Arent van Tricht, proost van St. Jan, en Evert Foec, deken van Oudmunster te Utrecht, oorkonden dat deken en kapittel van St. Marie te Utrecht een geschil hadden met Robert Willamssoen, burger van Deventer, over een keurmede en dat beide partijen hun de beslissing in dit geschil hebben opgedragen en dat zij daarop hebben besloten, dat deken en kapittel van hun overleden keurmedige lieden binnen Deventer gerechtigd zijn hetzelfde te nemen als de bisschop van Utrecht en de hertog van Gelder van hun keurmedigen, nl. het beste kledingstuk dat zij nalaten. Kunnen echter de bisschop en de hertog bewijzen dat zij gerechtigd zijn om meer te nemen, dan zal ook het kapittel zoveel meer mogen nemen.