98 1481 december 16
Grave ("In de statt van den Grave")
Marten, heer te Polhaim, ridder en kamerling van de aartshertog van Oostenrijk, stadhouder en gouverneur van de stad Grave en het land van Cuijk, verklaart dat Johan, zoon van Zijbe Jordens, heeft overgedragen aan Willem Robijns, sterfman van het Sint-Hieronymusklooster te Roermond, de tiende te Oirlo.Getuigen: Gerit die Jeger en Willem van Aken, leenmannen.

97 1481 december 16
Grave ("In den stat van den Grave")
Marten, heer te Polhaim, ridder en kamerling van de aartshertog van Oostenrijk, stadhouder en gouverneur van de stad Grave en het land van Cuijk, verklaart dat Johan, zoon van Zijbe Jordens, in leen heeft opgedragen de tiende te Oirlo, zoals hij die van zijn vader had geërfd. Getuigen: Gerit die Jegher en Willem van Aken, leenmannen.

96 1481 december 3
Peter van den Wijtvelt, richter, Jan Cock, Willem van Tienraey Leynsensoen, Thijs Hebertssoen en Nelis Jan Burekenssoen, laten te Tienray, verklaren dat Thonys Keltkenssoen en zijn zoon Gerart aan Jan Dericssoen van Tyenraey een grondrente van zes malder rogge en een vat reubzaad hebben overgedragen ten laste van hun lijfgewinsgoed dat zij houden van de heer van Tienray.

95 1479 december 24
Maximiliaan en Maria, hertog en hertogin van Oostenrijk etc., gelasten Dirk, jonggraaf van Meurs, om aan Jan van Montfort het huis Frohnenbruch te restitueren dat hij hem met geweld heeft ontnomen, en voorts om de naar de kastelen Meurs, Brüggen en Born weggevoerde goederen terug te geven.