De steden Deventer en Hattem komen tot beslechting van hun geschillen over de Bisschops- en Katentol overeen, dat de burgers van Hattem zullen kunnen volstaan met de betaling van een derde deel van het tolgeld, voor zoveel betreft goederen van Hattemer burgers, van boven komende en Deventer en Katen voorbij zeewaarts varende of uit zee hoger opvarende en die tollen passerende; dat zij geheel vrij zullen zijn van het tolgeld van de Katentol, ten aanzien van goederen uit huu stad naar beneden gevoerd wordende en niet van boven de IJssel afgekomen zijnde, gelijk mede van alle goederen uit zee komende en bestemd om binnen Hattem geconsumeerd te worden doch van alle goederen van boven Deventer met gelijke bestemming aangevoerd binnen Hattem, zal eveneens een derde deel van het tolgeld van de Bisschopstol moeten betaald worden. Tevens zullen de Hattemer burgers vrij zijn van de betaling van de Katentol voor zoveel aangaat goederen, door hen gebracht binnen Deventer om aldaar gesleten te worden.