Uw zoekacties: School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten

377 School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten ( Regionaal Archief Dordrecht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inventaris
1. School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten
1.1. Inleiding
1.1.2. Geschiedenis van de Scholengemeenschap 'Doelesteyn'
377 School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten
Inventaris
1. School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten
1.1. Inleiding
1.1.2.
Geschiedenis van de Scholengemeenschap 'Doelesteyn'
‘Doelesteyn’ was een school met een bijzondere, neutrale signatuur. De geschiedenis valt samen met de 20e eeuw en geeft een doorsnede van de onderwijsgeschiedenis in ons land over genoemde periode. Deze geschiedenis is terug te vinden in de benamingen van het bestuur. Tussen 1901 - 1988 was dit de Vereniging ‘Dordtse industrie- en huishoudschool voor meisjes’, vanaf 1968 de Dordtse schoolvereniging voor lager, middelbaar en hoger beroepsonderwijs en vanaf 1983 de Dordtse Vereniging voor algemeen, voortgezet- en beroepsonderwijs. Met ingang van het schooljaar 1988 / 1989 ressorteerde het bestuur van de Scholengemeenschap ‘Doelesteyn voor M.B.O., M.D.G.O. en M.H.N.O.’ onder de Stichting ‘Bijzonder neutraal onderwijs voor Dordrecht en omstreken’. Het historisch overzicht is ingedeeld naar de belangrijkste onderwijsperioden vooraf gegaan door gegevens over de oprichting.


De oprichting van de Dordtse industrie- en huishoudschool voor meisjes was een initiatief van S.M. Hugo van Gijn-Roodenburg. Zij oriënteerde zich samen met een aantal dames die we in het eerste bestuur terug zien op het industrie- en huishoudonderwijs in ons land en bezochten onder andere de huishoudschool te Haarlem. Het onderzoek leidde tot de oprichting van de Vereniging ‘Dordtse industrie- en huishoudschool voor meisjes’. Goedkeuring van de statuten bij koninklijk besluit volgde op 17 april 1901. De eerste samenstelling van het bestuur was als volgt:
Mevrouw S.M. Hugo van Gijn-Roodenburg: erepresidente.
Mr. A Blussé van Oud Alblas-Crena de Jonge, presidente.
Mevrouw Gunneweg-Roterman
A. Reus, penningmeesteresse, opgevolgd door haar broer H. Reus, architect.
Mr. B.C.L. van Steenhoven, secretaris, opgevolgd door B. Kuipers, kandidaat-notaris.
F. Herman van Gijn-Roodenburg, lid.
Mevrouw Sigmnond-’t Hoofd, lid.
Mevrouw Van Wageningen-Rens, lid.
Na mislukte plannen voor nieuwbouw betrok de vereniging het dubbele herenhuis ‘Doelesteyn’ aan het Steegoversloot met tuin en koetshuis. De aanpassing van het gebouw werd gefinancierd door het echtpaar Van Gijn-Roodenburg. De school kende de volgende doelstelling:
-Het aanbrengen van algemene ontwikkeling, van het beter begrijpen over woning, kleding en voeding en van enige vaardigheid in het nuttig handwerken en huishoudelijke bezigheden.
-Het opleiden van vrouwen en meisjes voor een vak. Het onderwijs kende een splitsing in:
*voorbereidend onderwijs voor meisjes vanaf 13 jaar: tweejarig, verdeeld in twee klassen met elk de afdelingen A en B.
*vakonderwijs: een naaiklasse A (opleiding naaister) en B (vervolgopleiding tot kostuumnaaister), twee tweejarige opleidingen tot onderwijzeres in handwerken, de eerste in nuttig handwerken, het vervolg in fraai handwerken, een voorbereidingsopleiding en een opleiding tot huishoudster: huishoudklasse A en een vervolgopleiding huishoudklasse B en een opleiding voor dienstbodes. Leerlingen zonder diploma van de vooropleiding moesten een toelatingsexamen doen.
*afzonderlijke cursussen voor huishoudelijk verstellen en naaien, huishoudkunde, koken, strijken en knippen voor verschillende doelgroepen. In het eerste schooljaar telde de school 45 leerlingen.

De school startte in 1901 met de volgende opleidingen en cursussen:
*voorbereidend onderwijs voor meisjes van 13 jaar of ouder: twee leerjaren met vakken voor algemene ontwikkeling, nuttig handwerken, gezondheidsleer en huishoudkunde.
*de afdeling industrie: twee leerjaren die opleidden voor diploma’s staatsexamen onderwijzeres nuttige en/of fraaie handwerken en de schoolexamens linnennaaister met de mogelijkheid tot een tweejarige vervolgopleiding tot kostuumnaaister.
*de afdeling huishoudonderwijs met een éénjarige opleiding tot hulp in de huishouding en een tweejarige opleiding tot huishoudster met de mogelijkheid van part time onderwijs tot dienstbode.
Een opleidingsklas tot boekhoudster werd na enkele jaren opgeheven. Daarnaast kende de school herhalingsonderwijs in huishoudkunde voor meisjes met tenminste lagere school en afzonderlijke cursussen zoals huishoudkunde, naaien, verstellen en koken, afzonderlijk voor dames (van stand), voor dienstbodes, voor onderwijzeressen en voor werkmansvrouwen en -meisjes en een cursus handwerken en knippen voor dienstbodes. In deze periode bestond geen wettelijke onderwijsregeling voor de school. Het bestuur was dan ook volledig verantwoordelijk voor het onderwijs. De directrice adviseerde het bestuur, maar was vooral belast met de dagelijkse leiding van de school. Financieel steunde de vereniging naast een subsidie van de overheid voornamelijk op het echtpaar Van Gijn-Roodenburg. De heer Van Gijn betaalde de aankoop en verbouwing van ‘Doelesteyn’ uit eigen middelen. In 1912 richtte het echtpaar het Fonds voor vakonderwijs, bij voorkeur aan vrouwen op waarin het beheer van het gebouw en de onderwijsvoorzieningen werden ondergebracht.
De Wet op het nijverheidsonderwijs van 1919, ingevoerd in 1921 bracht een splitsing in het lager en middelbaar nijverheidsonderwijs:
*lager onderwijs, afdeling A voor meisjes vanaf 12 jaar met zes klassen lagere school: een vierjarige opleiding (na 1931 tweejarig) met het eerste leerjaar ter vervanging van het zevende jaar van de lagere school. De afdeling omvatte algemeen ontwikkelend onderwijs, industrieonderwijs (naaien, knippen tekenen en stofversieren) en huishoudonderwijs (huishoudkunde, koken, voedings- en gezondheidsleer, wasbehandeling en kinderverzorging). De opleiding sloot af met een getuigschrift A, dat toelating gaf tot de opleiding van de Vereniging ‘Tesselschade ofwel Hulp der Moeder’ .
*lagere nijverheidsschool, afdeling B voor meisjes van 13 jaar, driejarig (na 1931 tweejarig) met een uitgebreider lesprogramma. De afdeling kon worden afgesloten met een getuigschrift B of worden vervolgd met de opleidingen hulp in de huishoudingen, kinderverzorgster of kostuumnaaister.
*middelbaar nijverheidsonderwijs voor meisjes met getuigschrift B of met MULO zonder examen. Dit leidde als eerste in Nederland op voor huishoudkundige inrichtingen. De opleidingen voor de akten Na (naaien verstellen) en Nr (lingerie) bleken niet levensvatbaar en stopten in achtereenvolgens in 1923 en 1927.
Het herhalingsonderwijs, vervallen bij de Onderwijswet van 1920 werd vervangen door dagcursussen uit het pakket van de huishoudschool. In 1923 nam de school van de Maatschappij tot nut van het algemeen de avondcursus over voor de fabrieksmeisjes van ‘Victoria’. Deze cursus bleef tot 1967 bestaan. In de jaren 20 moest worden bezuinigd waardoor de geplande nieuwbouw niet door ging. Volstaan werd met de verbouwing van de bestaande school in 1929. Wel werd daarbij het woonhuis rechts van de school door nieuwbouw vervangen. Zoals meestal trok de uitbreiding meer leerlingen aan en was de school snel weer te klein. In 1939 werd zelfs het oude theehuis als lokaal in gebruik genomen. De aanhoudende bezuinigin-gen troffen vooral het lager nijverheidsonderwijs. De opleidingen A en B werden in 1932 tot twee jaar teruggebracht.

In 1940 verving men het onderscheid in lager en middelbaar door primair (vooropleiding gezinstaak) en secundair (huishoudkundige, hulp in de huishouding, kinderverzorgster en huisnaaister gevolgd door de atelierklasse) en tertiair (huishoudkundige voor inrichtingen en gediplomeerden ‘Hulp der Moeder’ van de Vereniging ‘Tesselschade’). De oorlogsperiode kwam men redelijk door tot de winter van 1945 toen de school door een tekort aan brandstof en lesmaterialen praktisch stil lag. In 1947 voegde men aan de primaire opleiding een opleiding voor gezinsverzorgster toe en aan de secundaire opleiding een eenjarige vormingsklas van algemeen huishoudelijk onderwijs voor meisjes met MULO-diploma. Daarmee nam de behoefte aan nieuwe lokalen weer toe. Tot aan de realisatie van acht nieuwe lokalen in de tuin bij de Arrondissementsrechtbank in 1952 week men uit naar externe locaties. In 1955 kreeg het oude gebouw een opknapbeurt.
Uit de jaarverslagen is het volgende overzicht samengesteld van de invoering nieuwe diploma’s: in 1924 het diploma kinderverzorging en opvoeding en huishoudkunde voor inrichtingen, in 1936 het diploma kostuumnaaister, in 1939 het diploma kinderverzorgster, in 1940 het getuigschrift opleiding atelierklas en het diploma kinderverzorgster voor koloniehuizen, in 1945 het diploma kinderverzorgster voor de centrale raad, in 1946 het diploma coupeuse, in 1956 het diploma gezinshulp, in 1957 het diploma kleuterhulp en in 1966 de afdeling individueel nijverheidsonderwijs voor meisjes. Ook in de jaren zestig startten de driejarige vooropleiding voor lerares en de oriëntatieklas voor leerlingen met 3- of 4jarige ULO. Nog in 1967 waren de opleidingen verdeeld over het lager nijverheidsonderwijs (primairen, hulpen en assistenten in de huishouding, kleuterhulpen en leerling-verkoopsters) en uitgebreid lager nijverheidsonderwijs, het voormalig secundair en tertiair nijverheidsonderwijs (vormingsklas) assistenten en huishoudkundigen voor inrichtingen, kinder-verzorgsters, kostuumnaaisters en coupeuses.
In de jaren 60 liep het aantal leerlingen van de school op van circa 800 tot ruim 1100. In 1965 was ‘Doelesteyn’ volgens het Centraal bureau voor de statistiek de grootste huishoudschool in ons land. Uit de cijfers bleek ook het belang van de school voor de regio. Van de 1123 leerlingen in 1969 kwamen er 612 van buiten de gemeente Dordrecht en van de 214 cursisten waren dat er 106. Samen met de onderwijsvernieuwing van de Mammoetwet in 1967 vroeg deze toename om een nieuwe opzet en inrichting van de schoollocatie. In feite was een tweede schoolgebouw noodzakelijk maar het bleef voorlopig bij een nieuw gymnastiekgebouw in 1966 en de inrichting van noodlokalen op verschillende locaties in de stad. De nieuwbouw kon pas worden gestart na de aankoop in 1973 van extra grond en een daarmee samenhangende ruil van gebouwen. Intussen had men wel een tweede school opgericht, namelijk ‘Dubbelsteijn’ aan de Vorrinklaan.
In 1968 bracht de Wet op het voortgezet onderwijs, de Mammoetwet, veel veranderingen met zich mee. De vereniging zag zich genoodzaakt haar naam te wijzigen in Dordtse schoolvereniging voor lager, middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De toevoeging ‘voor meisjes’ verdween. Het onderwijs kent sinds 1968 geen afzonderlijke scholen meer voor meisjes en jongens. Het lager huishoudelijk- en nijverheidsonderwijs (L.H.N.O.) werd uitgebreid met een brugklas en een richting individueel H.N.O. De opleidingen assistenten in de huishouding, naaldvakken en leerling-verkoopsters bleven onder het L.H.N.O., de overige opleidingen, uitgebreid met verzorgingsassistenten en kappers (de laatste met ingang van september 1969) werden ondergebracht in de nieuwe afdeling van het leerlingenwezen. De naam uitgebreid lager nijverheidsonderwijs werd gewijzigd in middelbaar H.N.O.

De Onderwijswet vroeg ook om een betere samenwerking met scholen voor het beroepsonderwijs in Dordrecht en omgeving, onder andere voor de gelijkstelling van de leerstof en het boekenpakket voor het L.H.N.O. Op 21 mei 1969 werd de eerste paal voor een tweede schoolgebouw geslagen. Wegens het nijpend lokalentekort werd enkele jaren gebruik gemaakt van de lokalen van de rijks hogere landbouwschool. Als een van de eerste scholen had ‘Doelesteyn’ sinds 1963 deelgenomen aan een experiment met onderwijstelevisie Dit werd in 1969 geïnstitutionaliseerd. Ook kreeg men in dat jaar van het ministerie toestemming voor het aanschaffen van een overheadprojector.
In de jaren 70 telde ‘Doelesteyn’ de volgende opleidingen: brugklas, L.H.N.O. 2-4, interim algemene schakelklas I en II, kortweg I.N.A.S. (later I.N.T.A.S), kinder- en jeugdverzorging I en II, vorming, V.H.B.O., kappersopleiding, bejaardenhelpers. In 1977 - 1978 was V.H.B.O. gesplitst in I, II en III. Het I.H.N.O. kende de vakken: Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde, muziek, tekenen, handenarbeid, gym-nastiek, studielessen, gezondheidskunde, koken, naaldvakken en stofversieren, kin-derverzorging, kennis der natuur, wiskunde en rekenen en Engels. De opleiding kinder- en jeugdverzorging (2 en 3-jarige opleiding) kende naast de beroepsgerichte vakken van kinderverzorging en opvoeding, spelleiding, handenarbeid, gezondheids-leer, ziekenverzorging, gezondheidszorg en huishoudkunde de algemene vakken Nederlands, Engels en lichamelijke opvoeding en de steunvakken muziek, biologie, tekenen, naaldvakken en stofversieren, expressie en maatschappijleer.

In de jaren 80 raakten de onderwijshervormingen in een enorme stroomversnelling. In 1984 vond een belangrijke herstructurering van het M.H.N.O. en M.S.P.O. (middelbaar sociaal-pedagogisch onderwijs) plaats. Uitgangspunten en doelstellin-gen waren:
*structurele doelen: bredere beroepsopleiding met een ruimere functiebereik, onderwijskundige integratieverbanden en brede opleidingsinstituten met brede beroepsopleidingen
*onderwijskundige doelen: brede toelaatbaarheid, soepele (horizontale) en verticale doorstroming, differentiatiemogelijkheden en extra onderwijsleersituaties (waaronder stages).
Voor ‘Doelesteyn’ had de herstructurering grote gevolgen. Met ingang van het schooljaar 1984 werd de school een scholengemeenschap voor middelbaar dienst-verlenings- en gezondheidsonderwijs. De afdelingen I.H.N.O. en L.H.N.O. waren een jaar eerder bij ‘Dubbelsteijn’ ondergebracht die nu ook als scholengemeenschap fungeerde. De M.A.V.O.- en L.B.O.-afdelingen van ‘Doelesteyn’ fuseerden met de M.A.V.O.-school ‘Sterrenburg’ van de Vereniging voor geïndividualiseerd onderwijs. Het algemeen bestuur had de scholen voor deze reorganisaties met ingang van 1982 elk van een eigen bestuurscommissie voorzien.

‘Doelesteyn’ was nu een scholengemeenschap voor M.D.G.O. en kende nieuwe afdelingen: M.B.O. agogisch werk (A.W.), M.B.O.-C.C.D., M.B.O.-mode en kleding (K.M.) en M.B.O.-A.G. Het omvatte verder naast de afbouwende M.H.N.O.-afdeling per 1 augustus 1984 ook de interim algemene schakelopleiding (1 en 2-jarig) en de vooropleiding hoger beroepsonderwijs. Daarnaast kende ‘Doelesteyn’ de primaire leerlingenstelsels voor herenkappen, dameskappen, bejaardenhelper en de voortgezette opleiding dameskappen. De Informatiegids 1985 - 1986 typeert ‘Doelesteyn’ als scholengemeenschap op neutraal bijzondere grondslag voor M.B.O., M.D.G.O. en N.H.N.O.
De herstructurering leidde bij ‘Doelesteyn’ ook tot een reorganisatie van de interne overlegstructuur. Het activiteitenplan 1984 vermeldt de volgende geledingen en overlegorganen:
*directieberaad
*coördinatiecommissie
*directie - teamleden (bestaande vakteams)
*teamvergadering (M.D.G.O.-teams)
*overleg nieuwe docenten
*algemene docentenvergadering
*vergadering hoofden van vakgroepen
*vakgroepsvergaderingen
*leerlingenoverleg
*vergadering (voorlopige) Medezeggenschapsraad (V.M.R.)


De voorlopige Medezeggenschapsraad was geïnstalleerd in augustus 1982 ingevolge de Wet op de medezeggenschapsraden. Hiermee samenhangend werd de Ouder-commissie opgevolgd door de Ouderraad. De wet vereiste de vertegenwoordiging van alle ouders en/of verzorgers van leerlingen. De Oudercommissie was een te informeel orgaan. Een jaar lang fungeerde een voorbereidingscommissie en vervolgens de voorlopige Medezeggenschapsraad, maar ze kwam niet van de grond wegens gebrek aan kandidaten. Daarna werd wel de Docentenraad opgericht.
De herstructurering was de eerste stap naar een nieuw bestel oor het middelbaar beroepsonderwijs. In 1986 startte de operatie ‘Sector vorming middelbaar beroepsonderwijs’ (S.V.M.). Ter voorbereiding richtte men op ‘Doelesteyn’ in 1987 een werkgroep op bestaande uit een bestuurslid belast met onderwijskundige ontwikkelingen, de directeur, de adjunct-directeuren belast met onderwijskundige zaken en de teamleiders van de opleidingen. Het doel was de opstelling van een hoofdlijnennotitie waarmee het reguliere teamleidersoverleg de S.V.M.-operatie verder vorm kon geven. Daarnaast stelde de werkgroep zich ten doel:
*voltooien van de invoering van het M.D.G.O.
*deelname aan het landelijk rendementsonderzoek voor V.H.B.O.-opleidingen
*uitbrengen van een conceptadvies voor de ontwikkeling van afdelingen voor horeca- en voedingsdienstinstellingen.

De sectorvorming vroeg ook om bestuurlijke schaalvergroting en daarmee kondigde zich onherroepelijk het einde van de vereniging aan. Vooruitlopend op een uiteindelijke bestuurlijke centralisatie fuseerde ‘Merwesteijn’ met de Technische school voor Dordrecht en omgeving. Op 27 april 1988 besloot het algemeen bestuur van de vereniging tot overdracht van ‘Doelesteyn’ en ‘Dubbelsteijn’ aan de nieuwe Stichting ‘Bijzonder neutraal onderwijs voor Dordrecht en omstreken’. Op 13 september 1989 vond de opheffingsvergadering van de vereniging plaats. Ten einde het kapitaal van het oude ‘Fonds voor vakonderwijs, bij voorkeur aan vrouwen’ voor ‘Doelesteyn’ veilig te stellen werd op 24 oktober 1989 de Stichting ‘Bijzonder fonds school ‘Doelesteyn’ opgericht.
De nieuwe Stichting ‘Bijzonder neutraal onderwijs’, waarbij ook het bestuur van de Technische school voor Dordrecht en omgeving zich aansloot, werd gekwalificeerd als een arme instelling. Het ging in feite om een overgangsconstructie. Op 26 september 1989 nam de Gemeenteraad van Dordrecht het besluit tot ondertekening van het convenant tot vorming van een multisectorale scholengemeenschap per 1 augustus 1990. De gemeente stelde dat de identiteit een gemeenschappelijke regeling moest worden en wilde onder meer de administraties van de scholen overnemen. Hiertegen kwam protest waarna de administraties bij de nieuwe centrale directie werden ondergebracht.

Op 16 februari 1990 nam het bestuur van de Stichting ‘Bijzonder neutraal onderwijs’ samen met de Stichting ‘Deeltijd / vervolg beroepsonderwijs te Gorinchem’ deel in de Gemeenschappelijke regeling openbaar M.O.B., C.B.O. en V.A.V.O. Dordrecht - Gorinchem en omstreken. Aan het begin van het schooljaar 1991 - 1992 fuseerde de scholengemeenschap ‘Dubbeslsteijn’ met de Scholengemeenschap ‘Reeweg te Dordrecht’. De multisectorale scholengemeenschap kreeg de naam Midveldcollege. Dit kende de sectoren techniek, economie, D.G.O. en V.A.V.O. Ingaande het schooljaar 1996 - 1997 vond een institutionele fusie plaats van het Midveldcollege met het Biesboschcollege tot het Regionaal onderwijscentrum (R.O.C.) Zuid-Holland Zuid onder de naam Da Vinci-college. Bij dit college sloot zich ook het Gemeenschappelijk regionaal onderwijsinstituut aan, waarvan het archief ook in deze inventaris wordt beschreven.

Kenmerken

Datering:
1901 - 1998
Auteur:
H.H. Huitsing (2004)
Titel inventaris:
School 'Doelesteyn', voorheen de Huishoud- en Industrieschool geheten