Herman van Randenrade, ambtman van Salland en kastelein van het nederste huis ten Arkelstein, belooft dat hij of zijn erfgenamen het ambt van Salland en het genoemde huis niet aan de volgende bisschop of diens gemachtigde zullen overleveren voordat aan de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle terugbetaald zijn of goede zekerheid gesteld is ten aanzien van de terugbetaling der 15.000 oude schilden die de steden beloofd hebben ten behoeve van de tegenwoordige bisschop aan Reijnald van Coevorden te zullen betalen gespreid over vijf jaar, zoals dat is afgesproken in de zoen door bemiddelling van de hertog van Gelre tussen de bisschop en Reijnald getroffen.