60a 1541, oktober 17 Claes Tants, stadhouder, joncker Emont Passart, schout, Johan van Riempst en Dirick Braets, schepenen van de bisschop van Luik in Maastricht, oorkonden dat Jan Coenen in handen van de stadhouder en ten behoeve van Willem Diricx van Eijsden, wonende te Stayen bij Sint Truiden, een jaarlijkse rente van vijftien gulden Brabants op al zijn goederen te Maastricht heeft overgedragen. Deze overdracht geschiedt ingevolge een gicht voor het gerecht van Eijsden, gedaan door Jan Coenen. Stadhouder en schepenen verklaren nu dat Willem Diricx deze vijftien gulden Brabants uit handen van de stadhouder heeft ontvangen. Jan Coenen mag deze rente aflossen met 'hondert bescheyden Angelotten'.

59 1541, februari 11 Johan van Riempst en Aert van Bunde, schepenen van Maastricht, oorkonden dat Emont Passart, Luikse schout, voor een jaarlijkse rente van dertig mark aan Servaas van Buell en Anna Prenten, zijn vrouw, heeft overgedragen het 'halve huis', gelegen op de Grote Gracht tussen het huis van Jan Prent en dat van Thijs Tellieursnijder, welk halve huis aan de bisschop van Luik vervallen is ingevolge een rechterlijke veroordeling van de eigenaar Henrick Clercksken, die aan een oproer had deelgenomen.

58 1450, september 24 Claes Bollen, schout, en Ghijsbrecht Moes, Loye Bollen, Thijs van Hoekelem, wonende te Lansfelt, Gerit Taubens, Johan Schatz van Heirderen, Claes Bollen voorschr. en Wynant van den Hoven, schepenen van de bank en heerlijkheid Vlijtingen, toebehorende aan het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, oorkonden dat Heynrich van der Clocken aan Lysbeth Lambrechts dochter van Kanne verkocht heeft zeven grote roeden akkerland, gelegen op de 'Moelenwech' van Vlijtingen. Als reingenoot wordt o.a. Peter van Riempst, der boede genoemd.

57b 1366, maart 4 Reynerus de Rosis, schout, en Godefridus de Vinea, Florentius Weylde, Rey-nerus de Berne, Arnoldus Misten, Johannes de Juleymont, schepenen van Maastricht, oorkonden dat zij aan Wilhelmus van Zanten in eigendom hebben toegewezen het huis, nader omschreven in de oorkonde van 1365, februari 21, waardoor deze gestoken is.