Uw zoekacties: Wie was Johann Adam Schöpf? (2/2)

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Wie was Johann Adam Schöpf? (2/2)
Datering:
2014
Titel:
Wie was Johann Adam Schöpf? (2/2)
Auteur:
Jos Lodewick
Titel tijdschrift:
Rondom het Heiligdom St. Gerlach Houthem
Afleveringsnummer:
Rondom het Heiligdom St. Gerlach Houthem, 2014, p. 19-31
Samenvatting:
Vervolg 2/2

Fresco’s en wandschilderingen in de Houthemse stiftskerk

In 1750/1751 kreeg Schöpf ook de opdracht om de kerk van het stift St. Gerlach in Houthem van fresco’s te voorzien. Dit was wel een van zijn omvangrijkste werken. Immers hier maakte hij niet alleen de plafondfresco’s, maar werden ook de wanden van taferelen voorzien, met name de levensloop van St. Gerlach. Daarbij werden ook schilderingen aangebracht die de eigenlijk bescheiden architectuur van de kerk versterkten, waardoor het geheel een “Gesamtkunstwerk” werd. Waarom juist Schöpf deze opdracht kreeg is tot op heden nog niet uit archieven duidelijk geworden. Een mogelijke verklaring kan gevonden worden in de vele relaties die er waren tussen Schöpf en diverse personen en instellingen in de periode dat hij voor keurvorst Clemens August werkte. Zo werkte hij samen met de al eerder genoemde architect Schlaun, die de kerken in Wittem en Eys ontwierp in opdracht van de grafelijke familie Von Plettenberg. Deze familie wordt in het necrologium van het Houthemse stift als bijzondere weldoeners vernoemd. Het vermoeden bestaat dat zij (een deel van) de schilderingen betaald hebben.

Verder was de prior van het stift in 1751 Abraham Lindelauf, geboortig uit Eupen, waar (toevallig?) ook de vrouw van Schlaun vandaan kwam. Deze Abraham Lindelauf was een monnik uit het Norbertijner klooster van Knechtsteden.
De abt van deze abdij onderhield nauwe relaties met het hof van de keurvorst van Keulen, waardoor hij met het werk van Schöpf bekend was. En het was deze abt, Leonard Janssen, die de nieuwe kerk van het Houthemse stift in 1735 was komen inwijden. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat binnen deze groep personen het idee ontstaan is om de verfraaiing van de kerk van St. Gerlach door Schöpf te laten uitvoeren.
In deze periode werkte hij niet uitsluitend in de regio Keulen. Gedurende heel zijn leven bleef hij de band met zijn geboortestreek koesteren.
Samenvatting2:
Zo schilderde hij rond 1747 een plafondfresco in de kloosterkerk in Mallersdorf.
De abt van het klooster was uit Straubing afkomstig en kende Schöpf waar-schijnlijk persoonlijk, waardoor hij deze opdracht kreeg.
In 1753 vertrok Schöpf uit Keulen, weer terug naar Beieren. In 1757 kocht hij het landgoed Geiselbulach in de buurt van Fürstenfeldbruck, ten noorden van München. In dat zelfde jaar vroeg Schöpf ook een pensioen aan bij het Beierse hof. Na enige correspondentie werd hem in 1760 een jaarlijks bedrag van 100 gulden toegekend, vanwege zijn vaderlandslievende instelling, zijn inmiddels gevorderde leeftijd en het ongeluk dat hem door zijn uitwijzing uit Praag overkomen was.
Bij het landgoed hoorde ook de Johannes Nepomuk kapel. Deze werd door Schöpf ook van fresco’s voorzien. In 1757 leverde hij voor de Salinenkapel in Traunstein twee altaarstukken.

In het jaar 1759 voltooide hij, samen met zijn zoon, Johann Nepomuk, het plafondfresco in de parochiekerk van Beuren. Dit is het laatst bekende werk van Schöpf. In 1761 verkocht hij zijn huis in Geiselbulach en verhuisde naar Egenburg, dat ongeveer 20 kilometer noordelijker ligt. Hij ging inwonen bij zijn zoon, Josef Ignatius, die hier pastoor was. Hier stierf hij in 1772, 70 jaar oud, en werd er begraven.

De tekst van dit artikel is een extract uit “Johann Adam Schöpf (1702-1772). Maler in Bayern, Böhmen und Kurköln. Leben und Werk” van Christine Riedl (1991)
Trefwoorden:
Geografische namen: