239 De heer Gijsbert Cloeck als gemachtigde van D.nus Nicolaus Hotius zo voor hem zelf als namens zijn huisvrouw Juffrouw Margaretha van Oosterwijck vermogens volmacht, op 05-05-1734 gepasseerd voor den gerichte van Koudekerk, en nog namens Jacobus Ligthart en Maria Holtius e.l., Jacobus Maurits van Brahe en Elijsabet Holtius e.l., mitsgaders Barent Rysbeeck en Henrietta Wynanda Holtius e.l. uit kracht van procuratie, op 21-10-1734 gepasseerd voor burgemeesters en regeerders der stad Amsterdam, vermogens volmacht en substitutie, door gemelde D.nus Nicolaus Holtius voor burgemeesters, schepenen en raad dezer stad op 08-11-1734 [gepasseerd], en dan nog van Dr. Willem de la Rocque vermogens volmacht, op 30-04-1734 voor Petrus Alberthoma, J.U. Dr. en geconstitueerde grietman van Vredewolt, gepasseerd, [---] verklaart te cederen, te transporteren en in volle eigendom over te geven aan en ten erfelijke behoeve van Johan Verbeeck, Borger hopman dezer stad, en Alarda ten Busch e.l. een renteverschrijving of jaarlijkse uitgang, betaald wordende met 10 gl. 9 stuiver 5 penningen 's jaars uit het huis van de weduwe van Hermannus Muller, staande alhier in de Vijzelstraat, de behuizing van wijlen Johan Michiel Bock ter eenre- en Willem Muller ter andere zijde, bekennende van de volle kooppenningen ad 250 gl. ten genoegen te zijn voldaan [enz.];

240 Jacob Grothe, burgemeester dezer stad, en Margaretha Pit e.l. verklaren in volkomen eigendom op te dragen aan Dr. Engelb. opten Noorth en Wilhelma Schas e.l. hun huis en erf, staande en gelegen in de Bentinkssteeg, oost Dr. Derk Tulleken, medeburgemeester dezer stad, west de Bentinksteeg vnd., ten zuiden Evert Decker, ten noorden de erfgenamen Evert van Loo, zo en in dier voege als de comparanten hetzelve in eigendom hebben bezeten en hetzelve op 25-03-1695 aan de heer Engelb. Tileman Grothe, der beiden rechten Dr. ord.s raad des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen, is opgedragen geweest, alsmede [---] de overgift door de medeburgemeester Tulleken vnd. onder deszelfs hand van 21-09-1728 van het recht van altoos en te allen tijde ankeren, muren in te voegen en te timmeren tegen de stalgevel [enz.], blijvende echter door die verklaring in het geheel het accoord of contract bij de opdracht door vrouwe Gerhardina Everwijn, weduwe wijlen burgemeester Abraham Tulleken op 15-11-1651 ten behoeve van Dr. Peter Holter en Elysabeth Huijberts van Bemmel [e.l.] gepasseerd voor schepenen dezer stad, en zulks voor de somma van 5000 gl., waarvan de verkopers bekennen voldaan en betaald te zijn [enz.];

241 Adam van Wijhe en Margaretha van Wagtendonck e.l. verklaren deugdelijk en wel wegens op heden te dank ontvangen penningen uit handen van de Hr. Antonij Curtius en de Borger Lt. Bernh. Ketel in kwaliteit van door de magistraat dezer stad Arnhem aangestelde mombers over de 2 onmundige kinderen van wijlen Mevrouw de weduwe Valkenburg zal., genaamd Jacob en Andries Valkenburg, een summa van 1000 Caroli [schuldig te zijn ten behoeve van die onmunigen], die zij beloven te zullen verrenten tegen 3 percent vrij geld in het jaar[enz.], tot securiteit van welk kapitaal en daarop te verlopen renten comparanten e.l. verbinden hun erven, personen, gerede en ongerede goederen en wel in specie hun huis en erve, staande alhier op de hoek van de Wielacker- en Bentingsteeg, zoals hetzelve thans door e.l. comparanten bewoond wordt [enz.];

242 Petronella Meulebeeck, huisvrouw van Willem Middelton, voor haar zelf en als last hebbende van haar vnd. man volgens notariele volmacht van 14-10-1736, zuster en voor de halfscheid erfgenaam van wijlen Jenneken Meulebeeck, laatst weduwe van Jacob Kersseboom, gelijk mede Stephanus Tapper in kwaliteit van gemachtigde van Susanna Meulebeeck, dochter van wijlen de vaandrig Gabriel Meulebeeck bij Antonetta Casenbrood ehelijk verwekt, voor haar zelf en mede namens haar uitlandige broeder Jan Antonij Meulebeeck in val hij nog in leven mocht zijn, voor wie zij alsdan de rato is caverende, en verder in kwaliteit van erfgenaam voor de halfscheid of wederhelft van Jenneken Meulebeeck, laatst weduwe van Jacob Kersseboom vnd., ingevolge speciale volmacht, op 13-10-1736 vor burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem gepasseerd, [---] verklaren pro se et q.q. aan en ten behoeve van Hendricus Cahlee te hebben verkocht en alnu mits dezen te cederen, te transporteren en in volle eigendom op te dragen en over te geven zekere behuizing met de annexe kamer, staande alhier achter Rodenburg, waar uithangt de Prins, en zulks voor een somma van 1086 Caroli gl. vrij geld, die aan de eerste comparante en aan de tweede comparants principalinne voldaan en betaald is [enz.];