Oorkonde waarbij schepenen van ‘s-Hertogenbosch verklaren dat Dympna, weduwe van Cornelis Arntss van Houthem voor zichzelf en voor haar vier onmondige kinderen bij genoemde Cornelis te kennen heeft gegeven dat Steven Lambertss van Cuylenborch bij diens testament genoemde Cornelis en haar in vruchtgebruik en hun kinderen in erfrecht heeft nagelaten twee morgen hooiland in de parochie van Roesmalen ter plaatse in de Hoeven, dat Cornelis die had moeten belenen met 100 carolusgulden tegen 6% van zekere Peeter van Antwerpen, waardoor Peeter die kamp land gedurende 9 jaren heeft bezeten en gebruikt en de jaarlijkse opbrengsten daaruit heeft genoten van wel 23 gulden en meer, terwijl die volgens de belening niet meer mochten zijn dan 12 gulden, dat door de financiële positie van Dympna zij niet in staat is de lening af te lossen en haar kinderen niet kan onderhouden dan langs de deuren te gaan, dat zij daarom aan schepenen voorstelt genoemde kamp te verkopen om haar gezin van de rente-opbrengst te onderhouden, wat wordt gesteund door de naaste verwanten van vaders- en moederszijde van de kinderen, waarop schepenen hebben besloten genoemde verwanten tot voogden van de kinderen aan te stellen en hen te machtigen genoemde kamp openbaar te verkopen,