Uw zoekacties: Huis Hackfort

0520 Huis Hackfort ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0520   Huis Hackfort
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Woord vooraf
4. Geschiedenis van het huis en zijn bewoners
N.B. Zie voor een uitvoerig overzicht F. Keverling Buisman (red.), Hackfort: Huis en landgoed. Utrecht, 1998.
5. Geschiedenis van het archief
6. Verantwoording van de inventarisatie
7. Onderzoek in andere archieven
8. Bijlagen
laatste wijziging 11-04-2024
1.559 beschreven archiefstukken
123 gedigitaliseerd
totaal 3.628 bestanden
Inventaris
1. Stukken van persoonlijke aard
2. Stukken van zakelijke aard
3. Stukken van geschiedkundige, genealogische en heraldische aard
4. Varia
5. Aanhangsel
6. Bijlagen
6.1. Regesten
1 Jan van Renesse en Dirc van Brederode, ridders, beloven Florens, graaf van Hollant, getrouwelijk te zullen dienen.
2 Jan van Renesse, ridder, verzoent zich met Florens, graaf van Hollandt en Zeelandt, en heer van Vrieslandt
3 Jan, hertog van Brabant, verklaart, dat de graaf van Hollant heer Janne van Renesse en heer Diderick van Brederode hun euveldaden heeft vergeven, en hem gemachtigd heeft een vriendschapsverdrag tussen beide partijen te maken.
4 Jan, graaf van Hollant etc., vergunt aan heer Janne van Renesse en diens vrouw ver Sofye, vrouwe van der Goude, om bij gebreke van een zoon, hun goederen te laten vererven op hun oudste dochter.
5 Reynolt, zoon des graven van Gelren, oorkondt, dat Wilhem, heer van Brunckhorst, en zijn vrouw Johanna erkennen verkocht te hebben aan Jacob van der Weelle het goed te Hacvorte, met de tynsen, gelegen in het kerspel Vorden, en dat Gerhart Hoynct ten behoeve van de heer van Brunchorst in leen hield.
6 Vrederick, heer van Bare, verklaart Conegunt, zuster van heer Vrederick, graaf van Murse, tot zijn vrouw aan te nemen, waarbij de rechten van haar dochter Cunegonde, die zij heeft van haar eerste man, Gerart, zoon van heer Gerart, heer van Lanscroen, verzekerd worden.
7 Herman Kutert, richter te Rekelinch(usen), oorkondt, dat Johan Grudenhovel en zijn zoon Ludeke overdragen aan Borchard van Westerholte het goed te Wennincktorpe, op voorwaarde van pachtbetaling aan de abdis van Essende.
8 Wilhelm, heer van Bronchorst, beleent Gherde van Hacvoerden met de tienden over het goed Tyoding en over het goed te Hacvoerden, na opdracht door Johan van Vurden Wilhelmsz.
9 Johan van den Sande, drost in het land van Zutphen, oorkondt, dat Lizebeth van Vurden en haar zoons Johan en Beernd van Vurden hun tienden over de goederen Tyoding en Hacforden onder Vorden en andere goederen en horigen onder Seelhem, aan Gherde van Hacworden overdragen, en goederen onder Roderlo aan hun dochter respect. zuster Bertrade, vrouw van Gherde vnd.
10 Ghosen Hocke erkent van Gheryd van Bake geheten van Hacvorde diens aandeel van 35 moutons, waarvoor hij borg gebleven is, ontvangen te hebben.
11 Ghiselbert van Twiller Jacobszoon, als "hof" van het goed te Wittenborch, oorkondt, dat Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lobborch mede ten overstaan van richter en tynsgenoten, het goed te Wittenborch overdragen aan Rutgher Jacobsz. en diens vrouw Margryte.
12 Johan dey Droghe, richter te Reklinchusen, oorkondt, dat Albert dey Unvorsagede erkent verkocht te hebben aan Reyner en Alef, gebroeders Van Westerholte, de Balkenhoeve te Borste in het kerspel Reckelinchusen.
13 Ludeke dey Unversagede verklaart, dat bij broederdeling aan zijn broeder Albert is toegevallen de Balkenhoeve te Borsten in het kespel Rekelinchusen, en dat hij er in toestemt dat zijn broeder dit goed verkocht heeft aan Reyner en Alef, gebroeders Van Westerholte.
14 Arndt then Have, richter te Arnhem en op Velwenzome, oorkondt, dat vrouwe Aleyt van Lathem met haar momber heer Walraven van Bare, ridder, en haar zoon Johan Vollinck aan jonker Frederic, graaf tot Muerse en heer tot Bare, het recht van wederinkoop geven van de Hekerweert op Velwen, en de bijbehorende tiend.
15 Ludeke dey Unvorsagede verklaart, dat hij als onderpand heeft gezet ten behoeve van Reyner van Westerholte een "scepelsede" land behorende tot de goederen, die Reyner heeft van des oorkonders broeder Albert en die door hun overleden moeder van de burgers van Rekelinchusen gelost zijn, gelegen voor de Kareweg bij Borsten.
16 Gosswijn Gutacker en zijn zoon Johan Gutacker erkennen schuldig te zijn aan Reyner en Alef, gebroeders Van Westerholte, 40 oude schilden, te betalen St. Michiel e.k., op straffe van leisting te Rekelinchusen of Dorpmunde.
17 Johan die Drooge, richter te Rekelinchusen, oorkondt, dat Hinric Vrydach van Pevelnich en Lobbert van Rechede gend. die Bytere ten behoeve van Reyner en Alef, gebroeders Van Westerholte, de hoeve te Overdijk te Redde in het kerspel Dattelen, met de bewoners daarvan, tot onderpand stellen voor een schuld.
18 Goswin Gutacker en zijn zoon Johan Gutacker erkennen verkocht te hebben aan Reyner en Alef, gebroeders Van Westerholte, een rente van 20 schellingen, gaande uit de hof te Rapen, de Pothoeve, Westenveldes goed, uit al hun goederen te Ellere en elders gelegen.
19 Willem, heer van Bronchorst, beleent Jacob van Hacvorden met het huis te Hacforden met de voorburcht en "veesten" en het erf daarbuiten gelegen, gend. het goed tot Hacforden, en de nader omschreven tienden.
20 Bernd van Vurden als leenheer beleent, na opdracht door Johan van Vurden en zijn broeders Ludeken en Ruederic van Vurden, zijn moeder Elsebe en zijn zuster Hadewich, Stine van Stienre, vrouw van Willem van Vurden, met het goed Ter Aefs onder Vurden.
21 Reiner van Westerholte verklaart, dat Gerd van den Hoenhus het land aan het Betke goed te Hogeler in het kerspel Rekelinchusen, dat Baete Dekens in lijftocht bezit, mag lossen met 6 rijnsche guldens, bij gebreke waarvan het goed, na de dood van Baete vnd., aan Reiner zal komen.
22 Willem Pelegrims en Arnt van den Goye, leenmannen van Jacop van Hacforden, oorkonden, dat Lubbert ter Stegen en Henric Byscop gescheiden zijn met Jacop ter Stegen inzake het leengoed Ter Stegen (onder Wichmond).
23 Gaedert Bernher, schout te Zuytphen binnen en buiten, oorkondt, dat Tade van Noerden en zijn vrouw Conne overdragen aan Jacop van Hacfordenen Stegher hofstede en de Schoyrcamp, afkomstig van Conne's vader Coep ter Steghen, leenroerig aan Jacob vnd. en gelegen onder Wichmond.
24 Walraven van Moerse, heer tot Baer, beleent zijn zwager heer Willem van Montfoert, ridder, voor diens vrouw Cathryna van Baer, nicht van de leenheer, met de heerlijkheid Lathum o.a., zoals zijn oom Frederick van Moerse gend. van Baer deze in broederdeling verkregen had.
25 Broos van Westerholte, richter te Rekelinchusen, oorkondt, dat Ludeke dey Wulff erkent verkocht te hebben aan Roseyr van Westrem een schuldbrief van 500 rijnsche guldens.
26 Hinrick Bobbe, Hinrick Bochem en Broes van Westerholte, met Johan van Bachem als "wincopslude", oorkonden, dat Johan Gudacker erkent schuldig te zijn aan Alef van Westerholte 50 Arnhemsche guldens.
27 Heilwich van Rennenberghe, proosdin van Essende, beleent Borchart van Westerholte voor zijn leven met de hof Heggkinck in het kerspel Rekelynchusen, behorende tot de hof te Suderwijck.
28 Heynrich Vaight van der Nersen de jonge vergunt, op verzoek van zijn leenman Dederick van der Eyck, aan Steven van Hacvorde, vrouw van diens zoon Johan van Eke, lijftocht van de hof te Sondervelt, leenbezit van Dederick vnd.
29 Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts, kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.
30 Roseyr van Westrum, richter te Rekelinchusen, oorkondt, dat Borghart van Westerholte en zijn kinderen Bernd en Methylt aan Kateryne van Westerholt, vrouw van Borghart en stiefmoeder zijner kinderen, als lijftochtsgoed geeft het huis te Rekelinchusen, thans bewoond door Borharts moeder Lyse, de tienden te Hillen onder Rakelinchusen, het dorp te Gelatbecke, zoals Borgharts grootvader Henrick des Unvorsageden bezeten heeft, behoudens de lijftocht van Borgharts zuster Hilberge des Wulves, en nog vele andere goederen.
31 Roelof van Vieracker, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt, dat Riickmunt, weduwe van Herman Tyoding, haar zoons Henrick en Ailbert en haar dochters Grete, Gertruut en Ermgart het erf Tyoding onder Vorden, leenroerig aan St. Pieter te Utrecht, overdragen aan Geryd Ulrick.
32 Wolter van Mekeren, richter te Arnhem en ambtman van Veluwenzoem, oorkondt, dat Willem Noirdinck Willemsz. en Heinrick van Tyell Arntsz. verklaren, dat jonker Walraven van Moersse, heer tot Baer en Dyedem, het land en de tynsen gelegen onder Dyederen, aan hen overgegeven, mag lossen met 650 oude schilden.
33 Derick Hessell, richter te Aernhem en van Veluwensoem, oorkondt, dat Johan, heer to Ghemen, aan Walraven van Moirse, heer tot Bair, het losrecht geeft van een rente van 400 rijnsche guldens, gaande uit Havickerweerde.
34 Henrick, heer tot Wyssche, drost 's lands van Zuetphen, oorkondt, dat Katherina van Ghemen, weduwe van Johan van Asperen, heer tot Voerst en Keppell, aan Walraven van Morss, heer to Baer, het losrecht geeft van het goed Wantennoerden in het kerspel van Reeden.
35 Walraven van Moerse, heer tot Baer, beleent Oede van Montfoerde, vrouw van heer Diederick van Petershem, heer tot Haren en Biecht, met het huis te Lathum c.a. en de tienden te Randtwijck en Epe, haar aangekomen door de dood van haar moeder Catheryne.
36 Sigismundus, keizer der Romeinen etc. geeft aan Johannes Pollart van Ruremunda, paltsgraaf, volmacht om diverse benoemingen etc. te verrichten, en bastaarden te legitimeren.
37 Burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem geven een uitspraak in het geschil tussen Otto van Scherpenzele en Deeuken van Eck Johansz. over de huwelijksmedegave van Otto's zuster Johanna bij haar huwelijk met de vader van Deeuken.
38 Geryt van Elst erkent verkocht te hebben aan Peter van Egmond, bastaard, de tiend van Kallenbroeck (onder Barneveld), door hem in leen ontvangen van heer Johan, heer tot Egmond.
39 Johan, heer tot Egmonde, beleent zijn bastaardzoon Peter van Egmonde met de tienden te Callenbroeck, na opdracht door Gheryt van Est.
40 Henrick, heer toe Wissch, drost en rentmeester 's lands van Zutphen, verklaart namens de hertog van Gelre Gerrit Berttelsz. tot Kerckwick als volschuldig man overgedragen te hebben aan Gerit van Hacfoirdt, in ruil voor Johan Lubbenz. opper Lanchorst.
41 Reyner van Westerholte bevestigt de lijftocht, door zijn vader Borchart aan diens vrouw Katherina gegeven.
42 Johannes Pollart, paltsgraaf, geeft, onder insertie van zijn volmacht d.d. 1434 december 22 N
43 Walraven van Moirse postulaat te Monster en heer to Bair, schenkt aan zijn dienaar Hertwigh Nagell, tevens voor geleend geld, zijn renten en tynsen uit zijn tyns- en dienstgoed Then roeyll te Ellinckhem.
44 Wynant van Arnhem, ridder, belooft heer Jacob van Hackvoirt, ridder, schadeloos te houden voor een belofte aan heer Adryaen van Broichusen, ridder.
45 Bernt van Westerholt en zijn broeder Borchart verklaren een scheiding aan te gaan van de nalatenschap van hun vader (Borghart).
46 Rutger van Ghalen Sandersz. verklaart, dat Borghart van Westerholte een schuld van 145 rijnsche guldens heeft afgelost.
47 Guede to Wynckinck verklaart zich volschuldig eigen gegeven te hebben aan Gheryd van Hacfoirde, zoals bepaald was in haar huwelijksvoorwaarden met Gheryd ter Moelen.
48 Engelbert Sobbe genaamd Gruper verklaart, dat hij de som van 53 rijnsche guldens, door Borghart van Westerholte aan Johan Spethorn schuldig erkend, ontvangen heeft.
49 Jacob graaf zo Huerne, heer zo Althena, Cortesheym, Mortange en Cranendonck, benevens Heynrick van Meer, heer zo Weerde, Johan van Arendonck, heer zo Welle en Reyde, Wilhelm van Flodrop, erfvoogd van Ruremunde, en Arnolt van Middachten, ridder, verkopen aan heer Wilhelm, broeder zo Gelre, heer zo Egmont, Yselsteyn en 's lands van Mechelen, het slot en de heerlijkheid Baer, dat zij ingewonnen hebben van Jacobs oom Gerart van Cleve, graaf zo der Marke, wien het verpand was door zijn "zwager" heer Walraven van Moirsse, elect van Monster, en waarvoor zij borgen zijn geweest.
50 Gerhardus Gensken, priester, vicaris van de Groote kerk te Zutphen, geeft aan heer Jacob van Hacforden, ridder, het losrecht van een rente van 10 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit het goed Heynck.
51 Aernt ten Cruce, richter in het kerspel Doetinchem voor de hertog van Gelre, oorkondt, dat vrouwe Gaedstou, weduwe van Harman van Keppell, ridder, erkent verkocht te hebben aan heer Jacob van Hackforden, ridder, een rente van 20 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit haar helft van het goed Ter Hegge onder Doetinchem, die zij te leen houdt van Giisbert van Brueckhusen.
52 Godert, Dirc, Gosen en Corcelis van Scerpenzeel, gebroeders, en Jan van Byler beloven elkander bij te staan in de moeilijkheden, die Jan van Byler heeft wegens de doodslag door zijn knecht van Morken Philipsz. en met de familie Van Donseler.
53 Johan van Wissch belooft Gheryt van Kervenem schadeloos te houden voor zijn borgtocht tegenover Henric van Assbeck en diens vrouw Lize.
54 Giisbert van Bransenborch en Henrick Peters maken een scheiding tussen Geryt en Willem Pennynck vanwege hun vaderlijke nalatenschap.
55 Gheryt van Hacfoirde belooft zijn broeder heer Jacop van Hacfoirde, ridder, schadeloos te houden voor zijn borgtocht voor de hertog van Gelre bij het huwelijk van diens dochter met de hertog van Beyeren.
56 Johan van Westerholt Reynersz., richter te Reckelinchusen, oorkondt, dat Bernt van Westerholt ten gerichte overlegt diverse brieven over transacties tussen Borgard van Westerholt en Reseir van Westrem.
57 Heer Wilhem ingen Nuwelant, ridder D.O., Bartholomeus van Eck, Wilhem van der Horst en Beerndt van Wysch maken een scheiding tussen Gaidert, Dirck, Goissen en Gerselis van Scherpenzeell, gebroeders, van hun ouderlijk versterf, waaronder het goed Wittenberch onder Scherpenzeell.
58 Johan van Holthusen, rentmeester 's lands van Zutphen, oorkondt, dat hij op last van de Hertog uit de horigheid van de hof te Lochem heeft ontslagen Griete Johansdr. ter Paelhaer, en haar heeft overgedragen aan Gheryd van Hackforden, knape, waarvoor Gheryd overgegeven heeft Reyneken Henrick Strotmansdr.
59 Vrouwe Touwe van Keppell, weduwe van heer Herman van Keppell, ridder, erkent ontvangen te hebben van heer Jacob van Hacforden, ridder, 700 rijnsche guldens voor de koop van het goed Ter Hegge onder Dotinchem.
60 Jacob van Engehuesen en Gysebert van Broeckhuesen erkennen schuldig te zijn aan Lutgerde van Raesvelde, vrouw van heer Jacob van Hackfforden, ridder, 150 rijnsche guldens, en 64 gulden payments, op voorwaarde van leisting.
61 Johan Mom van Kell, drossaard 's lands van Zutphen, oorkondt, dat Bernt van Wysch en zijn vrouw Margriet van Kamphuysen overdragen aan heer Jacop van Hackfort, ridder, hun goederen en tienden onder Hengell en Zeelem.
62 Notaris Johannes Renssingh instrumenteert, dat verschillende personen verklaringen afleggen over het gebruik van het Hornebroick bij Meckinckhoven.
63 Bernt van Westerholte erkent, dat zijn broeder Borchart hem een wederinkoopsbrief gegeven heeft van het goed, dat hij (Bernt) gelost heeft van Diderik van Westerem.
63 Albert van Zevener, richter te Stienre vanwege de hertog van Burgonden, graaf van Zutphen, oorkondt, dat Arndtt Rost en Thonys Paesse op verzoek van de jonkvrouwe van Baeck, weduwe van Wilm van Baeck, een verklaring afleggen omtrent de visserij in de Iissell.
64 Johan, hertog van Cleve en graaf van der Marcke, gaat, met voorbehoud van enige rechten, een overeenkomst aan met heer Wilhem, heer tot Egmont, over de buurschap Lathem.
65 Johan Hystvelt, richter te Reckelinghusen, oorkondt, dat Johan de Heger de oude aan Borghard van Westerholt het wederinkoopsrecht geeft van een rente uit de goederen Renssingh, Marckfelde, Vorwercke en Rensteringhusen, gelegen in de kerspelen Datlen en Wolterppe.
66 Allphartt Kribbe en Arentt Peyne, kerkmeesters der St. Walburgskerk te Zutphen,verklaren de 8 woningen, die heer Jacob van Hacfurtt, ridder, gebouwd heeft buiten de poort van het hospitall vóór de eerste poort, te aanvaarden, en geven regels voor het gebruik.
67 Wilhem ter Ledermolen en Riick, zijn vrouw, beloven aan heer Wilhem, heer tot Egmondt en Bair, de goederen Weydeslach en Werffslach, gelegen in Velperbroick en horig in de hof te Ledermolen, die zij verpand hebben, te zullen inlossen.
68 Gerit van Hackfurt en zijn zoons Jacob en Derick geven, ter uitwerking van de overeenkomst met hun zoon en broeder Sander van Hackfurt, kanunnik te Hamborn ord. praem., over de toekenning van zijn kindsdeel vanwege zijn overleden moeder en zijn vader aan Sander een rente van 50 goudguldens 's jaars uit de goederen en rechten, door Gerit gekocht van wijlen Johan van der Eeckt en diens vrouw Steven, zuster van Gerit, gelegen onder Goterswick, Spellen, Huusse, Beeck en Honpell.
69 Giisbert ter Hoeven, stadhouder van Hairtwych Nagels, richter van Baer en Lathem, oorkondt, dat Hairtwych vnd. en zijn vrouw Haese erkennen verkocht te hebben aan Claes Woltersz. en diens vrouw Lumme een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit 2 hoeven land in het kerspel Reden, buurschap Lathem, over de IJssel.
70 Jacop van Hacfort, ridder, Evert van Hekeren en Willem Leerynck maken een scheiding tussen Jacop van Hacfort en zijn broeder Derick van Hacfort over de nalatenschap van hun ouders (Gherit en .....) en van hun broeder Henric van Hacfort.
71 Derick van Raesfelde verpacht aan Peter van Apelttoern voor diens leven de tienden onder Twello en Ther Woilde, uitgezonderd de tienden over het goed ten Scherpenhuyss.
72 Johan van Strunckede erkent ontvangen te hebben van Borchard van Westerholte 12 guldens voor aankoop van rogge, in 1481 geschied.
73 Johan, heer toe Voirst en Keppell, verklaart, dat hij uit de horigheid heeft ontslagen Guede toe Benteler Lammesdr., wonende in het kerspel Lochem in de buurschap Swiip, en haar overdraagt aan heer Jacob van Hacfoirt, ridder, die hem daarvoor overdraagt Heylwich ten Oesternkampt, dochter van wijlen Heylwich ten Oesternkamp, wonende in de buurschap Lynde onder Worden.
74 Warner Lerinck, richter in het ambt van Doesborch vanwege de hertog van Gelre, oorkondt, dat heer Nycolaus van Zwoll, priester en pater, Mechtelt Rovers, ministersche en Liisbeth van Meer, procuratrix van het convent Sunte Mariengrave te Doesborch, erkennen schuldig te zijn aan Adolph van Remen en zijn vrouw Johanna van Hackforden, eerder weduwe van Jacob van Enghusen, een lijfrente van 50 rijnsche guldens, met als onderpand hun goederen onder Doesborch en Angerloe.
75 Jorris van Gronen, stadthouder van Oesswailt, heer van den Berge, met toestemming van Henrick van Laighe, richter te Resse en Haelderen, oorkondt, dat Elizabeth van Enghuesen, abdis, Gaedefridus Vogelsamck, confessor, Margrieta van Huynen, priores, Johanna (van .....), subpriores, en Heilwich van Wittenhorst, kelnersche van het klooster Sleenhorst, een verklaring afgeven over de wijze van bijlegging van hun geschil met het klooster Sunte Mariengrave te Doesborch over de nalatenschap van Jacob van Enghusen en diens weduwe Johanna van Hackfort, nu vrouw van Aleff van Remen.
76 Notaris Johannes Oestendorp de Warendorp instrumenteert, dat vrouwe Lutgert de Hacfort, inwoonster van Sutphania ten eenre, en Jacobus, Sanderus en Theodericus de Hacfort, als erfgenamen ten andere, de schenkingen van wijlen Jacobus van Hacfort, ridder, aan zijn vrouw bevestigen.
77 Jacob van Hacfort en Johan Raven gaan ter verbetering hunner landerijen een erfwissel aan van bouwland in de Westenenck gelegen.
78 Frederick, heer tot Bronckhorst en Borceloe, als leenheer, oorkondt dat Jacob van Hackforden zijn vrouw Griete lijftocht aan het huis te Hackforden c.a.
78 Aloff van Remen, onderdrost 's lands van Zutphen voor de hertog van Gelre, oorkondt, dat Evert van Ulfft erkent verkocht te hebben aan Jacob van Hackfurtt het halve goed Ther Hegge in het kerspel Doetinchem, die reeds de wederhelft bezit.
79 Kairle, hertog van Gelre etc., vergunt aan Jacob van Hackfoirt om diens volschuldig eigen en horige lieden bij ongehoorzaamheid te bestraffen.
79 Derck van Raisfeltt verklaart enige lenen onder Steenderen, (zie leenregister Kwartier van Zutphen, nr. 51), geërfd van zijn vader (Bitter) en hem bij magescheid met zijn broeder Gosen toebedeeld, ontvangen te hebben, en draagt deze daarna op ten behoeve van Henrick (van Egmont, bastaard).
80 Frederick, heer toe Voerst en Keppelle, stemt als leenheer toe in het tot onderpand stellen van de goederen Maelrinck en Liefferinck onder Vorden door Jacob van Hackfort en zijn vrouw Margariete aan Johan van Munster voor de medegave van hun dochter.
81 Jacop van Hacffordt geeft aan Johan van Munster ten Boseller, man van zijn dochter Mechtelt, als huwelijksgave een weiwaard te Hoesen.
82 Henrick en Berent van Hacforth gaan een scheiding aan van de nalatenschap van hun vader Jacop van Hacforth, waarbij Henrick Vorden, ½ Medler en 2/3 van de Wiersche verkrijgt, en Berent Hackfort, ½ Medler en 1/3 van de Wiersche.
83 Carschelis van Scherpenzeell, stadhouder van de leenen, verklaart dat Henrick van Hackfort van hem te leen ontvangen heeft het goed de Halve Well in de Beckeweert, na de dood van zijn vader Jacob, behoudens de lijftocht van zijn moeder Margriete van Essen, weduwe Van Hackfort.
84 Gerrit van Buirloe en Johan Schymmelpennynck, schepenen van Zutphen, oorkonden, dat Biele Stuirmans, weduwe van Johan Boytinck, erkent met haar stiefvader Henrick van Halderen een accoord aangegaan te hebben over de nalatenschap van haar moeder Elsken, en de goederen aan hem overgedragen te hebben.
85 Deken en kapittel van de kerk van St. Pieter te Utrecht vergunnen aan Beernt van Hacvoirde, vanwege de trouwe diensten van zijn vader Jacob, de erfpacht van het Tyodinck onder Vorden.
86 Kairle, hertog van Gelre etc., vergunt aan Ailbert van Zuyderhuyss, ter vergoeding van geleden schade, uit zijn leengoed te mogen verkopen het land Zuyrhuyss Koppelman, onder Warnsfelde in de buurschap Vieracker gelegen, als eigen goed aan de weduwe van Henrick Voss, nu getrouwd met Goissen Baltinck.
87 Bernt van Holthuessen, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Aelbert van Suerhues erkent verkocht te hebben aan Goessen Baltinck en diens vrouw Henrica de Koppellmaeth onder Warnsfelde, buurschap Viiracker.
88 Bernt van Holthuessen, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Henrick Barck de oude en de gildemeesters van St. Anthonisgilde te Zutphen verklaren van Goessen van Raesfelt de aflossing ontvangen te hebben van een rentebrief, groot 7 gouden Fransche kronen.
89 Kairle, hertog van Gelre etc., ontslaat Johan Zwaeffkinck en zijn goed Swaeffkinck onder Vieracker van de hofhorigheid, maakt hem tot dienstman en zijn goed tot tynsgoed.
90 Baldewijn van den Water erkent 100 guldens ontvangen te hebben uit de nalatenschap van zijn broeder Geerlich, gehuwd met Geritgen Bruyns, hem uitbetaald door Henrick die Groeff, erfvoogd tot Ercklens, die het goed Dickennyst te Ede van Geerlich gekocht had.
91 Johan, graaf tot Egmondt, heer tot Bair, stadhoudergeneraal van Hollant, Zeellant en Vrieslant, verpacht aan Barent van Hacfort de heerlijkheid Bair c.a., voor 160 gouden Philipsguldens 's jaars.
92 Bernt van Hacfort erkent voor de tijd van 20 jaar in pacht genomen te hebben van de graaf van Egmont, heer toe Bair, stadhouder etc., de heerlijkheid Bair c.a.
93 Borchort van Westerholt ter Dynckelborch belooft Mathias de Sasse en diens vrouw Margareta schadeloos te houden van hun borgtocht voor zijn broeder Bernt van Westerholte tegenover domdeken en kapittel van Munster en de bezitters van de vicariëën van St. Catharina en de H. Driekoningen in de St. Nicolaaskerk aldaar.
94 Johan, graaf tot Egmont, heer tot Baer en Pumereynde etc., beleent Baernt van Hackfoirt met twee vijfmarkeleenen, nl. het Wolderinck in de buurschap Mossell onder Vorden, en 9 oude grooten uit de veerstad te Dieren en het saelgoed de Veerhorst, na de dood van Henrick van Hackfoirt en na verzuim.
95 Borchart van Westerholt, zoon van wijlen Hermen van Westerholt en Merie, maakt huwelijksvoorwaarden met juffer Roeleff, dochter van wijlen Roeleff Voess, maarschalk, en diens vrouw Jutte.
96 Ernst Mom, richter te Diedem namens Anne van Egmont, gravin van den Bergh, als voogdes van haar zoon Oiswalt, graaf van den Bergh, oorkondt, dat Bernt van Hacfort en zijn vrouw Griet van Egmont overdragen aan Johan van Lennep een slag land onder Diedem in de buurschap Waverloe, gend. het Ardsche slach, onder voorwaarde van terugkoop.
97 Johan, graaf tot Egmondt, heer tot Bair en Purmereynde etc., vergunt aan Bernt van Haickfort de twee missen, behorende tot het huis Baer, over te brengen naar zijn kapel op Haickfort, totdat Bair weder zal zijn opgebouwd.
98 Johan, graaf tot Egmont, heer toe Baer en Purmereynde, bevestigt de erfpachtsbrief van het halve veer te Reden, door zijn vader aan Alleeyt van Moirs gegeven, welke brief door het "omwerpen" van Bair verloren is gegaan.
99 Ghoessen van Raesfeldt heer Ghoessensz. ridderszoon, en zijn vrouw Agniese, en Bernt van Haickfort en zijn vrouw Margareta, maken huwelijksvoorwaarden tussen Ghoessen en Raesfelt, zoon van Ghoessen vnd. en Jacob, oudste dochter van Bernt van Haickfort, waarvan de voltrekking over 8 jaar zal plaats vinden.
100 Kaerlle, hertog van Gelre etc., stelt zijn raad en huishofmeester Johan de Leghe aan tot scholtis van Zutphen, op welk ambt deze een vordering van zijn schoonvader Berndt van Holthuysen geërfd had.
101 Berent van Hacforde belooft aan zijn zwager Aleff van Remen en diens vrouw, zijn tante, in te staan voor de betaling van 30 molder rogge uit hun goederen te Deme, die zijn overleden vader uit deze goederen aan Frederick Vogels schuldig was.
102 Johan Koch, gogreve van de veste van Santwelle, rentmeester van Ahuess en Horstmar voor de bisschop van Munster, oorkondt, dat Gerdt die Sasse en zijn vrouw Katherina, en Berndt en Borchardt van Westerholt, gebroeders, ter eenre, en Philips van Weermunde en zijn vrouw Margareta, en Johan van Munster, drost te Delmenhorst, ten andere, erkennen een accoord aangegaan te hebben over de nalatenschap van Mathias den Sassen, wiens weduwe hertrouwd is met Philips van Vermunde.
103 Johan Groete en zijn vrouw Hanniken erkennen verkocht te hebben aan Johan Arensz. een rente van 2 mud rogge 's jaars, gaande uit zijn land te Wapse onder de klok van Deventer.
104 Andries Ubbekinck, Bernt Konnynck, Zwieder Hoernynck, Gerrit Hofman, Henrick Uterdinck en Wolter Schuerinck verklaren, dat zij onderling een erfwissel hebben aangegaan van land onder Vieracker.
105 Magdalena van Werdenburch, weduwe tot Egmondt en van Baer, voogdes van haar kinderen voor de heerlijkheid Baer, wijst Thomas Boeff, klerk, aan voor de kapel van Baer, die gefundeerd is ter eere van God en St. Elizabeth, open gekomen door de resignatie van mr. Gijsbert die Haen, en verzoekt de proost van St. Peter te Utrecht om deze te investeren.
106 Hasken van Dummeren en Andries Ubbekinck verklaren een erfwissel van land onder Vieracker aangegaan te hebben.
107 Karell, hertog van Gelre etc., verklaart bevolen te hebben aan Gerith van Scherpenzeell gend. Palick, drost ther Wildenborch en deurwaarder, de renten en goederen, die wijlen Herman van Velen en Ott van Scherpenzeell ontvangen hebben, te gebruiken, en beveelt aan Bernt van Hacfort, landdrost van Zutphen, dit toe te laten.
108 Schepenen in den Hage oorkonden, dat enige bejaarde personen verklaringen afleggen, op verzoek van de douairière Van Egmonde, over de Baersche Schaepswaer en Koemate, behorende tot het huis Baer.
109 Roeloff Momme, stadhouder van Otto van Scherpenzell, richter te Arnhem en ambtman van Veluwenzoem, oorkondt, dat op verzoek van Johan van Alpen enige personen getuigenis afleggen over een schaapsweide bij de grens van Doesburch.
109a Sondach van Monster, Margareta van Essen, weduwe, Aloph van Remen, Johan Golttsteyn, Philips van Viermontt en Johan van Zelbach, maken een scheiding tussen Bernt van Hackfurtt en Coertt van Zelbach over de nalatenschap van Henrick van Hackfort.
109b Berntt van Hackfurtt en zijn vrouw Margareta van Baick geven aan zijn tante Johanna van Hackfurtt en haar man Aloff van Rhemen het gehele goed Ter Hegge onder Dotinchem-dat hij van Conss van Selbach en diens vrouw Catarina van Hackfurtt overgenomen heeft, die het geërfd hadden van zijn overleden broeder Hinrick van Hackfurtt, aan wie de helft van dit goed was afgestaan door Johanna vnd.-ten gebruike, en verkoopt hem tevens een rente van 24 goudgulden 's jaars uit zijn hof en tyns te Hengeloe op den Goy.
110 Bernt van Hackfort en Const van Zelbach voor zijn vrouw Katarina van Hackfort, gaan een scheiding aan van de nagelaten goederen van hun moeder en grootmoeder Margareta van Essen ende van Hackfort, en tevens van de nalatenschap van hun broeder en vader Henrick van Hackfort, die ten dele aan hun nicht en zuster Henrick komt en aan de kinderen van wijlen Johan van Munster ten Boetzeler.
111 Henrick van Ulenbroeck, richter te Reckelinchuysen, oorkondt, dat Berndt en Borchardt van Westerholt, gebroeders, een scheiding aangaan van de goederen van wijlen Mathias en Gerdt Sassen en van hun moeder.
112 Kairll, hertog van Gelre, beleent Kairl, graaf tot Egmondt, na de opdracht namens heer Jorien, zoon tot Egmondt, abt van Sant Amand, met de hofstad en heerlijkheid van Bair en Lathem.
113 Kaerll, hertog van Gelre etc., heer van Groeningen etc., geeft aan zijn bevelhebber Berndt van Hackfort, voor een schuld van 7000 goudguldens, het huis te Wedde met de Westerwoldingenlanden en de dorpen Blyham en Bennynckwolde en het Oldeampt in het Woldt, "op rekenschap".
114 Karll, hertog van Gelre etc., benoemt Johan van der Horst, erfhofmeester, die de Schulenborch gelost heeft van de erfgenamen van Cracht van Camphuisen, tot ambtman van dit kasteel.
114a Claes Hesse, richter te Stienre voor Joist, graaf tho Brunckhorst en heer to Burckeloe, oorkondt, dat Sweer Klenckens en zijn vrouw Nenne, mede voor dezer dochter Elsse Velting c.s., verkopen aan Berndt van Hackfurtt en diens vrouw Grette een hofstede c.a. in het Baeckerveld aan de Melaetenhoeck.
115 Sweder van Vorst, landdrost van Sutphen, oorkondt, dat Evert van Hekeren en zijn vrouw Agnes van Haickffort erkennen van Bernt van Haickffort en Margriit van Baeck, haar ouders, haar huwelijksmedegave ontvangen te hebben, terwijl tevens bepalingen worden vastgesteld over de verdeling van het gerede geld en het zilverwerk, dat Bernt en zijn vrouw zullen nalaten.
116 Burgemeesters en schepenen van Alcmaer geven vidimus van een brief van 1530 augustus 1
117 Joest, graaf tho Bronckhorst en heer tho Borckelloe, beleent, na opdracht door Berndt van Hackfordt, drost van de Schulenborch, diens oudste dochter Jacob van Hackfordt met de tienden van Hackfordt c.a., voor wie haar man Gosen van Raesfelt de eed aflegt.
118 Johan van Keppell, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Gerarda, weduwe van Henrick Lebbinck, en haar zoon Henrick Lebbinck, verklaren dat het erf Haevelinck in de buurschap Vieracker, toebehorende aan Henrick van Halderen, een "fuerwech" heeft over het land van Henrick Lebbinck.
119 Kaerll, hertog van Gelre etc., verklaart, dat de handelingen door Berndt van Hackfort, drost ter Schuylenborch, ten aanzien van Diepenhem, Geelmuyden, Laeghe, Enscheden en Hasselt, door hem bezet, op zijn bevel geschied zijn, en vergunt hem eventuele schade, van de zijde van de Stichtschen hem toegebracht, op hen te verhalen.
120 Keizer (Karel V) bericht aan Burchaert van Westerholt, drost van Vollenhoe, dat hij hem, wegens het afsterven van Georgie Schenck, benoemt tot kastelein en kapitein van het huis en slot van Genemuyden.
120a Gerrytt van Loen, rentmeester 's lands van denn Berge, oorkondt, als verwaarder der tynsgoederen van de graaf van den Berge, dat Gerrytt die Greeff en zijn vrouw Anna verkopen aan Berntt van Hackfurtt hun huis en hofstad in de stad Berghe naast de Munt.
121 Johan van Duesseldorp Hartmansz. maakt huwelijksvoorwaarden met Beeltghen Bremer, dochter van de rentmeester Johan Bremer.
122 Johan Berckhoff en Johan van Dijck, schepenen thoe Wesell, oorkonden, dat Johan van Duesseldorp Hartmansz., boven het bij hierdoor getransfigeerde acte van huwelijksvoorwaarden
123 Berndt van Haickfordt en Goesen van Raesfeldt gaan een accoord aan over de waarneming van het scholtambt van Sutphen, het goed in Veluwe, aangekocht van de jonker van Brunckhorst, het huis te Haickfordt en andere goederen in het kwartier van Sutphen.
124 Kaerl, keizer van Rome etc., hertog van Gelre etc., beleent Willem Hinckart uit naam van Ladmirael, graaf van Egmont, met de hofstad en heerlijkheid van Baer en Lathem.
125 Wilhem Hynckart, stadhouder van Ladmoraell, graaf van Egmondt en heer tot Bair, begiftigt met de vicarie van St. Elisabeth in de kapel van Bair, ledig geworden door aftreden (?) van Thomas (Boeff), Ott van Scherpenzeell, priester, met deze vicarie, en verzoekt de proost van St. Peter t 'Utrecht om hem te investeren.
126 Kaerle, Roomsch Keizer etc., hertog van Gelre etc., geeft aan Bernard van Harckfort, heer van Schulemburgh, een pensioen van 300 carolusguldens 's jaars.
127 Kaerll, keizer etc., geeft, onder insertie van de pandbrief van het scholtambt van Zutphen d.d. 4 februari 1518
128 Willem Hinckart, stadhouder van de lenen van Bair, oorkondt, dat Diederick Dubbelstein van Donray, heer tot Neerharen, de heerlijkheid Lathem, hem aangeërfd van zijn vader, overdraagt aan joffer Kathariin Moryn van Walt, voor wie Bernt Walt de leeneed doet.
129 Willem Hinckart, stadhouder van de lenen van Ladmorall, graaf tot Egmondt, heer tot Bair en Lathem, geeft verslag van het leenproces tussen Joffer Katharin Morin van Walt en Henrick die Groeff, erfvoogd tot Ercklens, over het bezit van het leengoed Lathem.
130 Fredericus Schenck van de vrije baronnen van Tautenbourch, proost en aartsdiaken van St. Petrus te Traiectum, bevestigt de begeving van Otto de Scerpenzeel met de vicarie of kapelanie van St. Elizabeth, gesticht in het kasteel van Bair.
131 Wilhelm Hinckart, stadhouder der lenen van de heerlijkheid Bair, beleent Franchoise van Kerckom met de heerlijkheid Lathem, na opdracht door haar moeder Katharin Morin van Walt, vrouwe tot Wyer en Koese.
132 Deryck Smytz, richter van Brunckhorst, oorkondt, dat Ghyesbert van Wysch, ambtman, verklaringen laat afleggen over het bezit van het Keinveen en de visserij aldaar.
132a Sweder van Dortt, bastaard, stadhouder van het drostambt 's lands van den Berge, oorkondt, dat Marcus van den Berge, bastaard, mede voor zijn vrouw Mechtelt Schilders, verkoopt aan Berentt van Hackfurtt, drost, hun rechten op de weide de Vluyssent in de buurschap Aesswiin.
133 Hanrick van Scharpenzell, richter van het ambt van Doisborch namens de Keizer, hertog van Gelre etc., oorkondt, dat joffer Fransoys van Kirckhkom, met consent van haar moeder Catherina Moryn van Waldt, erkent verkocht te hebben aan Marten van Rossum, heer tot Puderoyen, maarschalk, het huis te Lathum c.a.
134 Willem Hinckart, stadhouder der lenen van de heerlijkheid Baer, beleent, na opdracht door Juffer Franchoise van Kerckom, Marten van Rossum, heer tot Puderoyen en maarschalk, met de heerlijkheid Lathem c.a.
134a Kaerle, keizer etc., verklaart over te geven aan Berentt van Hackfurtt, die bezitter is van 21½ waren in de buurschap van Olldeniell, in het kerspel Zwolle, de hem toebehorende waar onder last van onderhoud van dijken en hoofden.
135 Deken en kapittel van de kerk van St. Peter t'Utrecht, geven kwijtschelding van verzuim aan Bernt van Hackvort, drost van het land van den Bergh, voor diens zoon Goysen van Raesfelt, schout te Zutphen, wegens achterstallige pacht van het goed Dibbolding in het kerspel Wychmonde, en geven dit goed aan Goysen in erfpacht.
136 Deken en kapittel van St. Peter t'Utrecht geven volmacht aan Henrick die Wree te Arnhem, hun rentmeester, om de eed af te nemen van jonker Goesen van Raesfelt, schout te Zutphen, voor het goed Dibboldinck onder Wychmond, hem in eeuwige erfpacht gegeven.
137 Sweder van Dort, bastaard, rentmeester en tynsrichter en verwaarder der tynsgoederen vanwege de onmondige graven van den Berghe, oorkondt, dat Derick Kiifft en zijn vrouw Anna Daennolts erkennen verkocht te hebben aan Liisken Daennolts een lijfrente van 20 pachtguldens, gaande uit land onder Groete Aiswiin in het kerspel van Ziedam.
137a Nicolaus Peppinck, stadhouder van Berndt van Hackfurtt, drost 's lands van den Berge, oorkondt, dat Pallick Greven verkoopt aan Berndt van Hackfortt vnd. een stuk land groot 1 morgen, in het kerspel Zieden, buurschap Aisswiin, in de Vluyssendt gelegen en leenroerig aan de proost van Embrick.
138 Henrick van Scherpenzell, Thomas van Scherpenzell en Willem Hinckert voor hun neve Willem van Scherpenzell, drost op Veluwen, Herman Tenckinck, Adriaen van Eerdt en Karll Bentinck voor Gherrit, Guerdt, Elizabeth, Gerritgen, Joestgen en Henrickxen, kinderen van Willem vnd. bij Joanna Tenckinck, maken een scheiding tussen Willem vnd. en zijn kinderen, waarbij Roesendael aan Gherrit en Guerdt wordt toebedeeld.
139 Thomas van Scherpenzeell, Johan Mom, richter te Arnhem, Willem Hinckert, Amelis van Zulen van Nyevelt, proost te Leyden en kanunnik te Dom te Utrecht, Aernt van Nyevelt, Johan van Nyevelt, kanunnik ten Dom te Utrecht, Adryaen van Duvenvoirde, kanunnik te Dordrecht, Aernt van Duvenvoirde, ridder, en Frederick van Duvenvoirde maken huwelijksvoorwaarden tussen Willem van Scherpenzell, drost op Veluwe, weduwnaar, en Haze van Zulen van Nyevelt Jacobsdr.
140 Gerrit van der Nyerkerck, abt van St. Pauwels t'Utrecht, confirmeert de brief van 1551 oktober 20
141 Gheryt van Herdt Gijsbertsoen en zijn vrouw Ulandt van Keppel erkennen verkocht te hebben aan heer Johan dye Wyess, priester, een rente van 3 Jochemsdaalders, gaande uit een hofstad c.a. te Dornenborch in het ambt Oeverbethouwe, groot 5 morgen.
142 Kaerle, Roomsch keizer etc., hertog van Gelre etc., beleent Joost Putzeler met het goed Ter Weele alias Putzelersguet onder Reden in de buurschap Laten, na de dood van zijn moeder Thomas Berners.
143 Maria, geboren gravin tot Hoya en Bruckhuesen, gravin to Brunckhorst en vrouwe to Borckelloe, weduwe, beleent, na de dood van Bernd van Hackforden, drost, Goessen van Raesfeldt, schout te Zutphen, voor diens vrouw Jacob van Hackforden, oudste dochter van Bernd, met het huis te Hackforden c.a.
144 Deken en kapittel van de kerk van St. Peter t'Uytrecht geven in erfpacht aan Goessen van Raesffelt, schout binnen en buiten Zutphen, en diens vrouw Jacob van Hackfoert het goed Thyodinck, haar aanbestorven van haar vader Bernt van Hackfoerde.
145 Gheryt van Heerd en zijn vrouw Uylant van Keppell erkennen verkocht te hebben aan heer Jan die Wyeze, priester, een rente van 6 Joachims daalders, gaande uit 4 à 5 morgen land onder Dornenborch in het ambt van Overbetuwe.
146 Philips, koning van Castilien etc., hertog van Gelre etc., erkent in verband met de lossing van het slot Schuilenborch, schuldig te zijn aan Gosen van Raesfelt en zijn vrouw Jacoba van Hackvort een losrente van 387 L. en 8 schillingen 's jaars, verzekerd op goederen onder Stienre, en losbaar met 7748 L.
0520 Huis Hackfort
Inventaris
6. Bijlagen
6.1. Regesten
146
Philips, koning van Castilien etc., hertog van Gelre etc., erkent in verband met de lossing van het slot Schuilenborch, schuldig te zijn aan Gosen van Raesfelt en zijn vrouw Jacoba van Hackvort een losrente van 387 L. en 8 schillingen 's jaars, verzekerd op goederen onder Stienre, en losbaar met 7748 L.
Datering:
1558 mei 14 (in onser stadt van Arnhem)
NB:
Afschrift (inv.nr. 28), gewaarmerkt door notaris Stephan van Upganth en notaris J. Wilmingk te Spiers.
Toegangsnummer:
0520 Huis Hackfort
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 26-01-2005
147 Koning (Philips II) bericht aan alle overheidspersonen, dat hij aan de landdrost of schout der stad Zutphen last gegeven heeft de ruiters en paarden onder het regiment van de hertog van Holstain te brengen van Zutphen naar Loeven, en beveelt hem hulp te verlenen voor inlegering en proviandering.
148 Henrick Ruiter Gerritsz. verklaart als tynsheer, dat Henrick Lebbinck en zijn vrouw Anna overdragen aan Goessen van Raesfelt en diens vrouw Jacob van Hackfordt het Lebbinckbroick onder Warnsfelde in de buurschap Vieracker.
149 Berndt Meyerinck, stadhouder van de schout van Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Henrick Lebbinck en zijn vrouw Anna overdragen aan Goessen van Raesfelt, schout a.b. en diens vrouw Jacob van Hackfort het Lebbinckbroeck onder Vieracker.
150 Ladmorall, prins de Gaveren, graaf van Egmont etc., beleent als heer van Baer Goesen van Raesvelt, als man van Jacoba van Hackfort, met het goed Wolderinck onder Vorden in de buurschap Mossell, met een rente uit de veerstad te Dieren, en het goed de Veerhorst, geërfd van haar vader Bernt van Hackfort, als oudste dochter, en voorts met het goed Herffslege onder Vorden in de buurschap Delden.
151 Philips, koning van Castillien etc., hertog van Gelre etc., oorkondt, dat Joest Putzeler zijn vrouw Beerte Stakebrants lijftocht aan het goed Ter Wele alias Putzelersguet, kerspel Reden, buurschap Lathem.
152 Evert van Hekeren en zijn vrouw Angnes van Hackvort erkennen ontvangen te hebben hun aandeel van de pandpenningen van de Schulenborch ingevolge magescheid d.d. 1557 juni 20 met Gosen van Raesvelt en zijn vrouw Jacob van Hackvort, en van hun moeder Margrete van Back een rosennobel.
153 Lamoral, prins van Gavere, graaf van Egmondt etc., en Sabina, hertogin in Beyeren, zijn echtgenote, verkopen aan Diederick van Bronckhorst en van Batenborch, heer tot Nenholt (sic), het slot en huis van Baer en de heerlijkheid van Baer en Lathum c.a. met de tol te Arnhem genaamd de Egmondtsche tol.
154 Notaris Sweer van Daetzelaer instrumenteert, dat Wilhelm van Scherpenseel, drost op Veluwen, zijn testament maakt.
155 Philips, koning van Castillien etc., hertog van Gelre, beleent Diederich van Bronckhorst, heer tho Anholt, met de hofstad en heerlijkheid van Baer en Lathem c.a., na opdracht door Lamoral, prins van Gavere en graaf van Egmondt.
156 Philips, koning van Castillien etc., en hertog van Gelre etc., beleent Henrick van Ysendoern genaempt van Beloys met het goed Ter Wele of Putzelersgoed onder Lathem, na opdracht door Joest Putzeler.
157 Johan van den Bergh en Gerryt van Riiswick, schepenen van Aernhem, oorkonden, dat Hendrick van Ysendoern gend. van Bloys, heer tot Stockum, volmacht geeft mede voor zijn zusters Anna van Ysendoren, kinderen, aan Peter van Dorp en Wilhem Evertsz. om zijn zaken waar te nemen.
158 Magdalena, gravin van Wied, abdis van Elten en Notelen, stemt erin toe dat het Pazen Goerken onder Wichmont, dat door Thonis Paze uit diens leengoed verkocht is aan Johan van Raesfeld, Goissens to Hackford zoon, allodiaal zal zijn.
158a Maurits Ripperda, heer van Vorden, beleent Goessen van Raesfelt tho Hackfoerde met de erven en goederen Schoeltwijck en Wonninchorst in het kerspel van Baeck en met Woesteneck en Haell in het kerspel van Vorden.
159 Berndt Meyerinck, stadhouder en richter van Goessen van Raesfelt, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Aerndt Obbekinck Henricksz. c.s. overdragen aan Johan van Raesfeldt toe Hackfoirde en diens vrouw Odilia Quade de Kattenpoill off Nyelant, onder Vorden in de buurschappen Delden en Veldtzwick gelegen.
160 Kanselier en raden van Gelre etc. geven vergunning aan de heer van Anholt als heer van Baer en Lathum om gevangenen op de St. Johanspoort te Arnhem te plaatsen.
160a Berntt van Zuellen, richter te Stienre voor de koning, oorkondt, dat op verzoek van Goessen van Raisfelt, schout te Zutphen, enige personen verklaringen afleggen omtrent de verkoop aan dezen van de Baeckervrede.
161 Ermgardt, gravin zu Limpurch en Brunckhorst, vrouwe zu Wisch, Stirumb en Borckloe, erkent aan haar rentmeester Lambert Lamberts, die met haar afgerekend heeft het beheer van haar goederen in het Rijk van Nijmegen en het schependom aldaar, ook in Vellowenzoem, behorende tot het huis Averhagen, en in de Duffell, schuldig gebleven te zijn een som van 1029 car. guldens.
162 Johan van Broichuysen verklaart, dat heer Dederick van Bronchorst en Baetenborch, heer tot Aenholt etc., hem beleent heeft met de visserij in de hank te Baer, zijnde een nieuw Baer's leen, en dat om als stadhouder van de lenen te kunnen optreden.
163 Jacob van Hekerenn tho Roerloe en zijn vrouw Sybilla van Paellandt verklaren, dat zij een rente van 3 molder rogge 's jaars uit het goed Weninck in het kerspel Hengelloe, die door hun tante Jacoba van Hackfort, weduwe Van Raesfellt, ingevolge het magescheid d.d. 1557 juni 19 betaald zou moeten worden, te hunnen laste genomen hebben.
164 Johan van Broeckhuysen, stadhouder van de lenen van Baer en Lathum namens de heer tho Aenholt, beleent Henrick van Westerholt voor Jacoba van Hackfort, weduwe van Goessen van Raesfelt, met het goed Wolderinck, een rente uit de veerstad te Dieren, de Veerhorst en Herfslegen.
165 Johan van Broeckhuysen, richter en stadhouder van de Baerse lenen namens de heer van Aenholt, erkent ontvangen te hebben van Jacoba van Hackfort, weduwe van Goessen van Raesfelt, schout te Zutphen, 155 goudguldens voor heergewaad van 4 lenen.
166 Johan van Renesse, heer van Wulven, Wilp etc., maakt huwelijksvoorwaarden met Margaretha van Renesse, dochter van heer Johan van Renesse, heer van Elderen etc.
167 Deken en kapittel van de kerk van St. Peter te Utrecht geven aan Jacoba van Hackfort, weduwe van Goessen van Raesfelt, het goed Dibboldinck in erfpacht, na afstand door haar dochter Margriet van Raesfelt, die het geërfd had van Goessen van Raesfelt, onmondige erfgenaam van zijn vader Jan van Raesfelt, broeder van Margriet, d.w.z. Goossen is tantezegger van Margriet.
168 Armgart, gravin van Limborch en toe Brunckhorst, vrouwe tho Wyss, Sthyrem en Borculoe, weduwe, vergunt aan Jacoba vann Hackvoort, weduwe Van Raesfellt, om de tienden van Hackvoort, leenroerig aan Brunckhorst als 5 marksleen, voortaan ten Sutphenschen rechte te mogen verheffen.
169 Berndt Meyerinck, stadhouder en richter van Henrick van Westerholt, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Evert Ilssinck en zijn vrouw Bate erkennen schuldig te zijn aan Odilia Quaedt, weduwe Van Raesfelt, een rente van 6 daalders 's jaars, gaande uit het goed de Oilden Kamph en het land de Rottet, te Vorden in de buurschap Dellen gelegen.
170 Henrick Mom, pastoor, Melchior Evertsz., schout, Jan Cornelisz. en Ghijsbert Adriaensz., schepenen te Scherpenseell, oorkonden, dat Wilhelm van Scherpenseell, drost op Veluwen, zijn testament maakt.
171 Johan Frederics, stadhouder en richter van Coenraet van Westerholt, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Willem Addinck en zijn vrouw Sophia Willemsdr. erkennen verkocht te hebben aan Jacoba van Hackfoirt, weduwe Van Raesfelt, een rente van 6 daalders 's jaars, gaande uit de hof Addinck te Vorden, buurschap Velden.
171a Bernt van Zulen, stadhouder van Dederick van Bair, landdrost der graafschap Zuttphen en schout van Lochum, oorkondt, dat Henrick Bessem en zijn vrouw Cunna Leubberichs overdragen aan Jacobe van Hackfurtt, weduwe Van Raisfeltt, twee ossenweiden van het goed Ross Lepelair in de buurschap Baeck.
171b Gossen Tennagell, stadhouder van Dederick van Bair, landdrost van Zutphen en schout van Lochum voor de koning, oorkondt, dat Albert van Goch en zijn dochter Elssken overdragen aan Jacoba van Hackfurtt, weduwe Van Raisfellt tho Hackfurtt, het Peysskensslach, eertijds leenroerig aan Baeck, gelegen in de Baeckerweertt onder Stienre.
172 Johan Frederich, stadhouder en richter van Coenraet van Westerholt, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Jacoba, erfdochter van Hackfort, weduwe van Goessen van Raesfelt, verklaarde dat Odilia Quaedt van Wyckraet, weduwe van haar zoon Johan van Raesfelt, in afwijking van haar huwelijksvoorwaarden, voor een toegezegde som geld in gebruik zal krijgen het land de Flinsert in het land van Bergh, met welke regeling Jacoba's dochters Margriete en Bertha instemmen.
173 Johan, Jacob en Aerdt van Scherpenzeell, Aerdt van Duvenvoorde en zijn vrouw Dirckgen van Scherpenzeell, en Amelis van Aemstell van Mijnden en zijn vrouw Oeyda van Scherpenzeell gaan een scheiding aan van de nalatenschap van Wilhelm van Scherpenzeell, drost van Veluwen.
174 Jacob van Ommeren, stadhouder van de lenen van Baer en Lathum voor de heer tot Aenholt, beleent, met ledigen hand, Jacoba van Hackfoirt, weduwe van Goessen van Raesfelt, na de dood van de hulder, met het goed Wolderinck etc.
175 Jacob van Zuylen van Nyevelt en zijn broeder Frederick, Jacob van Scherpenseell en zijn broeder Aerndt, Adryaen van Vorstenborch, Aert van Duvenvoorde, heer tho Duvenvoirde, en Amelis van Aemstell van Mijden als ooms, broeders en zwagers van Johan van Scherpenseel (Willemsz. bij Hadewych van Zuylen van Nyvelt), en Joseph van Arnhem, Kaerle van Middachten, heer tot Hervelt, Dirck van der Loe, proost te Emmerick, Frans van der Loe, landcommandeur, Peter van Oldenboickum thoe Groen, Elbert van Voerst, heer tot Scoenderbeeck, en Kaerll van Aernhem thoe Kernhem als oom, neven, zwager en broeders van Alijdt van Arnhem, dochter van Zeger van Arnhem en Catharina van Honnepel, maken huwelijksvoorwaarden tussen Johan en Alijdt.
176 Johan Frederich, stadhouder en richter van Coenraet van Westerholt, schout te Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Berndt Horstinck en zijn vrouw Maria ter Schueren, met Jan Lebbinck c.s. een scheiding maakt over het goed Havelinck te Vyerackeren.
177 Derck van Dorth to Blanckenae geeft als leenheer consent tot de transactie, vermeld in de brief van dezelfde datum
178 Verordente raden des furstendoms Gelre ende graeffschap Zutphen geven provisionele commissie aan Johan van Scherpenseell tot het bedienen van het drostambt van Veluwen.
179 Johan Frederich, stadhouder en richter van Coenraet van Westerholt, schout van Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Truyde, weduwe van Henrick ten Dycke, mede voor haar onmondige kinderen Claes en Henrick en andere familieleden, overdragen aan Margryete en Berte van Raesfelt to Hackfort, gezusters, het goed ten Groten Velde onder Warnsfelde, buurschap Vyeracker.
179a Johan Frederik, stadhouder en richter van Coenraet van Westerholt, schout van Zutphen binnen en buiten, oorkondt, dat Lambert Louwerman, raadsverwant der stad Zutphen, en zijn vrouw Andrea, bijgestaan door Evert Aetsack, in aanvulling op hun akte van huwelijksvoorwaarden zijn overeengekomen dat de langstlevende van hen getuchtigd wordt met al hun bezittingen in het schoutambt Zutphen, waaronder het goed Wissinck, leenroerig aan Gelre, het Spijker, de Broeckslach bij Harman Lebbinck's huis en de hofstede Ensinck, allen in het kerspel Warnsveld, buurschap Vieracker gelegen, alsmede het erve en goed Heynk in het kerspel Warnsveld, buurschap Warcken, het goed Ten kamp in de buurschap Epse, het erve Smeynck in het kerspel Almen, buurschap Harfsen en de helft van een stuk weideland in het kerspel Wychmonde.
180 Niclas van Gavre, heer tot Peer, Guel en Elsloe, maakt zijn testament, waarbij hij, behoudens enige legaten, zijn vrouw Henrica van Renesse tot universele erfgename benoemt.
181 Johan van Schrieck, burgemeester van Reess, erkent in leen ontvangen te hebben van Geirtraudt, dochter zu Meilendunck, vrij- en bannervrouwe zu Anholt, Bair en Lathum, het Rouven, gelegen in het kerspel Zevenaer.
182 De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden nemen Borchart van Westerholt in hun bescherming, en staan hem toe met zijn gezin in Oldeneel in het drostambt van Zallandt te mogen wonen.
183 Philips, koning van Castilien etc., hertog van Gelre etc., beleent Geertruyt van Milendonck, vrijvrouwe to Anholt, als voogdes van haar onmondige zoon Dederyck van Bronckhorst en Batenborch, met de hofstad en heerlijkheid van Baer en Lathum, hem (Dederyck) van zijn grootvader Dederyck van Bronckhorst en Bathenborch aanbestorven.
184 Jacob van Arnt van Scherpenseel, Arnt van Wassener, heer van Duvenvoirde, Adryaen van Vorstenburch en Herman van der Hel, drost van Wageningen, broeders, zwager, neef en huwelijksvrienden van Johan van Scherpenseel, drost op Velowe, en Otto van Essen, Jacob en Peter van Apeldoorn, en Wolter van Boonenburch, gend. van Hortsteen, broeder, neef en huwelijksvrienden van Rickquijn van Essen, dijkgraaf van de Veluwe, voor diens dochter Margrieta van Essen, maken huwelijksvoorwaarden.
185 Joibst, graaf zu Limburg en Bronckhorst, etc., beleent Margaretha van Raesfeldt zu Hackfurdt met het huis te Hackfurdt c.a.
6.3. Concordans
laatste wijziging 11-04-2024
1.559 beschreven archiefstukken
123 gedigitaliseerd
totaal 3.628 bestanden

Kenmerken

Datering:
1290-1983
Auteur:
A. P. van Schilfgaarde, F.W.J.M. van den Berg
Categorie:
laatste wijziging 11-04-2024
1.559 beschreven archiefstukken
123 gedigitaliseerd
totaal 3.628 bestanden