Uw zoekacties: Het Koningschap van Christus in de literatuur : Rede, uitges...

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Het Koningschap van Christus in de literatuur : Rede, uitgesproken door pastoor E. Ribbergh te Houthem-St. Gerlach op den 4en Katholiekendag te Maastricht
Datering:
1928
Titel:
Het Koningschap van Christus in de literatuur : Rede, uitgesproken door pastoor E. Ribbergh te Houthem-St. Gerlach op den 4en Katholiekendag te Maastricht
Auteur:
E. Ribbergh
Titel tijdschrift:
de Volkskrant
Afleveringsnummer:
de Volkskrant, 2/6/1928
Samenvatting:
De titel van mijn onderwerp - aldus spreker - zou de meening kunnen wekken, dat het voor een beperkten kring van belangstellendenis bestemd. Juist het tegendeel is waar.
Het richt zich tot allen die schrijven en lezen, want ik neem hier letterkunde in den ruimsten zin, voor alles wat rechtens, als waarheid en schoonheid stralend, tot de kunst der letteren mag en moet worden gerekend; m.a.w. voor het geheele gebied der lectuur, de pers niet uitgesloten. Zoo krijgt mijn onderwerp een draagwijdte van indrukwekkende beteekenis en dat in tweevoudigen zin: Vooreerst omdat het Koningschap van Christus in de letteren het natuurlijk gevolg zal zijn van Christus' Koningschap in het individu en in de Maatschappij en ten tweede omdat het Koningschap van Christus als de openbaring van de christelijke levensbeschouwing een noodzakelijke voorwaarde is om tot de instauratio omnium in Christo te komen; en zoo moge het de belangstelling wekken van den schrijver niet alleen, maar ook van den lezer, niet enkel van den docent, maar ook van den leerling van de ouders zoowel als van de kinderen.
Ik zeg: het Koningschap van Christus in de letteren zal een gevolg, zal de bekroning, de uitstraling zijn van Zijn Koningschap in het individueele en maatschappelijke leven; het zal de noodzakelijke, de geestdriftige uiting, de feestelijke viering zijn van het ware, diepe leven dat in zijn volheid het individu en de maatschappij door Christus ten deel werd.
Onder de kunsten is de literatuur een van de meest onmisbare factoren voor de verwerkelijking der christelijke levensbeschouwing. Want het zijn tenslotte de ideeën die de wereld beheerschen, niet evenwel zoolang zij blijven in het abstracte domein der gedachte; levende daad zullen ze slechts worden als ze, vleesch geworden, naar het terrein der levende voorstelling worden overgebracht.
Samenvatting2:
Dat nu is de taak der letterkunde. Zij staat tusschen de wijsbegeerte en het volk om het brood der gedachte door haar bewerking te maken tot brood des levens of tot gif des doods.
Een maatschappij doordeesemd door een echt christelijke levensbeschouwing, opdat uit deze opbloeie een echt christelijke letterkunde; maar dan ook omgekeerd; een letterkunde in dienst van Christus' Koningschap als de conditio sine qua non om individu en maatschappij te brengen tot Christus.
En met heimwee gaan onze gedachten naar de middeleeuwen toen dit ideaal werd benaderd naar de ridderromans, echte lofzangen op christelijke riddereer en riddertrouw, liederen die zingen van edelmoedigheid en antieken heldenmoed, van liefde tot God en Vaderland, waarin de helden strijden voor de verdediging van Christus-rijk, om te sterven met een zachten glimlach op de lippen, terwijl God zich neerbuigt over hen: Roland en Olivier wier leven een kruistocht was en die schreden door dien strijd voor het kruis naar den hemel, waar de Gekruiste heerscht; de jonge Vivien, die op het bloedige slagveld zijn eerste Communie doet en sterft, terwijl engelen neerstrijken om zijn ziel op te voeren en haar zacht te plaatsen in de bloemen van het paradijs; koning Arthur op wiens schild schittert het beeld van de vrouwe zijner gedachten, de H. Maagd en wiens strijdkreet „God en Maria" is: de ridders van den H. Graal die alles offerden voor het hoogste ideaal, onder welke één 't bereiken mocht, omdat hij rein was: Parceval.
O die middeleeuwen met haar mysteriespelen, echt volkstooneel, dat triomfen beleefde en een populariteit genoot, zooals de dramatische kunst die nooit meer heeft bereikt: een heele stad haar dagelijksch leven onderbrekend, de arbeider zijn werk verlatend, de burger zijn winkel, de monnik zijn klooster, de rechter zijn stoel om dan dagen lang neer te zitten op kerkplein of markt voor de breede tribune, weenend bij de smarten en vernederingen van hun Christus, dankbaar voor elken druppel van
Samenvatting3:
Zijn goddelijk bloed, jubelend bij zijn triomf, tooneelspel letterkundig gebrekkig, 't moge zijn, maar grootsch in zijn conceptie; want ten aanschouwe van geloovige Christusbelijders het leven, lijden en sterven van hun Koning ultbeelden, in ééne groote ideale en tegelijk werkelijke handeling Aarde, Hel en Hemel vereenigen, dat was voorzeker het theater opvoeren tot een hoogte waarop het zich nooit meer heeft kunnen verheffen.
Spreker wees daarna op de goddelooze schrijver, die het volk door hun boeken zijn geloof ontnemen, zooals Voltaire. In zijn werk hebben we meer in 't bijzonder het bewijs wat de literatuur vermag ten kwade; het drong als een zuurdeesem van het ongeloof door al de geledingen van Frankrijk's volk; de burger van heden, ook de arbeider helaas , is er steeds Voltairiaan en de treurige toestand, waarin op het oogenblik de Kerk daar verkeert, is aan zijn heilloozen spot te wijten.
Na hem wordt het werk der ontkerstening voortgezet door de Rationalisten, de Encyclopedisten en de mannen der Duitsche Aufklärung en zoo komen we geleidelijk tot het socialisme van Marx, wiens grondslag is de materialistische wereldbeschouwing en tot het platte materialisme van Häckel.
Wie telt de slachtoffers van Renan, van Feuerbach, van Douwes Dekker?
Zoo was 't in het verleden. Indien 't gisteren aldus was, is 't heden beter? Maar zijn wij er dan niet de getuigen van hoe elken dag door de wereldpers een stroom van schandlectuur wordt uitgegoten, waarvan de strekking geen andere is dan prikkeling van de laagste hartstochten in den mensch? Dat zulke lectuur straffeloos wordt verspreid, ook onder de jeugd, brandt als een schandvlek op de hooggeroemde hedendaagsche cultuur, is een schande voor de maatschappij, die zich nog tooien durft met het praedicaat christelijk.
Onder de katholieke jongere letterkundigen is bij ons het besef levendig geworden, dat de kunst moet zijn een uiting van streven naar God.
Samenvatting4:
De volkomen aanvaarding van deze theorie is tevens onder hen de duidelijkste aanvaarding van Christus' Koningschap. Zij voelen zich sterk in de eenheid van den band des geloofs. Hun ideaal is Christus, hun doel is Hem te doen regeeren over en in de menschen, tot dat gemeenschappelijk ideaal de zielen op te heffen, in de zielen het sluimerend beeld te wekken van die heerlijkheid, daarbij niet eigen overwinning te zoeken maar de glorie van God en Zijn kerk. Vurige christelijke liefde, een sterk gevoel van rechtvaardigheid, persoonlijke heiliging, zullen hen in staat stellen dit ideaal om te zetten in de daad.
Hun hoogste bezieling is God, Die Liefde is. Welke taak wacht dan de letterkunde? of liever, welke taak hebben wij katholieken in dit opzicht te vervullen?
Mijn bede richt zich allereerst tot de begaafden, dat zij hun talenten in dienst stellen van Christus' rijk. Er is Godlof nog altijd een machtige drang naar godsdienstige lectuur onder ons volk; het kerngezonde hart der massa klopt nog altijd voor het goede en het edele. Dat bewees onlangs de vijftienhonderdste opvoering van “het Teeken des Kruises" in theater Carré. Als de triomf van den Christus, waarin het lijden verheerlijkt wordt, kan spelen voor een zaal tot de nok gevuld, dan is dit een goed teeken des tijds.
Dat zij dan die brood hebben voor de hunkerende scharen het breken!
Och! wat worden er nog veel nuttelooze blaadjes en tractaatjes in onze huisgezinnen binnengeloodst, hoeveel ongezond prikkelende lectuur houdt nog de aandacht onzer kinderen gespannen! hoe zitten ze uren lang met gloeiende gezichtjes gebogen over onbeduidende verhaaltjes, verslinden ze minderwaardigen kost omdat hun gehemelte de echt geurige spijs niet smaakt.
Samenvatting5:
Daarom richt zich mijn bede in de tweede plaats tot al wie leiding hebben te geven, tot de opvoeders, tot de ouders vooral. Mogen zij toch de noodzakelijkheid beseffen van toezicht op lectuur.
Mijn woord moge eindelijk een aansporing tot u allen zijn om trouw te blijven aan den plicht die op elken katholiek in zake lectuur rust.
Trefwoorden:
Geografische namen: