210 1351 maart 3
Parijs
Notariële akte, opgemaakt door den notaris van het Parijse hof, Johannes de Cregiaco, waaruit blijkt dat Johannes Gerardi Graven, kanunnik van Thorn en gevolmachtigde van dekanes en kapittel, op 10 februari aan Petrus de Lupisaltu, plaatsvervanger van de bisschop van Senlis, heeft overhandigd de brieven van hoger beroep aan de Pauselijke Stoel tegen Walterus van Houssen, zich noemende pastoor van de parochiale kerk van Ubagh en matricularius van het stift Thorn, en aan dezelfde Petrus gevraagd heeft, of hij in dat hoger beroep toestemde en bereid was al de akten, processtukken en memoriën door hem Grauen vroeger ingeleverd terug te geven, waarop Petrus geantwoord heeft zich te willen bezinnen en bescheid te geven op de voorlaatste gerechtsdag diem penullimam juris te priemen tijd in zijn huis; dat echter op den bepaalden dag, zijnde 3 Maart, en het bepaald uur slaande op de kerk van Onze Lieve Vrouwe, Johannes ten huize van Petrus heeft aangeklopt, waarop een meid, zich noemende Johanna aan het venster verschenen is, ver¬klarende dat haar meester niet thuis was, weshalve Johannes, na met luider stem, doch tevergeefs, Petrus geroepen te hebben, protesteert tegen de weigering van antwoord. — De akte is opgemaakt in introitu domus dicti magistri Petri , in tegenwoordigheid van Symon Grunimus, meester in de kunsten, Jobinus van Keims, licentiaat in de kunsten en meer andere getuigen.