Uw zoekacties: De pastoor is eindelijk zijn landgoed kwijt

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
De pastoor is eindelijk zijn landgoed kwijt
Datering:
1994
Titel:
De pastoor is eindelijk zijn landgoed kwijt
Auteur:
Bep Conrad
Foto's door:
Ton den Haan
Titel tijdschrift:
Algemeen Dagblad
Afleveringsnummer:
Algemeen Dagblad, 11/7/1994
Samenvatting:
Foto: • J.M. Keulers, pastoor van Houthem: „We kregen verwijten dat het onze schuld was.”

HOUTHEM — De pastoor, die zichtbaar in z’n nopjes is, heeft er al een goed glas rode wijn op gedronken. Dat zou z’n Schepper wel goed vinden na vijftien jaar ellende. Het was ook niet mis waar pastoor J.M Keulers mee was opgescheept door zijn voorganger. Ook het kerkbestuur van het Zuid-limburgse plaatsje Houthem, voor de oorlog de sjieke buitenwijk van Valkenburg aan de Geul, had er menig nachtje niet van kunnen slapen. Het 68 hectare beslaande landgoed Sint Gerlach, schuin tegenover zijn pastorie, vormde al die jaren de nagel aan z’n doodkist. De kerk had het landgoed — bestaande uit een ‘kasteel’, twee boerderijen en de restanten van een Norbertinessenklooster van rond het jaar 1200 — geërfd van de zeer vrome baron Robert De Selys Fanson die in 1979 op 54 jarige leeftijd overleed. Deze celibatair levende man had bepaald dat zijn bezittingen, op één uitzondering na, vermaakt moesten worden aan de kerk in het Belgische Aywaille. Die enige uitzondering was dat zijn landgoed ten zuiden van de provinciale weg Meerssen/Valkenburg moest toevallen aan het kerkbestuur van Houthem. De verrassing in zuid-Limburg was groot, destijds. En eigenlijk vonden ze het daar wel aardig dat het prachtige landgoed nu de kerk zou toebehoren. Het complex vormde nu eenmaal de parel van de samenleving in Houthem. Het was het visitekaartje van het dorp èn een toeristische trekpleister. Vrij snel kwam echter aan de euforie een eind. De rekening van de Belgische overheid was niet misselijk: of het kerkbestuur maar 800.000 gulden aan successierechten wilde overmaken. Zo gaat dat, met een erflater die de Belgische nationaliteit had. Dit was het begin van een lijdensweg die 15 jaar zou duren.

Samenvatting2:
Het kerkbestuur moest alle financiële restjes aanspreken om aan geld te komen. En zelfs dat bleek niet genoeg. Van de bank moest een flink bedrag worden geleend. De kerk raakte blut en dat markeerde het begin van een speurtocht naar een koper die vijftien jaar zou duren en die eind vorige maand ten einde kwam. De rondborstige pastoor Keulers van het 1400 zielen tellende dorpje Houthem heeft ‘slechts’ negen jaar ellende meegemaakt. Hij kwam pas in 1985 naar het dorp. Uitbundig, nu de narigheid voorbij is, vertelt hij over de roemrijke geschiedenis van het landgoed en over de familie De Selys Fanson die het landgoed sedert 1903 bestuurde. Hij verhaalt van de laatste baron Robert, die in Belgische diplomatieke dienst was, geregeld op zijn ‘kasteel’ vertoefde en in het dorp op handen werd gedragen. „Een geciviliseerde man, erudiet, algemeen gerespecteerd”, zijn bewoordingen die worden gebruikt als over de baron wordt gesproken. De pastoor wijst er op dat de familie beschikte over een speciale doorgang in het ‘kasteel’ die leidde naar de kerk. Daar troonde dan de Fansonnetjes in eigen zetels, uiteraard onzichtbaar voor het gewone volk. De prachtige, inmiddels gerestaureerde kerk in barokstijl — met schitterende fresco’s die het leven van de heilige Sint Gerlach uitbeelden — staat pal tegen het kasteel dat door de familie werd bewoond. De Gerlachuskerk (met kerkhof) uit 1725 staat op het landgoed en werd in 1808 door de toenmalige familie Schoenmaeckers overgedragen aan de gemeente: de kerk werd parochiekerk en in 1903 kwam het Godshuis in eigendom van het kerkbestuur. Het landgoed zou bij de dood van de baron al in een slechte staat hebben verkeerd. Om het verval te keren was geld nodig. „En dat hadden we dus niet”, zegt Keulers. De bewoners van Houthem zagen met lede ogen hoe hun parel steeds fletser werd. Het kerkbestuur werd als kwade genius nagewezen, „Dat was echt niet leuk”, vertelt Keulers.
Samenvatting3:
„De mensen bleven uit de kerk. De positie van het landgoed heeft zeker negatief voor de kerk gewerkt. Er is in een kerk altijd verloop, maar ik had toch de indruk dat het wegblijven van de mensen ook te maken had met het landgoed. We kregen verwijten dat het onze schuld was dat wij niets aan de gebouwen deden.”

De priester vertelt goedgelovig in zijn grote opgave — de verkoop van het landgoed — te zijn gestapt. Niet bewust van de jaren van ellende die hij voor zich had. Hij barstte van de plannen. Dacht aan een golfbaan, een vormingscentrum voor studenten die een jaar gevoed zouden worden met kunst, religie, historie, omdat dit soort zaken achtergebleven gebieden zijn bij de jeugd. Hij opperde ook een stiltecentrum, waar mensen rust zouden kunnen vinden. Keulers haalt herinneringen op, terwijl hij over het landgoed loopt. De stilte is inderdaad oorverdovend. Alleen wat merels wagen het met hun gekwinkeleer de immense rust te verstoren. Het riviertje De Geul kronkelt door het groene landgoed waar zwart met wit gevlekte koeien zich te goed doen aan hun ontbijt. „Snap je nu wat ik bedoel? Maar ja, de wereld is nog niet aan stilte toe.” Keulers geeft toe dat hij ten einde raad raakte: „Ik kwam tot de conclusie dat het probleem voor ons te groot was geworden. We waren te klein om dit op te lossen.” Er werd in 1988 een Stichting Behoud Sint Gerlach in het leven geroepen met als doel: het vinden van een bestemming voor het landgoed. Het zou nog jaren duren voordat dat glas dieprode wijn kon worden genuttigd. De datum 29 juni staat in het geheugen van de pastoor gegrift. Het hotel-restaurantconcern Camille Oostwegel en de maatschappij tot exploitatie van recreatief onroerend goed De Vechtse Slag dienden zich als kopers aan. Ze besloten het landgoed een zinvolle bestemming te geven. Oostwegel, afkomstig uit Houthem, onthult dat hij al vele jaren naar het landgoed heeft gelonkt.
Samenvatting4:
Maar door de opbouw van zijn restaurant-imperium was zijn financiële polsstok voor de aankoop van Gerlach nog te kort. Als kind heeft hij nog bomen geplant met de oom van de baron. Het' verval van het landgoed heeft de restaurateur van nabij meegemaakt. Oostwegel, inmiddels weer wonend in het dorp, in het huis van zijn grootouders: „De grootvader van de baron was kind aan huis bij mijn grootouders. Mijn oma sprak vloeiend Frans en vertaalde in de oorlog de uitzendingen van Radio Oranje voor hem. Ook daardoor heb ik me altijd zeer verbonden gevoeld met het landgoed.” Hij is dan ook erg gelukkig met z’n nieuwe aankoop. Eind 1995 moeten de ambitieuze plannen zijn gerealiseerd: een nieuwe pastorie, een kapel, een vergaderruimte, een hotel-restaurant, veertig koop-appartementen, een feest- en vergaderzaal. En de kerk zal er wel bij varen door teruggave van betaalde successierechten. Oostwegel: „Een restaurant bij de kerk, dat is toch niet erg? De eerste herbergen stonden vroeger ook bij de kerk. Die traditie wordt nu in ere hersteld.”
Geografische namen: