Blijkens een zogenaamd "Recepis-boek" (inv.nr. 371) werden de burgemeestersrekeningen vanaf 1771 opgesteld door de secretaris aan de hand van aan hem door de burgemeester overgelegde documenten. De administratie van verpondingen, koningsbeden en gemene middelen werd geheel door de secretaris verzorgd. De burgemeestersrekeningen werden afgehoord door officier en regenten. Vanaf 1800-1809 door schout, leden van het gemeentebestuur en gecommitteerden. Die van 1809-1810 en 1810 door maire en municipale raad. Zij werden ter goedkeuring opgezonden aan de leen- en tolkamer te ‘s-Hertogenbosch tot en met de rekening over 1791-1792. Die van 1792-1793 werd opgezonden aan de "Commissie tot het examineren" te ‘s-Hertogenbosch. De rekeningen van 1800-1801 en 1801-1802 werden ter goedkeuring opgestuurd aan de rekenkamer van het departement Brabant; die van 1803-1804 en 1804-1805 werden ter vaststelling toegezonden aan de landdrost van het departement Brabant; die van 1803-1804 en 1804-1805 werden ter vaststelling toegezonden aan de landdrost van het Departement Brabant; die over 1808-1809 en volgende aan gedeputeerde staten van Noord- Brabant. De burgemeestersrekeningen lopen van 1 mei - 30 apr, uitgezonderd die van 1810, die loopt van 1 mei - 31 dec. Van 1743-1804 zijn in de burgemeestersrekeningen afzonderlijke rekeningen opgenomen van koningsbeden (lopend van 17 sep - 16 sep), verpondingen (lopend van 1 jan - 31 dec) en gemene middelen (lopend van 1 okt - 30 sep)