Uw zoekacties: Stadsbestuur van Utrecht

703 Stadsbestuur van Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Voorwoord
Stadsbestuur van Utrecht 1795-1808
Bewerkingsgeschiedenis
Inventaris
2. Archief van het stadsbestuur 1808-1813
2.2. Archief van gecommitteerden tot de fabricage, kazernering en inkwartiering
703 Stadsbestuur van Utrecht
Inventaris
2. Archief van het stadsbestuur 1808-1813
2.2.
Archief van gecommitteerden tot de fabricage, kazernering en inkwartiering
Organisatie: Het Utrechts Archief
N.B. Het Reglement op het bestuur van de gemeenten van de 1e klasse, vastgesteld bij Decreet van 23 oktober 1807 (Notulen van Burgemeester en Wethouders 1 febr. 1808. Ins. 1) bepaalde in art. 34, dat de Burgemeester aan de Kwartierdrost zou inzenden 'zijne consideratiën en die van Wethouderen omtrent de wijze en de noodzakelijkheid van de voortduring of vernietiging der Kamers, Collegiën, Administratiën en Plaatselijke ambten, en omtrent de oprigting van zoodanige, alswelke hij of de Landdrost tot het welzijn van der gemeente zullen noodig oordeelen, alsmede omtrent de verbeteringen en bezuinigingen, welke er ingevoerd zouden kunnen worden'. De Landdrost zou die met zijn aanmerkingen aan de Koning toezenden. De allereerste werkzaamheid van Burgemeester en Wethouders na de aanvaarding van hun betrekking op 1 februari 1808 bestond dan ook in het verzenden van een door de Burgemeester geconcipiëerde brief aan de Landdrost (Notulen van Burgemeester en Wethouders 1 febr. 1808. Ins. I*), waarbij de oprichting werd voorgesteld van twee commissies: 1) van fabricage, kazernering en inkwartiering, 2) voor de wees- of momboirkamer. De werkzaamheden van de eerste commissie zouden bestaan in het bestuur 'over alle de stedelijke publieke gebouwen, plantagien, waterwerken, rijding van het brood en meel, afdoeninge van differenten raken het voerwezen, veeren en handelbedrijven of gewezen gildezaken, alsmede de waarneming van het tijnmeesterschap'. Destadskamer zou aan deze commissie toegevoegd en met de uitvoering harer beschikkingen belast worden. Alle 'finantieele deliberatien en beheeringe van de geldmiddelen en inkomsten der gemeente' zouden volgens de wet alleen door Burgemeester en Wethouders worden waargenomen.
Op 25 maart 1808 zond de Burgemeester aan de Landdrost onder verwijzing naar bovenstaand schrijven ter approbatie toe, ontwerpen voor nieuwe instructies voor de beide bedoelde commissies, voor de thesaurier en de kameraar. (Notulen Burgemeester en Wethouders25 maart 1808. Ins. 69 A-D, 70). De approbatie volgde evenwel niet; eerst 27 juni 1808 ontvingen Burgemeester en Wethouders van de Landdrost een afdruk van het Koninklijk Decreet van 4 juni 1808, met opdracht de toegezonden instructies daaraan te toetsen. (Notulen Burgemeester en Wethouders27 juni 1808. Ins. 187 A, B). Dit decreet behelsde een algemene regeling van de in art. 34 van het Reglement op het bestuur van de gemeenten bedoelde Kamers of Commissies. Voor zulke Kamers kwam volgens het Decreet in aanmerking het beheer van de financiën, van de fabricage en de momboirkamer. De Commissie voor de finantiën zou de rekeningen onderzoeken, toezicht houden op de stedelijke belastingen en inkomsten, en de handelingen van de stads-comptabelen en financiële ambtenaren surveilleren.
De Commissie voor de fabricage en de kazernering zou belast worden met het onderhoud van de stedelijke gebouwen, plantsoenen en werken en het toezicht op de daartoe vereiste leveranties, benevens met de zorg voor de geregelde gang van de inkwartiering. In het algemeen werd bepaald, dat de leden bij voorkeur uit de Vroedschappen op voordracht van de Burgemeester door de Koning zouden benoemd worden, dat zij verplicht waren op vaste tijden te vergaderen en verslagen aan de Burgemeester in te leveren, desgevorderd adviezen aan Burgemeester en Wethouders te geven en notulen te houden, en dat zij een bezoldiging uit stadskas konden genieten. Nadere bepalingen zouden in de instructies bevatten, die de Burgemeesters onder approbatie van de Landdrost zouden vaststellen. De aanbevolen toetsing van de ontworpen instructies werd aan twee Wethouders opgedragen, die 11 juli 1808 rapporteerden, dat zij daarin niets strijdigs met het Decreet van 4 juni gevonden hadden. (Notulen Burgemeester en Wethouders27 juni, 11 juli 1808). Tengevolge daarvan zond de Burgemeester 16 juli de stukken nogmaals aan de Landdrost in met enige wijzigingen van gering belang. (Notulen van de Burgemeester 16 juli 1808. Ins. 112). Bij missive van 20 september 1808 gaf de Landdrost kennis, dat de instructies aldus waren vastgesteld. (Notulen van Burgemeester en Wethouders 1 oktober 1808. Ins. 314).
De instructie voor de Gecommitteerden tot de fabricage, kazernering en inkwartiering bevatte (over financiën en fabricage) in hoofdzaak het volgende. Zij bestond uit vijf burgers, terwijl het voorzitterschap tussen de vier Wethouders wisselde; secretaris was de tweede stads-secretaris, die de notulen hield; de kameraar had een adviserende stem. De commissie had het opzicht over de stedelijke gebouwen, wateren en plantages, en mocht alle gewone reparaties daaraan laten doen, boven de fl. 100,- niet dan na goedkeuring door Burgemeester en Wethouders van de door haar ingezonden begroting. Jaarlijks zond zij een begroting van de te ondernemen werken aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring. Nieuwe werken mocht zij niet doen uitvoeren zonder machtiging van Burgemeester en Wethouders. Zij deed de aanbesteding van de leveranties. Zij onderzocht de wekelijkse rollen aan de kameraar (betalingsstaten van de stadswerklieden), alle ingekomen rekeningen en de nieuwe manualen van thesaurier en kameraar, en zond die allen met haar consideraties aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring. Aan drie leden van de commissie was verder opgedragen de directie van de kazernering, de aanbesteding van de fournitures en het aangaan van huren op machtiging van Burgemeester en Wethouders onder verplichting van jaarlijkse rekening aan Burgmeester en Wethouders; twee leden zouden de directie van de inkwartiering hebben, die onder hun toezicht was opgedragen aan enige gesalarieerde personen (bureau van inkwartiering). Eindelijk was aan de leden van de commissie opgedragen het tijnmeesterschap met het opzicht over de brandblusmiddelen, en de regeling van de rijding van brood en boekweitmeel.
Hoewel de oprichting van een bij het Decreet van 4 juni 1808 bepaaldelijk genoemde Commissie voor de finantiën door Burgemeester en Wethouders onnodig geoordeeld was en de Burgemeester 25 maart 1808 aan de Landdrost geschreven had, dat de Wethouders zelf hun zorg 'meer bepaaldelijk aan de beheering der geldmiddelen en aan de dagelijks voorkomende zaken zouden besteeden', schijnt echter de nieuw opgerichte Commissie van fabricage enkele werkzaamheden, van de ouder Finantiekamer, in wier plaats zij trad, te hebben overgenomen, hoewel die niet in haar instructie voorkwamen. Zo bezorgde zij de verpachtingen van stadsgoederen en tollen, het uitloten van obligaties, het opmaken van een nieuw manuaal van de kleine schulden enz. Deze bemoeiingen verminderde echter allengs.
Onder het Franse bestuur bleef de commissie bestaan, hoewel de wet, die alleen van delegatie van sommige funcites van de Maire aan een van Adjuncten sprak, haar niet kende. De voor de fabricage aangewezen Adjunct Voet van Winssen (die echter bij uitzondering de naam van 'Gedelegeerde tot de Kamer van fabricage' droeg) bracht dan ook de hem gevraagde adviezen uit op zijn verantwoordelijkheid alleen. Dienovereenkomstig verandert sedert de 17e februari 1813 (op welke datum ook de vorm van de notulen van de Maire geheel veranderde, zie hiervoor inv.nr. 597) de vorm van de notulen van de Commissie van de Fabricage. Niet de deliberaties van de commissie en het daarop gegronde door haar uitgebrachte advies aan de Maire worden in de notulen vermeld, doch alleen, dat de Adjunct-maire aan de Maire gerapporteerd heeft, machtiging gevraagd heeft enz., zodat de werkzaamheden van de aan het hoofd als aanwezig vermelde leden officieel geïgnoreerd worden. Onmiddellijk na het vertrek van de Fransen (4 december 1813) keerde men tot de oude vorm terug. Behoudens dit verschil in de vorm bleef de commissie in werkelijkheid op de oude voet werkzaam; het enige verschil was, dat zij veel minder vrij was in het verrichten zonder bepaalde machtiging van de Maire van reparaties en andere dergelijke zaken dan volgens de Instructie van 1808 het geval was; toch schijnt deze Instrucite niet te zijn afgeschaft of vervangen. Bij besluit van de Préfet d.d. 21 juli 1812 werd de commissie van de zorg voor inkwartiering en kazernering ontheven, terwijl de Maire zelf daarmee belast werd.
Bijlage
1. Index op inv.nrs. 613-1 t/m 613-125 (Controle nominatif des habitants de la ville d'Utrecht et de la banlieue)
Erfgoedstuk
2. Regesten
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1795-1813
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het stadsbestuur van Utrecht 1795-1813
Auteur:
S. Muller Fz., bewerkt door K. van Vliet
Datering toegang:
1884
Datering bewerking:
2006, 2012
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
73,5 m
Archiefvormer(s):