In hooger beroep stond terecht P. v. M., handlanger te. Stein. Deze was door de rechtbank te Maastricht veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf wegens mishandeling met een mes op den monteur A. S., uit Houthem, op 5 Juni 1933 te Stein.

Het geval betrof een herbergruzie. _S. kwam van de kermis te Grevenbicht naar Stein. ’t Ging tegen sluitingsuur en in ’t café was ’t erg druk. Partijen, wat prikkelbaar, dreigden en daagden elkaar uit en geraakte spoedig aan ’t vechten. S. had zich kunnen verwijderen, doch was niet zoo voorzichtig. Hij gaf van M. een trap, waarna verdachte hem met het mes in ’t gezicht stak. De getroffene kreeg een hevige bloeding en bleef lang bewusteloos. Verdachte staat volgens de politie als een vechtersbaas bekend.

Hij bracht twee getuigen a décharge mee, die wel waren komen kijken, maar... niets hadden gezien. Verdachte is al eens eerder veroordeeld.

De eisch luidde bevestiging van het vonnis. De verdediger, mr. Swane, te Vught, pleitte vrijspraak èn op grond van gebrek aan bewijs èn op grond van noodweer.