178 Sweder Blanckart en Peter Blanckart, zijn zoon, verlijen en bekennen met vrije moedwil - alzo een dedinge en tractaat gemaakt is tussen de Eerbare heer Henrick van Oss, deken van Sente Walburgen te Arnhem, aan de ene zijde en heer Claess Blanckart, priester, aan de andere zijde, herkomende van de vicarie, in de oude kerk te Arnhem gelegen, waar onder andere mede in bededingd is dat heer Claess voorzegd een remissie werven en op zijn kosten brengen zou van de voorzegde deken en zijn procurators en alle degenen, geestelijk en wereldlijk, die zich de zaak met de deken of voor hem tegen heer Claessen dat der zaak beroeren mag het waar van de collatie of proces, tegen hem in den Hove van Rome gehad en gevorderd, onderwonden mogen hebben met woorden of met werken, met rade of met dade, op de beste vorm van mijn genedigste heer erfhertog van "Oistrick"en van Gelre en zijn genaden stadhouder en andere zijn genaden officieren, waarmede de deken met zijn voorgangers bewaard en onbevaart lijfs en goeds wezen mag, en zo dan heer Claess voorzegd een remissie onder ons genedigste heer grootzegel gebracht heeft, waarin termen, woorden en conditien of voorwaarden staan, die de deken en de zijnen zulk verstand inbrengen dat zij daarmede verder belast mochten worden en niet vrij van alle aanspraken aan lijf en aan goederen bezorgen te wezen naar inhoud der remissie en hun verstand, zo bekennen Sweder en Peter voorzegd, of de voorgemelde heer deken of zijn vrienden, die zijn procurators in deze voorgemelde zaak geweest zijn of nog zijn, en voorts alle degenen, die zich de zaak met de deken tegen heer Claess onderwonden mogen hebben, last, hinder, schade of gebrek, dat de remissie aantreffende waar, daarmede niet genoeg bezorgd of bewaard waren onbevaart en ganselijk onbelast te blijven en te wezen, aankwam, dat zij de deken en de zijnen die last, hinder en gebrek aling [en al] beloven af te doen en daarvoor te staan aan lijve en goed,

480 Johan van Mekeren en Erant van Delen, schepenen te Arnhem, tuigen met deze brief dat voor hen gekomen zijn in schependom Derick van Oy en Geryt van Berge als een erfgenaam van Wemmer van Heess en hebben getuigd, gezegd en lijflijk met opgerichte vingers Gode ten heiligen gezworen dat het omtrent 15 of 16 jaar geleden is dat zij ter begeerte en ontheid van zal. Joffr. Merry Gruyter beloofd en betaald hebben aan handen van Jacop van Weess geheten Kat de summe van 30 Rijnse gl., welke summe gelds zij Joffer Merrie voorzegd van pacht schuldig waren, en met de 30 Rijnse gl. betaalde Joffr. Merrie Jacop voorzegd alzulke 25 Rijnse gl. als Joffr. Merrie Jacop voorzegd schuldig was naar vermogen van een bezegelde brief, die Jacop van Joffr. Merrie daarvan heeft, met haar en haar borgen zegels bezegeld, welke brief met de summe gelds voorzegd gelost en gekweten is; want Jacop Joffr. Merrie voorzegd en Johan Gruyter, haar zoon, in tegenwoordigheid van de personen voorzegd van de 25 Rijnse gl. kwijtgescholden heeft en bedankte zich daarvan goeder betaling en Jacop beloofde Joffr. Merrie de voorgemelde brief van de 25 Rijnse gl. wederom in haar handen te leveren; voorts mede hebben Derick en Geryt voorzegd op dezelve eed getuigd en gezegd dat zij deze voorzegde summe gelds aldus uit bevel van Joffr. Merrie aan Jacop voorzegd of aan degenen, die hij dat bevolen heeft te ontvangen, betaald hebben als met name aan zijn zoon, uitgenomen 4 of 5 gl., die zij betaald hebben vanwege Jacop voorzegd aan handen van Derick Orgelmaker, want Derick Orgelmaker dat geld, dat zij Jacop alzo beloofd hadden, met recht besat en aling verwonnen had als de richter van Westervoort wel kundig is;

435 Arnt van den Sande belooft Reyner van den Sande van de voorgemelde belofte als van 22 Rijnse gl. te vrijen, te kwijten en aling schadeloos te houden expandare ex omnibus bonis mobilibus et immobilibus, nihil exemptum; [N.B. idem tussen fol. 68-69r];

448 Egbert Kup[er] en Gadert Does hebben elk bijzonder gerichtelijk bekend schuldig te wezen Henriek Butken als een momber en tot behoef der kinderen van Essen 61 Rijnse gl., die zij elk bijzonder beloofden te betalen tot 2 termijnen, - de eerste termijn als met name elk 31 Rijnse gl. payments op Sente Katherinendag alrenaastkomende na datum 's briefs en - de andere en leste termijn als ook elk 31 derzelve gl. op de heilige Paasdag daar alrenaastvolgende; waar het zaak dat in de betaling op enige termijn gebrek of hinder waar of kwam, hebben Egbert en Gadert voorzegd verlijd en bekend op alle hun erven en goederen als zij nu ter tijd in de vrijheid van Arnhem hebben of nog namaals krijgen mogen, niet uitgescheiden, een aling gans vol verwin gelijk en in alremate of dat verwin met alle rechten al uit gesleten en verwonnen en de ruiming geheel en al daarvan gegaan was;