Uw zoekacties: Kranten

Kranten ( Regionaal Archief Dordrecht )

beacon
783  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
De Dordrechtsche Courant, 1861-12-03; p. 3
Naam krant:
De Dordrechtsche Courant
Datum:
1861-12-03
Jaargang:
1861
Pagina:
3
der redevoering van den heer Thorbecke, waarin hij den aard 'van de grondwet kenschetste tegen de beschouwingen van den iheer van Zuylen van Nyevelt, die daarin gezien had een jmonarchaal en republikeinsch element. Hij betoogde dat de [grondslag van de grondwet vau 1815 was liberaal, en die van 1848 slechts eene zuivering, loutering, en deze niet anders was dan monarchiesch liberaal. Indien het verwijt geuit was dat de grondwet van 1848 bestond uit heterogene denkbeel- den, eene grondwet met twee handsvatten, hoe die dan tc dulden? verscheur dan die grondwet, zeide hij. De heer van Znylen van Nyevelt kon dit karakter der grondwet van 1815 niet erkennen. Hij zag daarin niet anders dan eene mislukte proeve om den vertegenwoordigenden regeringsvorm in te voeren, maar die inderdaad geleid had tot autocratie. Hij zou de grondwet van 1848 liever monarchaal constitutioneel noemen. Hij toonde wijders aan het groot verschil, dat tusschen hem en de liberale partij bestond, in de opvatting van het defen- siewezen, de regterlijke organisatie, den raad van state en de autonomie der provinciën en gemeenten, in strijd met de cen- tralisatie. Hij kondigde aan dat hij van Hoofdst. II, waarbij alle ministers betrokken waren, gebruik zou maken om door zijne stem te doen blijken van zijn gemis van vertrouwen in dit ministerie. — De ministers hebben in de zitting vau gisteren zich verdedigd. De minister van finantien beantwoordde de aanmerkingen van den heer Mijer, met betrekking tot het programma van 23 April, in verband met de later gewisselde schrifturen omtrent de koloniale aangelegenheden. Aan den door dezen en den heer van Lynden geuiten wensch om over- legging van het schrijven van den minister van buitenlandsche zaken aan Z. M. den koning gerigt, zeide hij dat om onder- scheiden redenen niet kon worden voldaan, aangezien dat schrijven niet voor openbaarmaking vatbaar was. Van den heer van Hoëvell zeide hij geene voldoende gron-
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
De Dordrechtsche Courant, 1861-12-03; p. 7
Naam krant:
De Dordrechtsche Courant
Datum:
1861-12-03
Jaargang:
1861
Pagina:
7
der redevoering van den heer Thorbecke, waarin hij den aard van de grondwet kenschetste tegen de beschouwingen van den heer van Zuylen van Nyevelt, die daarin gezien had een monarchaal en républikcinsch element. Hij betoogde dat de grondslag van de grondwet van 1815 was liberaal, en die van 1848 slechts eene zuivering, loutering, en deze niet anders was dan monarchiesch liberaal. Indien het verwijt geuit was dat de grondwet van 1848 bestond uit heterogene denkbeel- den, eene grondwet met twee handsvatten, hoe die dan te dulden? verscheur dan die grondwet, zeide hij. De heer van Znylen van Nyevelt kon dit karakter der grondwet van 1815 niet erkennen. Hij zag daarin niet anders dan eene mislukte proeve om den vertegenwoordigenden regeringsvorm in te voeren, maar die inderdaad geleid had tot autocratie. Hij zou de grondwet van 1848 liever monarchaal constitutioneel noemen. Hij toonde wijders aan het groot verschil, dat tussche» hem en de liberale partij bestond, in de opvatting van het defen- siewezen, de regterlijke organisatie, den raad van state en de autonomie der provinciën en gemeenten, in strijd met de cen- tralisatie. Hij kondigde aan dat hij van Hoofdst. II, waarbij alle ministers betrokken waren, gebruik zou maken om door zijne stem te doen blijken van zijn gemis van vertrouwen in dit ministerie. — De ministers hebben in de zitting vau gisteren zich verdedigd. De minister van finantien beantwoordde de aanmerkingen van den heer Mijer, met betrekking tot het . programma van 23 April, iu verband met de later gewisselde schrifturen omtrent de koloniale aangelegenheden. Aan den door dezen en den heer van Lynden geuiten wensch om over- legging van het schrijven van den minister van buitenlandsche zaken aan Z. M. den koning gerigt, zeide hij dat om onder- scheiden redenen niet kon worden voldaan, aangezien dat schrijven niet voor openbaarmaking vatbaar was. Van den heer van Hoëvell zeide hij geene voldoende gron-
Gevonden alinea's: 1