Naar aanleiding van bezwaren door het stadsbestuur van Deventer geopperd tegen de bezegeling van de overeenkomst gesloten op de Hanzedag gehouden in Wesel in 1564, waarbij de Hanzesteden van het Keulse Kwartier besloten om, als het Hanzekantoor te Antwerpen in onvermogen mocht geraken, gezamenlijk aan de stad Keulen de 10.000 Carolus guldens terug te betalen, die door die stad zijn voorgeschoten voor de wederopbouw van het Hanzehuis te Antwerpen, op grond van onduidelijkheid in de bewoordingen van de oorkonde, verklaart het stadsbestuur van Keulen, dat het de oorkonde niet anders uitlegt dan aldus, dat, ingeval het kantoor te Antwerpen zo zeer mocht komen te vervallen dat de genoemde som met de jaarlijkse rente niet terugbetaald kan worden, dat dan elke hanzestad van het Keulse Kwartier verplicht zal zijn, naar rato van haar aanslag, die som te helpen terugbetalen, en dat de steden Soest, Wesel, Munster, Nijmegen, Deventer en Zutphen, die namens de anderen de oorkonde hebben bezegeld, daarom niet gehouden zijn meer te betalen dan hun aandeel.