Uw zoekacties: Commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs

Archiefvormers ( Regionaal Archief Dordrecht )

beacon
 
 
Archiefvormende instantie
Commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs
Naam archiefvormer:
Commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs
Vestigingsplaats:
Nieuw-Lekkerland
Onderdeel van:
gemeente Nieuw-Lekkerland
Opgericht:
1848 c.q. 1881. Bron: benoemingsvoordracht d.d. 1 maart 1848 c.q. commissie-verordening d.d. 24 december 1980
Opgeheven:
1936. Bron: gemeenteraadsbesluit d.d. 20 juli 1936
Taken:
Het bespreken binnen de commissie van allerlei onderwijszaken van lokale aard en het houden van toezicht op de in de gemeente gevestigde lagere scholen
Nadere informatie:
Uit slechts één bewaard gebleven archiefstuk blijkt dat al in 1848 een 'commissie van schooltoevoorzigt' in functie was of van start ging. Dit stuk betrof een voordracht van burgemeester en assessoren aan de gemeenteraad tot benoeming van de drie leden waaruit de commissie bestond.

Begin 1881 ging in de gemeente Nieuw-Lekkerland een commissie van toezicht voor het lager onderwijs van start, op grond van de onderwijswet van 1878. Of tot dat moment bovengenoemde 'commissie van schooltoevoorzigt' heeft voortbestaan, is niet duidelijk.
De (nieuwe) commissie van toezicht op het lager onderwijs bestond uit vier door de gemeenteraad benoemde leden. Uit het midden van de commissie werd een voorzitter en secretaris gekozen. Zij vergaderde zo dikwijls als nodig werd gevonden.

Met ingang van 1 januari 1921 kwam er weer een nieuwe commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs, maar ditmaal gebaseerd op de Lager-Onderwijswet 1920. In de praktijk ging die onder de naam schoolcommissie door het leven.
In de verordening betreffende de schoolcommissie uit 1921 werd bepaald dat deze uit vijf door de gemeenteraad benoemde leden moest bestaan. Uit haar midden werden een voorzitter en secretaris aangewezen. De schoolcommissie vergaderde minstens eenmaal per maand of zo dikwijls nodig werd geoordeeld.

In verband met de wettelijke verlaging van de openbare uitgaven voor het onderwijs werd in 1936 de commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs opgeheven. De gemeente vond kennelijk dat het nut van de commissie niet opwoog tegen de kosten.