Uw zoekacties: Gemeentelijke Schouwburg Maastricht, 1943-1951

20.192 Gemeentelijke Schouwburg Maastricht, 1943-1951 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.7. De exploitatie
20.192 Gemeentelijke Schouwburg Maastricht, 1943-1951
1. Inleiding
1.7.
De exploitatie
Vanaf de ingebruikneming van het schouwburggebouw tot aan de dag van vandaag is het gebouw een plaats geweest, waar Maastrichtenaren naar toe zijn gegaan om geamuseerd te worden. Hiervoor konden zij terecht in het bovengedeelte, waar zich de comediezaal bevond en in het beneden gedeelte, waar zich de restauratie-afdeling en enkele zalen bevonden, geschikt voor het houden van banketten, feesten, bals, jubilea en examens.
Tot ongeveer 1870 werd de comediezaal verhuurd aan vaste gezelschappen, meestal voor een periode van één jaar. Hun abonnementsvoorstellingen werden van tijd tot tijd onderbroken door de verhuur van de zaal aan algemeen bekende gezelschappen, die gastavonden verzorgden. *  Na 1870 wisselden beroeps- en amateurgezelschappen elkaar op het podium af. Het is een situatie die nu nog bestaat. Ze is zelfs niet onderbroken door de serieuze poging gedurende de tweede wereldoorlog om een vast gezelschap aan de schouwburg te verbinden. * 
De restauratie-afdeling is altijd verpacht geweest. De eerste huurders waren tevens beheerders van de andere beneden gelegen ruimten. Het hield in dat ze het privilege kregen om feesten, bals etcetera in de hen ter beschikking, staande benedenzalen te organiseren. In ruil hiervoor moesten zij een vast bedrag per evenement afdragen, naast de pachtsom voor de restauratie. Later werd de verhuur van de benedenzalen door de schouwburgexploitanten zelf geregeld. Wanneer deze verandering plaatsvond is niet bekend. Wel behielden de restaurateurs het recht de schouwburgbezoekers te voorzien van hun waren. *  Dit kon variëren van een hapje en een drankje in de pauze tot complete banketten. Tijdens de verbouwing van de schouwburg in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw, stuitte de realisering van een nieuw restauratiegedeelte op onoverkomelijke moeilijkheden. Het gevolg hiervan was, dat het bestuur van de Stichting Stadsschouwburg in 1961 aan de gemeente mededeelde af te zien van een café-restaurant. Omdat dit toch als een verlies werd gevoeld, heeft de Stichting Cultureel Centrum een theatercafé weten te installeren.
Naast de verhuur van de schouwburgruimten heeft de exploitatie ook bestaan uit activiteiten die indirect het schouwburgbezoek bevorderden. Het uitgeven van een eigen cultureel maandblad en het organiseren van toneelcursussen kunnen we in dit kader plaatsen. Het repertoire van de gebrachte stukken heeft tot circa 1880 voor het grootste gedeelte bestaan uit buitenlandse stukken. Deze keuze is niet zo verwonderlijk, want de vaste gezelschappen bestonden voornamelijk uit Franse en Waalse acteurs. Nederlandse groepen kwamen in die tijd zelden hun opwachting maken in Maastricht. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw is hier verandering in gekomen. *  Tegen 1926/1927 is de balans flink doorgeslagen. In dat toneelseizoen werden dertig Nederlandstalige stukken, twaalf Franse opera's en blijspelen en twee Duitse operettes opgevoerd. * 
Deze verandering van het repertoire was te danken aan de toenemende oriëntering van de bevolking op de Nederlandse, in plaats van op de Franse cultuur. De schouwburgexploitanten speelden bij deze verandering van smaak geen actieve rol: het maakte hen niets uit welke personen, gezelschappen of toneelverenigingen een zaal wilden huren. Pas rond 1935 begon men zelf contacten te leggen met gezelschappen en eenmaal deze weg ingeslagen hebbende, ging men er op door. Ten tijde van de Stichting Stadsschouwburg moet de directeur al premières gaan bijwonen en is een repertoirecommissie aan de schouwburg verbonden. *  De commissieleden werden verondersteld onderzoek te verrichten naar het te brengen repertoire. Dit heeft zeker invloed gehad. Het voorkwam de negentiende-eeuwse toestanden, die Carel Bloemen zo mooi verwoord heeft: 'Het repertoire van de troepen was niet zo bijster gevarieerd. Alle bekende opera's kwamen telkens weer terug. (. ..) Repetities werden er nauwelijks gehouden, ieder gaf zijn bijdrage zo'n beetje op goed geluk. Het publiek floot en joelde wel als iets verkeerd ging, maar wanneer de wijsjes insloegen zong iedereen mee. Het belangrijkste was, voor een groot deel van het publiek, de eerste chanteuse. Van haar bekoorlijkheden hing veel van het succes van de opvoering af. * 

Kenmerken

Datering:
1943-1951
Auteur:
R.M. Appel
Inventaris:
R.M. Appel, Inventaris van de archieven van de Maastrichtse schouwburg 1786-1965 (Maastricht 1985) (Inventarisreeks 4), inv.nrs. 199-264 (STZ 1.2.14)
Opmerking:
Voorlopers van de Gemeentelijke Schouwburg zijn de Sociëteit van Actionarissen, 1786-1877, en N.V. Schouwburg-Vereeniging, 1878-1943