9 Theodericus de Altena, proost en aartsdiaken van de kerk van St. Salvator te Traiectum, draagt, met toestemming van het kapittel, over aan Hubertus de Bosinchem, schenker van Traiectum, hun vrije hoeve in Kulenborg, waarop het kasteel van genoemden Hubertus is gesticht, en die hij vroeger van hen in leen hield, waartegenover Hubertus aan hen overdraagt een hoeve gelegen naast de gracht van den bisschop en nog een halve hoeve in de Bodelstrate, beide gelegen onder het gericht van Langmere, die hem daarna weder als leen worden uitgegeven.

8a Balduinus, abt van het convent van Beata Maria in Insula, beleent Hubertus de Bosinchem, knape, zoon van wijlen (sic) heer Hubertus den schenker, met de jurisdictie van het convent in Vulcop en in Weterinchusen behalve den hof te Sconowen, op voorwaarde dat Hubertus van de goederen van dezen hof geen lasten zal heffen.

8 Gyselbertus de Scalcviick, ridder, zoon van wijlen Arnoldus de Scalcwiick, ridder, erkent verkocht te hebben aan Hubertus de Buesinchem, zoon van heer Hubertus, schenker, de grove en smalle tienden in Weythuyserbroick en elders in het kerspel Boesinchem, leengoed van den proost van St. Jan te Traiectum.

7a Ernous de Lovaigne, heer van Breda, verklaart, dat hij heer Geraerts de Wesemale, heer van Hossele, die hem zijn goederen in Brecht heeft opgedragen, daarmede weder beleent.