2 986 juni 26
Spiers
"Datum sexto kalendas julii anno Dominice incarnationis noningentesimo octuagesimo sexto indictione decima tercia anno imperi? Ottonis regnantis secundo. Actum Spire.
"
Otto III verklaart op voorspraak van keizerin Theophanu door tussenkomst van Willigisus, aartsbisschop van Mainz, Hidelbertus, bisschop van Trier en Notgerus, bisschop van Luik gegeven te hebben aan graaf Ansfridus een gedeelte van de tol, munt en cijns te Medemelacha (Medemblik), welke deze tol tot nu toe van hem in leen hield, alsmede de van hem in leen gehouden lenen in het graafschap Ffrisie (Friesland) en in Inferior Maslandi (Neder-Maasland).

1 (950) oktober 7
Maagdenburg
"Datum anno Dominice incarnationis noningentesimo sexagesimo sexto ïndictione septima nonis octobris anno vigesimo octavo regni Ottonis pijssimi regis. Actum Magdeburg.
"
Otto l verklaart door tussenkomst van hertog Conradus gegeven te hebben aan zijn vazal Ansfridus het markt- en muntrecht te Cassallum (Kessenich of Kessel), gelegen in de gouw Masalant in het graafschap van Rudolf en de tol in de villa Ehti (Echt) die voortaan te Cassallum geheven zal worden.

90 1538 september 17
"der gegeven ist in dem jaer unsers Heeren dusent funfhondert echt und dreissich up sint Lambertzdagh des hilligenn bischoffs".

Hendrich Schenck van Nydecken, heer te Walbeck en drost van het land van Wachtendonk, verklaart op verzoek van de bezitter van de heerlijkheid Pellant, Evert van Dript, beloofd te hebben, dat hij de onderzaten van de heerlijkheid Pellant niet meer met diensten en betalingen zal belasten, zoals hij sedert het beleg van Wachtendonk in 1501 gedaan heeft. Hij zal de heerlijkheid zoals voorheen beschouwen als afgezonderd van het land van Wachtendonk.
Medebezegelaars: Loyff van Egeren, drost te Gelder, en Johan van Barll

89 1538 februari 10
Roermond
"Gegevenn zu Ruremund in den jarenn unsers Herenn duysent vijffhondert ind acht ind dartich up den tienden dach des maindtz februarii".

Willem, jonghertog te Kleef, Gulik en Berg, graaf te mark en Ravensberg, heer te Ravenstein, verklaart, dat hij aan de ridderschap, burgemeesters, schepenen, raden, gemene burgers en ingezetenen der steden Roermond, Venlo, Gelder, Erkelenz en Straelen en andere onderdanen van het Overkwartier bezwaren heeft hun oude rechten te beschermen, aangezien zij hem als landsheer ingehuldigd hebben.
Bezegelaar: Johan, hertog van Kleef, Gulik en Berg