21.308A Familie Suringar en aanverwante families ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
21.308A
Familie Suringar en aanverwante families
Inleiding
De familie Suringa en Rouffaer
De familie Suringa
21.308A Familie Suringar en aanverwante families
Inleiding
De familie Suringa en Rouffaer
De familie Suringa
De familienaam Suringar is afgeleid van de plaats Surig of Zurich ten zuiden van Harlingen, waar omstreeks 1580 Tiaert Suringar, de oudst bekende stamvader der familie, geboren werd. De leden van de eerste vijf generaties zijn alle rooms-katholiek gedoopt in Harlingen en omgeving, waar het merendeel der gezinshoofden het zoutzieders ambacht uitoefende. Gouke Gerryts Suringar (gen. IV) ging kort voor zijn dood in 1715 met zijn tweede echtgenote Boukje Haringa over tot de protestantse godsdienst. Zijn oudste zoon Eelco Ignatius, advocaat, volgde hem in 1716, waardoor de weg vrijkwam voor bestuursfuncties. Hij had geen mannelijke nakomelingen. De tweede zoon, Gerard Sybren, die het voorvaderlijk ambacht uitoefende, bleef katholiek. Hij kreeg een dochter en drie zonen, waarvan er een jong stierf en de twee andere als priester intraden in kloosterters te Weert en te Venray. De derde zoon, Gerard Tjaard (gen V), ging op een onbekende datum eveneens over tot het protestantisme. Hij was als advocaat werkzaam te Stiens. Gerard Tjaard's tweede zoon, Tjaard Nicolaas (gen. VI), was de enige van zijn kinderen die het geslacht voortzette. Hij bekleede het ambt van burgemeester van Leeuwarden van 1793-1795. In dit laatste jaar werd hij uit zijn ambt ontzet wegens weigering de eed van trouw aan de Bataafse Republiek af te leggen. Hij verstigde zich daarop te Lingen, een heerlijkheid der Oranjes waarheen veel Oranjegezinde waren uitgeweken. Van zijn toen nog levende zonen volgden hem Gerard Tjaard en Lucas (gen. VIIB), terwijl Petrus Jacobus (gen. VIIA) en Dominicus (gen. VIIC) te Leeuwarden bleven, waar ze afzonderlijke takken van de familie Suringar vormden. 2) Geraed Tjaard Suringar, om dezelfde reden als zijn vader afgezet als conrector van de Latijnse School te Leeuwarden, werd hoogleraar letteren en antiquiteiten aan de IIlustere School te Lingen. Hij bleef ongehuwd. Lucas Suringar werd hoogleraar in de theologie aan dat instituut tot hij in 1815 deze leerstoel te Leiden kreeg
Op 11-5-1800 hield hij de lijkrede van Hollands laatste raadspenionaris, Mr. Laurens van der Spiegel. 3) Uit zijn huwelijk met Catharina Beckhaus, dochter van de burgemeester van Lingen, werden 13 kinderen geboren. Het zevende kind, Joachim Willem Suringar (gen. VIIB), trad in de voetsporen van zijn vader en promoveerde kort na diens dood in 1833 in de theologie te Leiden. 4) Na beroepingen te Gulpen in 1834 en te Loenen (Gld.) in 1838 werd hij in 1841 predikant van de Nederlands Hervormde Gemeente te Maastricht. Dit ambt vervulde hij tot aan zijn emeritaat in 1881, terwijl hij in dezelfde periode tevens secretaris was van het provinciaal kerkbestuur van Limburg. Zijn zoon Pieter Hendrik schildert hem 5) als een verzoeningsgezinde kerkleraar, in kerkelijk opzicht meer bijbels dan dogmatisch, hoewel hij van nature driftig was. Van dat laatste geeft hij een voorbeeld, dat wij U niet willen onthouden. Ds Suringar sommeerde op een keer de kapitein van de Bossche boot naar Holland om de schapen te verwijderen van het passagiersdek. Toen deze daar geen gehoor aan gaf, duwde hij een der schapen in de Maas, waarna anderen volgden. Maastricht eerde zijn nagedachtenis door de in 1922 geopende Suringarschool naar hem te noemen. Uit zijn huwelijk met Petronella Rouffaer, dochter uit een welgestelde Maastrichtse koopmansfamilie, werden vijf kinderen geboren. Na de eerste zeven jaar van zijn huwelijk het huis Tafelstraat 20 bewoond te hebben, verhuisde hij naar het voorname pand St. Servaasklooster 36. 6) De oudste zoon van Ds. Suringar, Lucas Johan, promoveerde in 1873 te Leiden op het proefschrift, getiteld ''De regeeringsvorm van Maastricht en zijn ressort, meer bijzonder gedurende het tijdvak 1632-1794''. Hij werd in datzelfde jaar praeceptor van het gymnasium te Maastricht. In 1885 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood in 1898 een soortgelijke functie vervulde. Uit zijn huwelijk met Johanna Petronella Elisabeth Muntendam werden geen kinderen geboren.
De tweede zoon van Ds. Suringar, Johan Arnold, verliet Maastricht in 1881 om leraar te worden aan de K.M.A. te Breda en was van 1882-1910 leraar aan de H.B.S. te Zutphen. Van de overige drie kinderen bleven er twee ongehuwd en vormde de derde een aparte familie tak. Willem Joachim Pieter, de oudste van de drie kinderen van Johan Arnold, was bankier van beroep, o.m. filiaalhouder van de Amsterdamsche Bank te Leiden, en had een grote belangstelling voor de genealogie van de familie Suringar en aanverwanten families. Geen der kinderen had nakomelingen.
Verantwoording van de inventarisatie
Literatuurlijst
laatste wijziging 30-04-2024
477 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 30-04-2024
477 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1768, 1779-1925
Auteur:
J.J.G. Luijten
Omvang m1:
3,10
Inventaris:
Inventaris van het archief van de familie Suringar 1695-1925 (Maastricht 1984), Maastricht 1984, inv.nrs 1 - 30 en 224 - 467
Opmerking:
Zie ook de archieftoegangen 21.300 en 21.304
Bevat tevens een collectie handschriften, kaarten, prenten en foto's en een bibliotheek, 16e-19e eeuw (inv.nrs. 239-476); archieven en collectie zijn voor het grootste deel eigendom van de Hervormde Gemeente te Maastricht (rubriek 2.8.2)
Bevat tevens een collectie handschriften, kaarten, prenten en foto's en een bibliotheek, 16e-19e eeuw (inv.nrs. 239-476); archieven en collectie zijn voor het grootste deel eigendom van de Hervormde Gemeente te Maastricht (rubriek 2.8.2)
Categorie:
laatste wijziging 30-04-2024
477 beschreven archiefstukken