Uw zoekacties: Sint Gerlach

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Sint Gerlach
Datering:
1990
Titel:
Sint Gerlach
Auteur:
M.A. van der Wijst
Titel tijdschrift:
Het Land van Herle
Afleveringsnummer:
Het Land van Herle, 40 (1990), nr. 3 (juli/sept.), p. 77-80
Samenvatting:
Artikel over het leven van Gerlachus. Met een foto van de wandschildering "H. Gerlachus verlaat de wereld" en een foto van de kerk.
Samenvatting2:
Houthem-Sint Gerlach ligt niet in het Land van Herle. Toch is er mijns inziens een goede reden om in dit tijdschrift (weer eens) aandacht te besteden aan de heilige kluizenaar Gerlach (ook Gerlachus en Geerling genoemd), die in Houthem woonde en wiens overlijden in 1165 dit jaar daar uitgebreid wordt herdacht. Al eerder werden in het 'Land van Herle' enige woorden gewijd aan de band tussen Heerlen en de bedevaartplaats Houthem-Sint Gerlach (1), maar toen was dat alleen omwille van het jaartal 1225, het jaar waarin de oudste biografie van Sint Gerlach zou zijn geschreven, in welk document Heerlen 'castrum' wordt genoemd. Dit feit werd aanleiding tot de viering in 1975 van het feest 'Heerlen 750 jaar landsfort (2).
Op de gebeurtenis waarbij Heerlen betrokken was, zal ik hierna nog terugkomen, maar eerst wil ik de vraag beantwoorden, wie Gerlach eigenlijk was, met een verhaal dat grotendeels terug te vinden is op de diverse, uit 1751 daterende, fresco's die in de parochiekerk van Houthem-Sint Gerlach nog te zien zijn.
De oudste, beschikbare biografische bron is de Vita Gerlaci (Divi Gerlaci Sanctissimi Erimitae Vita), in 1600 uitgegeven door Erasmus Ghoyaeus, proost van het Norbertijner klooster te Houthem-Sint Gerlach, naar de oorspronkelijke tekst van omstreeks 1225. (3)

Gerlach was een ridder die tijdens de voorbereiding van een toernooi in de omgeving van Gulik het bericht ontving dat zijn vrouw plotseling was overleden. Hij zag toen de ijdelheden van deze wereld in en tot grote verwondering van zijn vrienden en kennissen deed hij afstand van alle luxe van de toenmalige riddercultuur. Deze gebeurtenis moet omstreeks 1150 plaats hebben gevonden en Gerlach zal toen ongeveer 50 jaar oud zijn geweest.
Samenvatting3:
Vervolgens reisde hij als pelgrim onder meer naar Rome, waar paus Eugenius III (1145-1153) hem ontving en bij wie hij zijn biecht sprak en van wie hij als penitentie de opdracht kreeg om zeven jaar lang in Jeruzalem pelgrims te verzorgen en te dienen in een hospitaal van de johannieters, later Maithezer ridders genoemd.
Eugenius III was een vroegere monnik van Clairvaux, waar Sint Bernardus toen bezig was met de voorbereiding van de tweede kruistocht, bij welke activiteit hij, naar men zegt, ook Maastricht bezocht.
Na zijn terugkeer in het Geuldal nam Gerlach zijn intrek in een holle eik, waarin hij een stenen vloer aanbracht. Hij leefde volgens de geloften die hij had afgelegd, te weten: nooit meer paardetuig aanraken, geen vlees eten of wijn drinken en voortdurend vasten. Hij droeg een pantser, een haren kleed en daarover de dracht der eremieten, die als asceten leefden. Deze leefwijze was hem opgelegd door paus Adrianus IV (1154-1159) die hij bezocht toen hij uit het Heilig Land terugkeerde en waarvoor de regels schriftelijk waren vastgelegd in een document, dat later helaas verloren is gegaan. De manier van leven van Gerlach liet niet toe dat hij zich aansloot bij een van de kloostergemeenschappen uit die tijd, omdat de regels in veel opzichten verschilden. Een en ander bracht hem in conflict met de proost van Meerssen, tot welke parochie Gerlach behoorde. Het gevolg was dat de bisschop opdracht gaf om de boom om te hakken waarin Gerlach woonde. Korte tijd later echter zag de bisschop in dat hij verkeerd gehandeld had en hij liet, naar men zegt van het hout van de boom, een klein huisje en een kapel bouwen, waarin regelmatig de mis gelezen werd. Toen stelde de bisschop hem ook onder de geestelijke leiding van de abt van Kloosterrade.(4) Een groep studenten van het huidige seminarie Rolduc, leden van de Broederschap van Sint Gerlach, hebben hem onder meer om die reden tot hun patroonheilige gekozen.(5)
Samenvatting4:
Gerlach was een eenvoudige leek, die steeds de gewone gebeden zoals het Onze Vader en het Wees Gegroet bad. Hij maakte elke zaterdag een voettocht naar Aken ter ere van Onze Lieve Vrouw en op de andere dagen naar Maastricht naar de Sint Servaas. Op 5 januari van het jaar 1165 (of 1164) overleed Gerlach en werd op zijn eerder gedaan, uitdrukkelijk verzoek begraven in zijn eigen kapel. Na enige tijd begon de grond boven Gerlachs graf telkens opnieuw open te scheuren en al spoedig kwam een zekere verering op gang. Deze verering werd onder meer tot uiting gebracht in de naamgeving van het klooster te Houthem, gesticht in 1201. Er was in de omgeving en miraculeuze put aanwezig, die na tijdelijk verval in 1599 opnieuw werd uitgegraven en gereinigd, zodat het water weer kon stromen. Toen bij deze gelegenheid de bisschop van Roermond, Willem van Cuyk, een groot vereerder van Sint Gerlach, naar Houthem kwam, werd hij onder meer vergezeld door Wolter Hoen, een zoon van Godart en broer Ulrich, heren van Hoensbroek.(6) Toen in het jaar 1808 de kloosterkerk beschikbaar kwam als parochiekerk, werd deze niet meer, zoals haar voorgangster, toegewijd aan Martinus maar aan Gerlach. Sint Gerlach werd vooral vereerd als de beschermer van het vee. Zeer merkwaardig in de kerk is de aanwezigheid van een hoop fijn, geel zand onder de graftombe van Sint Gerlach. Aan dit gezegende zand wordt een bijzondere werking toegeschreven. Men ziet dan ook regelmatig mensen neerknielen of bukken om een zakje te vullen met behulp van een gereed liggend schepje.
De hiervoor reeds aangehaalde gebeurtenis, vermeld in de Vita Gerlaci, had ook met zand te maken'. Op een feestdag nam een vrouw uit een naburige, versterkte plaats, Heerlen genaamd, heimelijk wat aarde weg van het graf van de Heilige Gerlach en knoopte deze in het uiteinde van haar omslagdoek, en wilde - zoals men mag veronderstellen- deze aarde voor een verkeerd doel gebruiken of er zeker minder eerbiedig mee handelen'.
Samenvatting5:
Want wat gebeurde er? 'De macht van de Heer veranderde de aarde voor het oog van velen in bloed, zodat de bloeddruppels langs de zoom van de omslagdoek neerdruppelden'. Een van de toeschouwers werd vervolgens ogenblikkelijk genezen van hevige kiespijn, toen hij dit bloed op zijn kaak smeerde. (7)

Dit voorval met de vrouw uit Heerlen en de in deze streek bestaande devotie voor Gerlach hebben overigens niet geleid tot een ruime verspreiding van de voornaam Gerlach in Heerlen. De naam komt zegge en schrijve eenmaal voor in de doopboeken van de Heerlense parochie voor 1798 en wel op 2 februari 1631, als Godefridus en Anna Oortmans hun zoon deze naam geven.(8)
Dat Sint Gerlach in deze streken echter niet is vergeten, bleek wel tijdens de plechtige ommegang op Tweede Pinksterdag van dit jaar in Houthem-Sint Gerlach, waar in en bij de processie verscheidene mensen uit Heerlen en omgeving aanwezig waren, waaronder ook abonnees van het 'Land van Herle'.
Samenvatting6:
NOTEN
1. C. Damen, Was Heerlen een 'castrum' anno 1225?, in: LvH 1954, blz. 49-50.
2. J.T.J. Jamar, Heerlen 750 jaar landsfort, in: LvH 1975, blz. 61-71.
3. Van deze Vita Gerlaci is bij gelegenheid van het achtste eeuwfeest een vertaling in hedendaags Nederlands verschenen.
4. C. Damen, Studie over Sint Gerlach van Houthem, in: PSHAL 92-93 1956-1957 blz. 49-113. Aan dit artikel werden veel gegevens ontleend.
5. Programmaboekje ommegang 4 juni 1990 Houthem-Sint Gerlach.
6. C. Damen, Wolter van Hoensbroek, heer van Geulle, en de put van Sint Gerlach, in: LvH 1975, blz. 118.
7. De Latijnse tekst over deze gebeurtenis luidt als volgt: Quadam die solemni, muller quaedam de Castro quodam vicino, quod Herle dicitur, de scpulcro S. Gerlachi pulverem furtive sustulit, et in pepli sui extremitatc ligavit;et ut opinabile est, in usus non honos convertere, vel forte minus reverenter habcrc cogitavit. Et ecce, virtus Domini terram hanc multis videntis in speciem sanguinis commutavit, ita quocl per pepli fimbrias cruor sanguinis distillavit.
8. M.A. van der Wijst, Doopnamen in de periode 1588-1798. In: Naamkunde, 1977 nr. 3-4, blz. 242-255.
Geografische namen: