285 Albertus van Marle en Anthonia Spinos e.l., Matthijs Beijer en Hendrik[a] van Marle e.l., Cornelis Boen en Jannetje van Marle e.l. en laatstelijk Geertruit van Marle, alle tezamen kinderen en erfgenamen van Anthonij van Marle en Maria van Dalen, in leven e.l., verklaren verkocht te hebben en derhalve bij dezen te cederen, te transporteren en in volle eigendom op te dragen aan en ten erfelijke behoeve van Steven van Spankeren en Hendrina Beuseken e.l. zeker hoekje lands, groot ruim 2 schepel, gelegen omtrent de Galgenberg [enz.] in voege hetzelve aan comparanten ouders op 22-12-1740 door Jan Engelen en zijn kinderen is getransporteerd, bekennende van de volle kooppenningen ad 200 gl. tot genoegen voldaan en betaald te wezen [enz.];

286 Peternella Ongerans, weduwe, boedelhouderse en tuchtenaarse van wijlen Johan van Kesteren senior, Carel Otto van Kesteren en Frederica Hoevenaar e.l., voorts Johan Christiaan Steller, vaandrig in het Regiment van zijn Hoogheid de heer prince van Baden Durlach, en Johanna Stels e.l., hebbende zij, Johanna Stels, eermaals in huwelijk gehad Johan van Kesteren junior en is de erfenis van wijlen haar schoonvader Johan van Kesteren met haar onmundig kind tot dato dezes onverdeeld gebleven, mitsgaders nog vnd. Carel Otto van Kesteren en Rutger van den Berg in kwaliteit van mombers over het enig nagelaten onmundig meisje, door wijlen Johan van Kesteren junior aan gemelde Johanna Stels in ehestand verwekt, met name: Johanna Sibilla van Kesteren, [enz.] [---] verklaren pro se et q.q. te cederen en te transporteren een huis en erf, staande binnen deze stad op de Oude Markt, het huis van Arien Knipscheer ter eenre- en dat van Hendrik van Leeuwen ter andere zijde, en zulks aan en ten behoeve van Gerrit Beeker en Cornelia Ankersmit e.l. en dat om en voor een somme van 2150 gl., welke somme door de eerste comparante ten volle is ontvangen [enz.];

287 Jan Duijm en Helena de Wit e.l. verklaren duchtig en oprecht schuldig te zijn aan Willem Jan Tulleken, leengriffier des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen, en vrouwe Catharina Jacomina Otters e.l. een somma van 500 Caroli gl., procederende wegens verstrekte en aan comparanten in klinkende gelde toegetelde penningen, met belofte de voorzegde summa jaarlijks te zullen verrenten met 5½ gl. van ieder honderd vrij geld [enz.], tot securiteit van welk kapitaal en interessen de comparanten verbinden in het generaal hun personen en goederen en tot een speciale hypotheek en onderpand stellen hunlieder huis, staande alhier in de Weverstraat tussen de behuizingen van de postmeester Bouricius en Juffer Bongard [enz.];

288 Carel Otto van Kesteren en Frederica Hoevenaar e.l. cederen, transporteren en dragen in volle eigendom op en geven over aan en ten behoeve van Megtelt van de Wart, weduwe van Cornelis van Ernstma, mitsgaders Arien Appeltant en Anna van Ernstma e.l. een huis, staande alhier in de Ketelstraat, Juffrouw Heijendaal ter eenre- en Jacobus de Blij ter andere zijde, en zulks voor een somma van 3950 gl. vrij geld, van welke kooppenningen de comparanten bekennen tot genoegen voldaan en betaald te zijn [enz.];