Het erf Galdbeeck was een borgleen in de heerljkheid Almelo.
Het is waarschijnlijk hetzelfde als wat later de Reigersh"ffe werd genoemd. Het lag ten oosten van Almelo.
In een leenbrief uit het huisarchief Twickel van 1631 wordt Diderik de Reiger tot Gladbeeck als hulder van zijn minderjarige neef Everhard de Reiger tot Wermerdinck genoemd.
In 1633 zijn op de zitting van het markegerecht Grote Boermarke Jhr. Antonius de Reijger tho Gladbeec en jonker Frans de Reijger tho Warmertinck aanwezig. In dec. 1643 beleent de heer van Almelo deze Frans de Reiger met het erf Gladbeek. In 1650 verschijnt hij als keurnoot (bijzittervan de landrechter) op de zitting van het markegerecht.
Waarschijnlijk is hij de in de dorsale aantekening vermelde Frans de Reiger.
Mogelijk is Everhardt de Reijger tot Creijenvelt, die te Delden wonende, op 29 jan. 1670 te Deventer in ondertrouw gaat en op 13 febr. 1670 in Wesepe in het huwelijk treedt met jufvrouw Catharina Fullouse te Wesepe, de zoon van deze Frans de Reiger of van de eveneens in de dorsale aantekening genoemde Everhardt de Reijger zur Gladbeck. Misschien is dezelfde Everhard de Reiger tot Creyenvelt later hertrouwd met Elsabina Vastenau. Als kinderen van laatstgenoemd echtpaar werden althans te Deventer gedoopt:
Rutgerus Gisbertus (ged. 7 okt. 1688), Everhard (ged. 6 apr. 1690), Rutger Gijsbertus (ged. 8 mrt. 1692), Lutgera (ged. 30 jan. 1699).
Familierelatie met de in het familiearchief Lamberts genoemde Johanna Maria de Reiger uit Delden is wel waarschijnlijk te achten, maar kon vooralsnog niet gevonden worden.