Uw zoekacties: Onze Lieve Vrouwegilde, Sint Annagilde, Sint Anthoniegilde v...

2026 Onze Lieve Vrouwegilde, Sint Annagilde, Sint Anthoniegilde van Oldebroek, 1620 - 1802 (1598 februari 26) ( Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe )

In onze collectie bevinden zich de archieven van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet en Oldebroek. De stukken gaan terug tot 1231. Ook kun je via dit venster zoeken in andere archieven die bij ons beheerd worden of overgedragen zijn, zoals kerkelijke archieven, het archief van je sportvereniging of bedrijfsarchieven zoals dat van de Veluvine verffabriek.

 
 

Kom je er niet uit? Kijk dan eens bij onze themapagina’s of de onderzoekstips. Uiteraard kun je ook altijd contact opnemen via het contactformulier. Onze deskundige medewerkers gaan je dan helpen met jouw vraagstuk.

beacon
 
 
Geschiedenis en Organisatie
Volgens Wijnaendts van Resandt *  waren er in Oldebroek slechts drie officieën (=diensten) op de altaren van divae Maria virginus (Onze Lieve Vrouwe). St. Anna en St. Anthony. Verder deelt hij mee dat de pastoor, de scholt en de kerkmeesters hiervan collator zijn. Deze gegevens heeft hij gehaald uit een brief van Oldebroek aan het Hof van Gelderland van 18 oktober 1593. Hierin wordt een opgave gedaan van alle Oldebroeker kerk- en vicariegoederen.
Tabak vermeldt in zijn inleiding bij de vorige inventarisatie van de gilde-archieven *  over gilden het volgende. De gilden zijn ontstaan doordat mensen bij testament geld of goederen nalieten aan de kerk. Als tegenprestatie voor deze schenkingen moesten missen worden gelezen voor het zieleheil van de schenker. Let wel: we praten dan nog over de 15e en 16e eeuw. Het Lieve Vrouwengilde, als grootste van de drie, had genoeg inkomsten voor het stichten en onderhouden van een eigen altaar en altaardienst in de Lambertuskerk. Aan het einde van de 16e eeuw, de Reformatie, verdwenen zulke altaren en diensten overal. De bezittingen van de gilden (of vicarieën) werden beheerd door de gildemeesters. De ontvangsten, met name uit de verpachting van landerijen, kwamen ten goede aan de predikant, de organist, de armenzorg, het onderhoud van de kerk en pastorie en de zorg voor het onderwijs.
In het archief van de Staten van het Kwartier Veluwe *  komt een beschrijving voor over de werkzaamheden van de gilden in 1598. Hierin is te lezen dat voor elk gilde uit de beste "huisluiden" twee gildemeesters worden aangesteld. Zij ontvangen geen salaris of vergoeding: het is een erefunctie. Hun taak is het verzamelen van de inkomsten uit de gildegoederen. Hiervan wordt in de eerste plaats het onderhoud aan de huizen betaald. Het overblijvende is te besteden aan de armen. Uit de belastingen, sluisgelden en thinsen werd vroeger aan twee priesters uit de gildegoederen elk ongeveer vijftig gulden betaald. Zij deden hiervoor dienst op twee altaren in de kerk.
In 1598, aldus de vermelding, worden diezelfde vijftig gulden jaarlijks aan de predikant verstrekt. Deze heeft hierdoor, naast de vaste inkomsten uit de pastoriegoederen, wat extra beloning. Verder krijgt ook de secretaris van het ambt een deel van zijn inkomsten uit de gildegoederen. De ondersteuning uit de gilde-opbrengsten voor de armen is wel aan enige voorwaarden gebonden. De arme moet binnen het ambt geboren zijn, daar wonen of-zoals het er staat-er "van ouder tot ouder geboortig zijn". Tot zover de aantekeningen van de ambtssecretaris in 1598. Overigens merkt hij nog wel op dat het ambt armlastig is en als gevolg daarvan hoopt van andere financiële verplichtingen verschoond te blijven. Hij verzoekt de staten het ambt toe te staan om de gilde-opbrengsten te mogen blijven gebruiken voor de armenzorg en extra lasten te verhalen op andere goederen.
De periode eind 16e en begin 17e eeuw betekenden een omslag in de kerkelijke omstandigheden, en als gevolg daarvan ook voor de geestelijke goederen. A.J. Maris *  vertelt in gemelde dissertatie over deze periode het volgende.
Door de komst van graaf Johan van Nassau als stadhouder van Gelderland in 1578 komt het werkelijk tot een hervorming of Reformatie. Het uitgangspunt dat de Christelijke overheid de plicht heeft de ware Christelijke religie te handhaven krijgt vaste vorm. De aanhangers van de Reformatie willen zoveel mogelijk terugkeren tot de oorspronkelijke Christelijke kerk en alle in de loop der eeuwen ingeslopen misbruiken afschaffen. De geestelijke jurisdictie wordt geschorst en alle geestelijke personen en instellingen worden omgezet in wereldlijke personen en instellingen.
In 1580 werd in het zogenaamde Discours de aanzet tot deze verandering gegeven. Gesteld wordt dat de voorouders goederen hebben geschonken met het doel de ware godsdienst bij de nakomelingen te behouden. De kerkengoederen zijn oorspronkelijk gegeven om gebruikt te worden voor instandhouding van de ware godsdienst en de rechte Christelijke religie. De geestelijken krijgen er de schuld van door misbruik van hun rechten de problemen te hebben veroorzaakt. Gesteld wordt dat van dergelijke inkomsten in eerste instantie kerken, scholen en de woningen van de predikanten moeten worden onderhouden. Is dit voldoende gebeurd, dan moeten de armen worden geholpen.
Om dit laatste te kunnen uitvoeren moeten de geestelijke goederen worden geïnventariseerd en geregistreerd. Gesteld wordt ondermeer dat de fundatiebrieven en het patronaatsrecht niet zullen vervallen. De pastorie-inkomsten van de predikant moeten worden aangevuld met andere inkomsten uit de plaatselijke vicarieën. De overheid zal mensen aanstellen om de administratie van de goederen te beheren en verantwoording van dit beheer af te leggen.
De registratie en administratie viel vanaf 1581 onder het Hof en de Rekenkamer van Gelderland. Deze taak werd pas omstreeks 1600 overgedragen aan de Staten van de Kwartieren, in dit geval het Kwartier van Veluwe (ofwel Arnhem). Het maken van een staat van de geestelijke goederen werd al in 1594 door het Kwartier ter hand genomen, en wel door de benoeming van enkele gecommitteerden. In februari 1598 werd in Oldebroek het overzicht van alle goederen opgemaakt en in 1604 werd op de Landdag gerapporteerd dat de totale staat voor het hele Kwartier van Veluwe gereed was.
Overigens kwam op 29 januari 1582 het verbod tot uitoefening van enige andere religie dan de gereformeerde.
Hiermee is aangegeven waarom de beheersstukken van de gildegoederen bij de overheid terechtkwamen en tevens de verklaring waarom deze stukken pas na 1600 voorkomen, terwijl de schenkingen aan de vicarieën al ver voor die tijd werden gedaan.
1. Verantwoording van de inventarisatie
Inventaris
4. Beschrijving van de gildegoederen
4.4. Onze Lieve Vrouwengilde
2026 Onze Lieve Vrouwegilde, Sint Annagilde, Sint Anthoniegilde van Oldebroek, 1620 - 1802 (1598 februari 26)
Inventaris
4. Beschrijving van de gildegoederen
4.4.
Onze Lieve Vrouwengilde
totaal jaarlijkse inkomsten volgens telling 171-9-6
1.
huis, hof en hofstede
bewoner de predikant
(vrij van betaling)
2.
?
"uit geiten hoeve toebehorende nu Lanbert Corneliszoon c.s."
thins jaarlijks 1 olt groet
3.
6 schepel land
in de Spronker Enk, oost het gasthuis van Kampen, west ?, zuid juffer Hille Clandts, noord de Bovenheigraaf
pachter Lubbert Henricxen
jaarlijks 2 mud rogge
4.
6 schepel land
in de Spronker Enk, oost en west Aert Jacobs erfgenamen, zuid de Zandvree en noord de Bovenheigraaf
pachter Dirrick Alberts
3 mud rogge
5.
6 schepel land
in de Spronker Enk, west de Vreeweg, oost Rendt Dirricxen, zuid de Zandvree en noord de Bovenheigraaf
pachter Jacob Aerts
3 mud rogge
6.
3 schepel land
in de Spronker Enk, oost Timan Dirricxen, west Stijne Dorren, zuid Gerrit Dirricxen en noord Aert Michiels
pachter Beert Beerts
5 schepel rogge
7.
1 mudde land
in de Spronker Enk, oost Juffer van Middachten, west de Kerkenakker, zuid Rent Dirricxen en noord de Bovenheigraaf
pachter Dries Janszoon Bruist
2 mud rogge
8.
1 mudde land
in de Spronker Enk, oost de Kerkenakker, zuid Rent Dirricxen, west Asse Gerrits en noord de Bovenheigraaf
pachter Gerrit Beertszoon
1 mud en 1 schepel boekweit
9.
erf
west in Oldebroek
pachters Henrick Hartgers en zijn vrouw
jaarlijks 7 mud rogge, 2 mud boekweit en 15 mud haver
10.
een veen
in het Stuvesandt
Johan Heimiszoon modo Henrick Hanszoon te Kamperveen met zijn zuster
jaarlijks 7 stuiver
11.
erf en goed, land, zand, huis, hof en hofstede
in Oldebroek, oost Arent Jacobs, west het Heilige Geesterve van Kampen strekkende vanaf de Bovenheigraaf tot aan de Broekdijk
Jochem Aerts erfgenamen
(volgens brief van 5 januari 1567)
te lossen met 60 daler, jaarlijks op Martini 2 mud rogge
12.
erf in Oldebroek, noord de Broekdijk, zuid Albert de Goijer, oost Jan Hartgerszoon en west Brandt van Delen
Jacob Hermszoon en Wijer Janszoon
(volgens brief van Sint Tomasdag 1540)
te lossen met 32 Philippusgulden, jaarlijks op Tomasdag 2 Philippusgulden van 25 stuiver per stuk
13.
een half erf
in Oldebroek, oost Jenneken Henrick Suerts, west Gerrit Henricxens erfgenamen, zuid de heer Hengevelt en noord De Broekdijk
Gerrit toe Boecop
(volgens het gildeboek heeft Jacob Henricxen dat op 15 januari 1569 aan het gilde opgedragen, de opbrengst is bestemd voor de koster)
te lossen jaarlijks op petri ad cathedram 10 daler, 1 mud rogge
14.
goed
in Oostendorp
in erfpacht Wijne Alerts modo Lambert Alerts
(volgens brief van Sinte Lambertsdag 1461)
jaarlijkst in de 12 nachten 5 schepel rogge
15.
erfrente
Herman Aelts
jaarlijks op Martini 1 schepel rogge
16.
erfrente uit roggeland
in het ambt Doornspijk op het Eekt
Wolff Reefs en Albert Dijck
jaarlijks 1 schepel rogge
17.
erfrente uit een goed
op het Eekt in Oldebroek
vrouw Hegemans
jaarlijks 3 schepel haver
18.
huis en hofstede
in het dorp
Bette Jan Willems
jaarlijks 1 daler
19.
huis
in het dorp
Aert Michiels
(volgens brief op dag petri et pauli 1555)
jaarlijks op Sint Jan midzomer te lossen met 16 daler van 29 stuiver per stuk, 1 daler van 29 stuiver
20.
erfrente uit de helft van 5 schepel land
in de Spronker Enk, oost Aelt Gerrits erfgenamen, west het gilde met 6 schepel land van de Zandvree tot aan de Heigraaf
Timan Goissens c.s.
(volgens het gildeboek op Sinte Martensdag 1559)
jaarlijks op Martini 1 mud rogge
21.
erfrente uit 8 morgen land
in Oldebroek, oost het Kerkenland, west Bernt Henricxen strekkende van de Broekdijk tot aan de Nederheigraaf
Herman Jacobs erfgenamen modo Jacob Hermszoon en Wijer Janszoon
(volgens brief van de laatste dag van augustus 1566)
jaarlijks op Martini 1 mud rogge
22.
2 morgen hooiland
in Oldebroek in het Oosterbroek, oost Peter Sibrans erfgenamen, zuid, west Jan Rentsen met zijn adherenten, noord strekkende tot de Nederheigraaf
Gerrit Simonszoon
(volgens brief van Gregoridag 1565)
te lossen met 32 daler, jaarlijks op petri ad catedram 2 daler
23.
goed
in Oldebroek op het Eekt
Albert Dijck quondam Jan Vriese
jaarlijks 15 stuiver
24.
?
Evert Janszoon quondam Cornelis Egberts
jaarlijks 1 mud rogge
25.
3 schepel roggeland
in de Spronker Enk, oost en west Jan Gerritszoon, noord de Bovenheigraaf
Jorrien van Middachtens vrouw quondam Henrick Kerstgens
(volgens het gildeboek op dag Heren Hemelvaart 1573, deze hofstede is bij testament aangekomen door Aelt Dirricxen en zijn vrouw Soise voor de armen)
te lossen met 10 daler, jaarlijks op Meije 1 mud rogge
26.
2 morgen land uit een kamp van 8 morgen
boven de Broekdijk, west Jan Matieszoon c.s. te Kampen, oost de broers Beert en Aert Heimiszoon, zuid de Broekdijk en noord de Nederheigraaf
Gerrit Dirricxen
(volgens het gildeboek in 1593)
te lossen met 10 daler, jaarlijks op Sint Jan midzomer 1 mud rogge
27.
hofstede en erf
in het ambt Doornspijk, strekkende tot de oude Woldweg, west de Winterdijk, zuid Gerrit van Hattem en Aert Henricxen, noord Johan van Wijnbergen
Evert Beerts te Oosterwolde
volgens brief van Willibrordsdag 1563)
te lossen met 25 rijder van 24 stuiver per stuk, jaarlijks op Martini 1 daler en 1 oert
28.
goed
in Oosterwolde in het ambt Doornspijk, west de Winterdijk, noord Bronckhorst erve, oost Behene erfgenamen en zuid Dirrick Baeck
Alijdt Lubberts
(volgens brief op avond petri ad catedram 1561)
te lossen met 16 daler, jaarlijks op petri in de vasten 1 daler
29.
1 mudde land
in de buurtschap Aperlo onder het ambt Doornspijk, oost Henrick ten Goers erfgenamen, zuid de Bovenweg, west Lubbert Albertszoom, noord Oleff Willemszoon erfgenamen
Aert Peters en zijn vrouw Gese
(volgens het gildebroek van 1595)
te lossen met 16 daler, jaarlijks op Driekoningen 3 schepel rogge

Kenmerken

Datering:
1620 - 1802 (1598 februari 26)
Inventaristitel:
Inventaris van de archieven van het Onze Lieve Vrouwengilde (1620 - 1802), Sint Annagilde (1670, 1696) en het Sint Anthoniegilde (1670 - 1801)
Omvang:
0,25 m
Auteur inventaris:
P. van Beek
Inventarisatiedatum:
1997
Vestiging:
Oldebroek