Uw zoekacties: Schetsen uit het land van Valkenburg : Typische bizonderhede...

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Schetsen uit het land van Valkenburg : Typische bizonderheden over de Sint Gerlachuskerk van Houthem
Datering:
1980
Titel:
Schetsen uit het land van Valkenburg : Typische bizonderheden over de Sint Gerlachuskerk van Houthem
Auteur:
J. Philippens
Titel tijdschrift:
Land van Valkenburg
Afleveringsnummer:
LVV, 8/8/1980
Samenvatting:
Het 12e eeuwse kerkje van Houthem, ter ere van Sint Martinus en gelegen aan de Vroenhof, was de eerste parochiekerk van Houthem. Veel verbouwingen heeft zij ondergaan en meer dan 600 jaren zijn hier de voorvaderen van de huidige Houthemenaren gedoopt, gehuwd en begraven.
Een van de laatste pastoors was Wilhelm Vreën, benoemd op 17 september 1752 en overleden op 15 maart 1799, na een welbesteed leven van 47 jaren als herder van zijn uitgestrekte parochie. Hij was een uiterst beminnelijk mens. Van hem is bekend, dat, toen de pelgrimskerk van Sint Gerlach (de huidige parochiekerk, die te dien tijde nog stiftskerk was) gesloten was, hij een nieuw beeld van deze heilige liet maken, dat 40 gulden kostte. Voor het eerst werd aldaar rond 5 januari 1787 het oktaaf ter ere van Sint Gerlach gevierd met een grote toeloop van vereerders.
De sluiting van de pelgrimskerk en de verdrijving van de kloosterzusters was een zware slag voor de bevolking. Immers meer dan 600 jaren waren de stiftdames verbonden met de mensen om hen heen. In al deze jaren hadden vele Houthemers hun arbeid in dit klooster verricht en somtijds waren er meer dan 20 knechten en meiden.
In het jaar 1786 vertrokken de laatste zusters met de Proost naar Roermond, waar zij een verblijf vonden in het Karthuizerklooster. Behalve de kist met het gebeente van Sint Gerlach namen zij ook alle meubilair mee, zoals de tombe, een kostbare biechtstoel, geschonken door de ouders van de Priorin Isabella Ravenschot de Capelle, beelden enzovoorts.
De leegstaande kerk werd in 1794 gebruikt als hospitaal voor het franse leger. Op 22 juni 1797 werden de gekonfiskeerde kerkelijke goederen teruggekocht door Mathias Sleijpen en diens schoonzoon Jan Math. Schoenmaeckers. Hij liet een gedeelte van de gebouwen slopen en het kwartier van de Proost tot behuizing inrichten.
Samenvatting2:
De kerk werd in 1803 verheven tot succursale en bood plaats aan 450 personen. Het inwonersaantal was toen 445.
In 1808 stond de familie Schoenmaeckers de oude Stiftskerk af tot parochiekerk en voegde daarbij het oude kerkhof van de nonnen. Keizer Napoleon 1 gaf zijn toestemming tot de schenking in het kamp van Bayonne op 29 mei 1808.
Thomas Hermans was in 1801 nog pastoor in de oude parochiekerk van Sint Martinus en werd aldus de eerste pastoor te Sint Gerlach. Een gedeelte van de oude proostdij werd tot zijn woning ingericht.

Sluiting oude kerk
De oude, intussen zeer bouwvallige, Sint Martinuskerk werd definitief gesloten. De Sint Gerlachuskerk bevond zich echter ook in een zeer desolate toestand. Het dak en de vensters moesten gerepareerd worden. Het prachtige schilderwerk had veel geleden door de vocht en waterschade door lekkages. Er was geen geld beschikbaar voor stoelen of banken. Op eigen kosten konden de gelovigen vanaf 4 november 1808 een bank plaatsen.
Pastoor Hermans werd 31 mei 1815 als pastoor te Mechelen aan de Maas benoemd, waar hij op 12 juni 1841 als deken overleed. Hij werd in 1815 opgevolgd door Fr. Dom. De Haen. Een jaar later werd deze als pastoor te Achel benoemd. Nu bleef de parochie 15 maanden zonder pastoor; de parochiële zielzorg werd waargenomen door de pastoor van Berg.
In 1817 kwam de nieuwe pastoor Petrus van Pelt. Hij verkocht het oude kerkgebouw in Vroenhof op 22 november 1820 aan Johanna Catharina de Sauveur. Hij liet in 1829 de kapel bouwen die nog steeds als ,,de Calvarieberg" bekend staat. Voor het witten en opverven hiervan kreeg Nic. Hoen p 1juli 1844 f 4,50.
In 1826 of daarvoor was in de nieuwe parochiekerk een orgel aanwezig, gemaakt door Jos Binvignet te Maastricht in 1775. Het had een manuaal met 12 stemmen. Dit orgel stond in 1809 te Roermond. Als orgeltrappers staan vermeld in 1850 Cath. Somers en in 1855 Elisabeth Jacobs. Zij waren ongetwijfeld zeer muzikaal'....
Samenvatting3:
Een gestoelte was nabij het orgel aanwezig voor de zangers, waaruit men zou kunnen afleiden dat er nog geen oksaal was. De reden kan zijn dat de oorspronkelijke kerk vóór de herbouw in 1720 twee ramen aan de westkant had, die naderhand dichtgemetseld zijn. Tegen deze wand werden fresko's aangebracht.

Pelgrims
De doopkapel moest in 1823 gewit worden.
In de kerk vóór 1826 aanwezig 21 banken, aan weerskanten geplaatst. In het midden van de kerk bevond zich een grote ruimte met centraal het graf van Sint Gerlach. Hieromheen stond een traliewerk, verguld met koperen knoppen, waarvoor op 5mei 1821 aan J. Smeets een bedrag van f 97,59 betaald werd. De tombe was nog niet terug en het open graf was gevuld met aarde, bestemd voor de pelgrims. Het meegebrachte brood werd gezegend en het zand werd meegenomen voor mens en dier, op voorspraak van de heilige Gerlachus. Prentjes met zijn afbeelding erop werden verkocht en de omzet hiervan was elk jaar 600-1000 stuks. Talrijke processies kwamen telkenjare, zoals uit Meerssen, Beek, Stem, Geulle, Margraten en later Tilburg. Het is aan te nemen dat deze processies reeds vele eeuwen eerder plaats hadden.

Oude grafstenen
De vloer was van zwart graniet, waartussendoor zich de volgende grafzerken bevonden, waar de oudere Houthemers nog overheen gelopen hebben:
Evangeliezijde: Reverend van Pelt, overleden in 1728:
Epistelzijde: grafplaat met onleesbaar schrift;
Midden van de kerk: Proost van Cauwenbergh, overleden in 1718;
Epistelzijde onder de banken: Barones Ursula de Gobbendonc de Wesenmaal, Vrouwe van Wolter Hoen van Geul;
Verder nog grafzerken van de families Hoen van Cartils, Huyn van Amstenrade, Doppelsteyn van Doenrade en hoogstwaarschijnlijk Maria van Strabach, overleden in 1662 en gehuwd met Jhr. Jacob van Brempt, luitenant-stadhouder en kolonel in de armee van de Prins van Condé.
Samenvatting4:
Zij was de laatste van haar geslacht, wonende op het landgoed Strabach (Strabeek). Haar laatste wens was immers in de kloosterkerk begraven te worden.
Helaas, bij de laatste restauratie zijn nog maar twee grafplaten te voorschijn gekomen en er zijn geen getuigen die kunnen zeggen of de andere in 1917 verdwenen zijn bij het aanleggen van een nieuwe vloer, waarvoor dr. Cuypers uit Roermond in 1903 een tekening gemaakt had (mozaïek).

Verder waren in 1826 aanwezig:
3 altaren, waarvan een aan O.L. Vrouw en een aan H. Gerlach toegewijd;
2 beelden op het koor van Sint Joseph en Sint Jan;
4 doodskoppen geverfd; 2 kleine biechtstoelen;
5 relikwieën in zilver;
1 schilderij van Sint Merten, afkomstig uit de oude kerk van Sint Martinus, geschilderd door Raymundus Brebes in 1786 (Vlaamse School);
Schilderijen van de H. Franciscus, de H. Magdalena, de Goede Herder en O.L. Vrouw van de Rozenkrans.

Overledenen.op heiligengraf
Bij hoge uitzondering was het bij een begrafenis gebruik, het lijk tijdens de dienst boven het graf van Sint Gerlach te plaatsen. In 1820 was dit het geval met Jan Math. Schoenmaeckers, burgemeester. Hij was degene die het landgoed had laten verfraaien.
Eindelijk zouden op 3 augustus 1841 de relikwieën van de H. Gerlachus naar Houthem terugkeren. In een plechtige processie vertrok deze om 9 uur 's morgens vanaf Meerssen naar Hout-hem. De buste van Sint Gerlach werd gedragen door pastoor M. Eyckens, geholpen door deken Goffin van Maastricht en deken Reynaertz van Tongeren. Niettegenstaande de hitte van die dag waren naar schatting 5 á 6000 gelovigen bij de stoet.
Samenvatting5:
In 1860 stond de tombe in het midden van de kerk omgeven door een stanketsel.
In 1852 kwam er een nieuw tabernakel, dat f 51,84 kostte. Er werden zitstoelen bijgeplaatst, waarvan de eerste twee van generaal De Ceva waren. In 1854 waren deze van Baron Oldeneel en Notaris de Flire te Vroenhof. In 1871 waren er 34 stoelen die f 2,36 kostten. In datzelfde jaar heeft de maastrichtse industrieel Petrus Regout ter liefde Gods de kerk laten schilderen. Het schilderwerk was bijna geheel verdwenen en grotendeels in 1808 afgestoten en afgevallen. De uitvoering in olieverf kostte 5000 gulden. Daarnaast heeft hij ijzer, eiken en dennen tot noodzakelijk herstel en versterking van de kerk en toren geschonken. Tot dank werd op 5 oktober 1872 besloten te eeuwigen dage een jaardienst voor Petrus Regout te celebreren.
In 1897 zijn aan de linkerzijde 3 muurvlakken weggekapt, waarop voorheen fresko's aangebracht waren. Herman Bröcker, kerkschilder, heeft hier ter plaatse 3 olieverfschilderijen aangebracht, voorstellende het leven van Sint Gerlach. Dit werk werd in 3 termijnen betaald en kostte in totaal 1800 gulden.
In 1897 wenste de hoteleigenaar de heer Cuijpers vier kerkstoelen voor zijn logees.
In 1900 werd een nieuw tabernakel aangebracht dat 400 mark kostte.
In verband met de protestantse vreemdelingen die in Houthem in augustus verbleven, werd door pastoor en kerkbestuur het idee geopperd om de processie in oktober te laten plaatsvinden. Mr. Hanlo, officier van Justitie, werd geraadpleegd doch deze oordeelde het juister geen verandering in de vaste data aan te brengen. Met spijt zullen velen van ons zich realiseren, dat niet alleen de mooie Maria-processie, maar ook haar feestdag op 15 augustus verdwenen is.
Samenvatting6:
Afbeelding: Een oude geschilderde afbeelding van het vroegere kerkinterieur te Houthem. De onbekende schilder heefi zijn kapaciteiten op het gebied van hei perspektieftekenen erg ruimschoot aangewend.
Geografische namen: