezen op het gevaar van besmetting door de vele open mestvaalten. Meerdere particuliere drinkwaterputten lagen op vrij korte afstand van deze vaalten verwijderd. Begin 1920 werden ook in Houthem diverse drinkwaterputten gesloten i.v.m. gevaar voor besmetting. Bij de woning van de toenmalige familie Reintjens-Bisschops (Vroenhof: nabij Sijben-Erkens en v/d Broeck) werd het water van de put afgekeurd vanwege een sterfgeval door het drinken van ondeugdelijk water. Rond de twintiger jaren werd in de meeste dorpen van het mergelland de waterleiding aangelegd. Omstreeks de Tweede Wereldoorlog werden ook de laatste putten volgestort en het ene na het andere puthuis verdween uit het vertrouwde dorpsbeeld.” (10)
Samenvatting6:
De put zal t.z.t. nog verder uitgediept worden door de archeologische werkgroep, waarna eventuele vondsten misschien tot nieuwe inzichten zullen leiden. (11)

Bronnen:
1.“Houthems verleden”, H.J.J.Philippens, pag. 115, 200, 256
2.mw. Els Geuskens (Houthem)
3.Gemeente archief Valkenburg
4.mw.Mia Mommers-Mevis (Meerssen)
5.“Echo’s uit Houthems Verlden”, H.J.J.Philippens, pag. 125, 162/163
6.dhr. Frans Bosten (Houthem)
7.dhr. Frans Bosten (Houthem)
8.mw. I. v/d Meulen-Puts (tel. 0475-532058; Herkenbosch)
9.Privé-archief Fons Heijnens
10.“Oet vreuger jaore”, H.W.A.Lemmerling, deel 5, pag. 3-14
11.dhr. Henk Kwakkernaat (Broekhem)


OPROEPEN:

1)Wie weet waar de oude dorpsputten van Houthem gestaan hebben?
2)Wie heeft nog foto’s waar iets van een dorpsput uit Houthem op te zien is?
3)Wie is destijds, d.w.z. rond de twintiger jaren, in Houthem gestorven i.v.m. het drinken van besmet putwater?
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Iets over putten in het algemeen en het onderzoek van de Gerlachusput in het bijzonder (2) - 2/2
Datering:
2000
Titel:
Iets over putten in het algemeen en het onderzoek van de Gerlachusput in het bijzonder (2) - 2/2
Auteur:
D. Krikke
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, jrg. 7, nr. 2, december 2000, p. 13-17
Samenvatting:
VERVOLG

Een leuke vondst was wel de volgende:
Een kubusvormig (2x2x2 cm) blokje vurenhout. Daarin zat, door en door, een stokje (5x5 mm, en op het moment van de vondst omdat hij waarschijnlijk afgebroken was nog, 60 mm lang) dat aan de afgebroken kant wat afgesleten was. Deze heeft waarschijnlijk vastgelijmd gezeten in dat blokje. Toen ik er aan voelde kon ik hem er zo uittrekken. Over dat stokje zat een holle ronde magneet (23 mm hoog en een diameter van 26 mm), aan dat stokje zat een, ongeveer nog 20 cm lang vliegertouwtje. Dat touwtje viel in zeer kleine deeltjes uit elkaar toen het naar boven was getransporteerd. Aan die magneet kleefden, op het moment van de vondst, nog 6 munten van verschillende afmeting. Iets later vond ik ook nog een perfect rond hardboardplaatje (4 mm dik en met een diameter van 73 mm) dat aan één kant wit geschilderd was. In het midden hier-van zat een gaatje van rond 7 mm. Of dit plaatje ook nog een rol mee heeft gespeeld bij de fabricatie van dit magneetwerktuigje is mij niet bekend en waarom alleen een magneet aan een touwtje niet voldoende geacht werd voor het vissen naar muntstukjes is me ook niet duidelijk. Wie het weet mag het zeggen!

Geraadpleegde literatuur en noten
13.Dagboek van een opgraving in en om het klooster Houthem St. Gerlach, Berg en Terblijt, 1997, blz 91-93.
14.Idem blz. 116-118.
15.De bekende fontein (put) van St. Gerlach wordt teruggevonden door de rentmeester van het klooster Wynant Balthasars en Aert Naelen (C. Damen O.S.B. Studie over St. Gerlach van Houthem, in Publications XCII-XCIII, 1956-1957, blz 86 en/of in RA Limburg, J. Habets, Publications blz. 111 en 112 en/of in H.J.J. Philippens, Houthems verleden, blz. 23).
Geografische namen: