Herman van Keppel, ridder, verklaart door bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Deventer, Kampen en Zwolle benoemd te zijn tot kastelein en ambtman van het huis, stad, ambt en heerlijkheid van Diepenheim, om die getrouw voor hen te beheren, tot zij hem of zijn erfgenamen betaald zullen hebben de 815 oude schilden die hij de bisschop en de steden geleend heeft, onder de voorwaarden genoemd in de geinsereerde oorkonde van bisschop en steden van dezelfde datum als deze oorkonde.