Uw zoekacties: Huis Oolde

0421 Huis Oolde ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0421   Huis Oolde
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van de archiefvormer
3. Genealogische schema's i
laatste wijziging 21-01-2021
533 beschreven archiefstukken
46 gedigitaliseerd
totaal 1.027 bestanden
Inventaris
1. Huis Byssel
2. Huis Oolde
3. Huis Overlaer
4. Stukken onder geen der vorige rubrieken onder te brengen
4. Regesten der oorkonden en acten tot 1700
1 Jan Overhof, draagt op aan Jan, bisschop van Utrecht, het goed te Bijssel in het kerspel van Doornspijk, waarna de bisschop er onmiddelijk mede beleent Henric van Anlaer en Didderic diens zoon. Ten overstaan van Helpric van den Hove en Scade Ghisebrecht Scadenzoon
2 Herman van Mekeren Udenszoon bekent verkocht te hebben aan Wijnant Scocken van Duven (Duiven) 3 morgen land in de meent in het kerspel van Duiven. Waarschap wordt beloofd; bij aanmaning binnen één maand in te komen te Duiven ter leisting
3 Herman van Mekeren Udensoon en Elseken, zijn huisvrouw, bekennen te hebben overgegeven en opgedragen aan Gerrit Neghel hun goed en erf tot Gelh..., gelegen in het kerspel van Ermel(o), met daarop staand huis en verder toebehoren, leenroerig aan den graaf van Cleve, zoals dat eertijds aan Udo van Mekeren en aan Herman van Mekeren voornoemd toebehoord heeft. Met voorwaarde, dat Gerrit Neghel en zijn erfgenamen jaarlijks op St. Martijnsdag in den winter aan Herman en Elseke voornoemd in de kerk te Doesburg een tijns zullen betalen van 1 oude Brabants en 1 oude Konings groot van 16 penningen. Ten overstaan van Henric van Herwen, richter van Veluwe en rentmeester van het land van Gelre, en Gadert van Hoemen, Arnt te Boechop, Gosen Egbertssoen, Engelbert Arntssoen en de anders voel goider lude, als gerichtslieden
4 Willem Pellgrumssoon draagt over aan Johan ter Brake het halve erf en goed Tyodinck, zoals hetzelve aan Pelgrum, Willem's vader toe te behoren placht, en gelegen in de heerlijkheid van Selhem, onder Leesten bij Warnsveld. Ten overstaan van Willem van Bake, drost van het land van Zutphen
5 Everd Naghel en Fye, zijne huisvrouw bekennen verkocht te hebben aan Tydeman te Wesepe en Ghese zijn vrouw, een stuk land in de Neder-engh te Hattem geheten de Vlasacker. Zij stellen een pacht van 1½ pond 's jaars uit een hoeve gelegen voor de stad Hattem tot waarschap
6 Hille weduwe van Eerst (Ernst) van Herderwijc bekent, dat zij met goedvinden van hare kinderen Aelt, Eerst en Jan van Herderwijc, verkocht heeft aan Jan van Dorsten het erf te Nunspeet, dat haar vader Jan van der Lawick toebehoord heeft
7 Yde, weduwe van Wenemer Grips en Aleit, haar dochter, en Wilhem Grip, haar zoon, bekennen verkocht te hebben aan Katherijnen van Camphusen, Evert Papen's echtgenote, 3 morgen land in het kerspel van Duiven, begrensd als in den brief aangegeven. Ten overstaan van Henrich van Heese, drost in de Liemers van wegen joncker Gerhart van Cleve, en Eberwijn van Groesen, Jacob op den Loile, Johan van Honsselken geheiten Moelke en meer goede lieden als gerichtslieden
8 Deric then Have bekent opgedragen en overgegeven te hebben aan Johan Cloick en Udell, diens huisvrouw, al zulk hande recht end gewonte te Groessen in de kerk, als hun is aangekomen van hun oom Arnd van Groesen zaliger. Ten overstaan van Herman van Enghusen, drost in Lymers, van wege joncker Gerhart van Cleve en van der Marke
9 Willem van Aller en Johanna van Brienen, echtelieden, bedanken Henric van Brienen, oom van Johanna voornoemd voor zijn momberschap en goede rekening na afloop der voogdij. Ten overstaan van Engbert van Aller, .... (uitgewist) van Aller en Aernt van Aller.
9a Jonkvr. Geertruyd van Brenen draagt over aan haar zoon Henric van Brenen haar huis en hofstede in de Vyestraat te Harderwijk, met het houten huis, aangekocht van den rademaker. Ten overstaan van schepenen van Harderwijk
10 Sywert van Wijnbergen en Johanna, zijne huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Henrick van Brenen Johanszoon hun erf en goed liggende in de buurschap van Byssel, kerspel van Dorenspijk en van Nunspeet, met water, weiden en verder toebehoren, en zulks voor een som gelds, welke zij van Henrick voornoemd ontvangen hebben
11 Sywert van Wijnbergen bekent verkocht te hebben aan Henrick van Brienen Johanszoon alle erfenissen en goed als hij heeft in de buurschap van Byssel in de kerspelen van Dorenspijck en van Nunspeet, met belofte deze vestenis voor den leenheer ten behoeve van Henrick voornoemd en Johanna diens huisvrouw, te herhalen volgens leenrecht, hetgeen Geerloch Foet, Aelt van Herderwije en Johan Voet Geerlochszoon bevestigen. Deze stellen met den verkoper al hun goed in de vrijheid van Harderwijk tot waarschap. Ten overstaan van schepenen en raad der stad Harderwijk
12 Wouter Janssoen, Aernt ter Hoeve en Gheerst zijn vrouw, en Alyt en Lysebeth Wouters voornoemde dochters, verkopen aan Johan Voet ten behoeve van Henrick van Brienen hun kamer en hofstede in de Vijestrate te Harderwijk. Wouter belooft dat zijn zoon Johan dezen verkoop bevestigen zal. Als waarborg stelt hij zijn huis in de Donkerstraat.
Ten overstaan van Schepenen en Raad van Harderwijk
13 Alit van Herderwic, Ernst haar zoon, Ernst van Herderwic en Fye, diens vrouw, Hubert van Hierde en Gheertruyt, diens vrouw, verkopen aan Henric van Brienen een hof gelegen buiten de Smedepoort te Harderwijk
14 Wijl Johan van Pelland met zijn helpers in den oorlog tussen den Aartsbisschop van Keulen en den Hertog van Cleve gevangen genomen heeft Evert Paep den jonge en Willem van Bonyngen, welke zich inmiddels uit de gevangenschap hebben losgekocht, zo bekent Johan Heer tot Ghemen, van wegen zijn heer, den Aartsbisschop van Keueln, dat deze 4 personen "quyt, vry und ledich" zijn krachtens dezen brief, zomede dat Johan van Pelland en zijn metgezellen in deze vrijstelling consenteren
15 Reynalt van Herwen en Johanna van Herwen, zijne huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Henrick van Brienen, hun oom, 2 hoeven hout in Putterhout, welke zij in erfpacht hebben van den abt van Paderborn. Zij beloven waarschap te zullen doen
15a Prior en convent der Regulieren in St. Agnetenberghe bij Zwolle erkennen ontvangen te hebben van Katherine, weduwe Herman van Haersolte, 20 oude schilden ter aflossing van een rente van 1 oud schild, door Herman voornoemd bij testament gemaakt, welk geld zij weder belegd hebben in Willams Wicherdinghes maet
16 Andrees haselman en Mariken zijn huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Marisse ten Kamp en Mette diens huisvrouw, een mudde lands gelegen op de Vaelhorst "onder der clocken" van Nunspyck, geheten den Crumenacker.
Ten overstaan van Geryt van Dorsten, Johan Dirxsoon en meer goede lieden
17 Clawes Lubbertsoen en Otmen Willem Pangelersdochter, beiden gegoed onder Doornspijk, maken huwelijksvoorwaarden ten overstaan van Johan van Ame en Jacob Claweszoen voor den bruidegom en Ghert Jacobszoen en Ghert Johanszoen voor de bruid
17* Richter en schepenen van Zutphen geven transumpt van het rechtsgeding in 1454 tussen Reyner ter Braeck en Johan van Holthusen over het houthouwen op een Geldersch leengoed
17a Peter van Egmont, richter van Veluwen, oorkondt, dat Derick van Brienen overdraagt aan zijn moeder Johanna van Brienen en zijn broeders Johan, Arnt en Geryt van Brienen zijn aandeel aan 1/3 deel van Neckenvelde in Erckmede onder Nyerkirch, waarna Johanna met haar zoons een vicarie ter ere van St. Andries en St. Bartholomeus in de kerk van Harderwiick stichten, waaraan zij het 1/3 deel van Neckenvelde schenken
17b Schepenen en raad van Harderwiick oorkonden, dat Johanna van Bryenen, weduwe van Henrick van Bryenen, met haar zoons Johan, Aernt, Deric en Gerit van Bryenen een vicarie ter ere van St. Andreas en St. Bertholomeus in de kerk te Herderwiic gesticht hebben, waarvoor zij schenkingen doen
17c David de Burgundia, bisschop van Utrecht, bevestigt de fundatie van het altaar, vermeld in de brieven van 12 en 14 december 1457 (reg.nos. 17a en 17b), waar deze doorgestoken is
18 Snijder Hazelman bekent voor zich en zijn erfgenamen, met consent van zijn zoon Bernt en van Eef Rennen en Ailt Helmichszoon een ruil aangegaan te hebben met Met van Dorsten en hare kinderen ten aanzien van land genaamd de Placke, liggende op de Uddelhorst onder de klok van Nunspeet, waarvan Snijder voortaan zal hebben het boven- of zuidereinde en Met cum suis het beneden- of noorderdeel; zullende dit laatste deel over dat van Snijder uitweg hebben, met bepaling dat mogelijk hinder ten dezen Met aangedaan door Henric Rennenzoon verhaald mag worden aan Snijder's verdere goederen te Nunspeet.
Ten overstaan van Arnt en Henric van Aller als getuigen
19 Heer Henrick van der Voerst, priester en vicarius in de Groote Kerk binnen Zutphen, Ricqwijn van der Voerst, Henrick Grueter en joufer Aeven van der Voerst diens huisvrouw, en Evert van der Voerst zaligen Geritszoon, maken een magescheid over de erfenis en nalantenschap heer Henrick en Ricqwijn voornoemd aanbestorven van hun vader, moeder en broeder.
Ten overstaan van Derick van Drynen, Henrick Kreynck, Derick van den Walle en henrick van Voerthuesen als magescheidslieden
19a Adolph, hertog van Gelre, geeft volmacht aan Johan van Houlthusen om zijn vrouw Anthonia, de dochter van Anthonis Yseren, te lijftochten aan de helft van het goed Jodinck in het kerspel Warnsfelde, buurschap Leesten
20 Johan van Bryenen en Joffr. Lysbeth van Benthem echte dochter van wijlen Wolter Kersskorff, maken huwelijksvoorwaarden, ten overstaan van Theodoricus van Bryenen, pastoor te Nijkerk en Henrick van Bryenen, broeders van den bruidegom en Johan Kerskorff, broeder, Wolter van Hees en Johan de Jonghe van wegen de bruid.
Johan brengt aan al de goederen, welke hij nu heeft "geldende en guet wesende" 300 oude Frankrijksche schilden en erfrenten, Lysbeth brengt aan twee hoven, de ene te Keken en de andere te Bymmen gelegen, haar tynsen in de Duffel en een erfrente te Heteren en te Randwijck, de laatste afkomstig van haar overleden moeder
21 Herman Gheerloff, gasthuismeester, verkoopt ten overstaan van Schepenen en Raad der stad Harderwijk aan Jan van Brienen een stuk land genaamd Henrix-Slach gelegen te Byssel in het kerspel van Doornspijk
22 Aernt van der Lawyck bekent dat Johan van Brynen hem betaalt heeft 215 Rijnsche gulden, welke Johan hem schuldig was te voldoen op St. Jacobsdag, krachtens een daarvan bestaanden schuldbrief
23 Prior en gemeene convent van het klooster van St. Marienborn der Regulier Orde gelegen bij Arnhem bekennen geruild te hebben 6 morgen land in het kerspel en gericht van Duven (Duiven) in Duvener meer gelegen benevens een slach geheten Barchert en Lynt, daarnaast gelegen, met Henrick van Rossem en Uudele zijn huisvrouw, waarvoor Henrick voornoemd aan het klooster geeft hun halve tiende geheten de Borchamsche tiende in het kerspel van Bemmel, buurschap Borchaemb. Waarschap wordt beloofd
24 Mechteld weduwe van Hessell Lubberts, met Johan Aernts als haar momber in deze zaak, bekent dat zij voor een ontvangen som geld, verkocht heeft aan Geert Hessels en Lysbeth, hare kinderen, alle erfenis, renten en goederen als haar aangekomen zijn door overlijden van Alyt van Wullen, zoals die gelegen zijn in het kerspel en de vrijheid van Hattem.
Ten overstaan van Lenart van Woernichem, richter te Hattem, en Henrick van Aller en Lambert ter Steghen, schepenen aldaar, als keurnoten
25 Henrick van Domseler, Scholt van Barneveld, en Alyt Aelbertsdochter op de Dyck, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Johan van Bryenen een rentebrief van 4 gouden Rijnsche guldens 's jaars uit Willem Pangelers goed te Byssel, door Alyt voornoemd geërfd van haar vader zaliger. Tot waarschap stellen zij hun huis te Barneveld
26 Arnt ..... (naam vergaan) en met Met zijn huisvrouw, verkopen aan Broenys Gisen hun huis en hof onder de klokke van Nunspeet en een akker roggeland in Nunspeter enk, waartegen Broenys jaarlijks op St. Marten in den winter een tijns zal betalen uit bedoelde hofstede van "omtrent enen halven aelden groten".
Ten overstaan van Jacob Berntss als getuige
27 Heynken Staels, Heyn Staels' oudste zoon, en Maryken zijne huisvrouw, bekennen opgedragen te hebben aan Johan van Brienen hun 1/6 deel aan het erf en goed genaamd Staelsgoed met huis, schuur, hofstede, rogge-, gerst- en haverland, gelegen in het kerspel van Dorenspyck, hun na overlijden van Heyn Staels, zijn vader, en Henrica Staels, zijne moeder, aangekomen en waarvan zijn drie broeders en ene zuster hem hun deel verkocht hadden. Het deel van het goed is belast met een jaarlijkse rente van zesdehalve gouden Rijnsche gulden aan Gherit van Speulde en ene jaarlijkse tijns van 5 schepel gerst aan de kerk.
Ten overstaan van Gherit van Grolle, Scholt te Harderwijk, en Weghe Wolterss en Henrick van Vanevelt, als gerichtslieden
27a Schepenen en raad van Herderwijck oorkonden, dat Peter Ailtsz. en zijn vrouw Mette overdragen aan Johan van Brienen 4 molder roggeland te Nunspeet
27b Cristina van Brienen, priorin van het Regularissenconvent van St. Agneten te Harderwijk, draagt over aan Johan van Brienen 1/3 deel van een erf te Bysel in het kerspel Dorenspiick, afkomstig van Dirck Zywertsdochter waarvan 2/3 deel behoort aan Willem van Broechusen
28 Jan van Hierde en Rutger van Hierde, zijn broeder, dragen op aan Jan van Brenen een stuk bouwland gelegen te Byssel van 6 voeder gronds groot.
Ten overstaan van schepenen en raad van Harderwijk
29 Richter Thijs Mijvenberch, en schepenen te Zevenaar geven een vidimus af ten behoeve van Derick van Eyll en jouffr. Clais van Camphuysen, huisvrouw van Johan van Camphuysen, van een bezegelden ongecancelleerden brief van sunte Victoersdach des heiligen Martelers (10 October) 1481, waarin ten overstaan van den Richter van Duiven, Johan van Camphusen Evertszoon verklaart dat hij van wijlen Roelof Mommen, den vader van zijn huisvrouw jouffr. Clais, als huwelijksmedegave ontvangen heeft 100 oude Frankrijksche schilden, waarvoor hij zijn huisvrouw en hun kinderen bij dezen brief gegeven heeft een erf en goed geheten de Gemeent onder Duiven
30 Ot en Jacob Clais Lubbertsoens zonen met Gertruyt hun zuster, bekennen verkocht te hebben aan Johan van Brienen een huis, hof en erf Pangelersgoed in het kerspel van Heerde, hun aangekomen van hun ouders en waarvan Johan van Heerde de wederhelft bezit.
Ten overstaan van Geert van Mekeren, drost en richter van Veluwe, Reyner Henrickssen van Erler, Henric Wolters Richoit van Dyerm en meer anderen als getuigen
31 Peter Jacobs en Wobbe zijn vrouw, bekennen schuldig te zijn aan Jan van Brenen een rente van 3 Rijnsche guldens jaarlijks, 1 gulden te voldoen op St. marten en de 2 andere op St. Peter ad cathedram. Met recht van aflossing met 60 Rijnsche guldens.
Ten overstaan van schepenen en raad van Harderwijk
32 Wilhem van Culenborch en Johanna van Brienen Johansdochter maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan van 1. joncker Jaspar heer tot Culenborch; 2. heer Jacob van Lichtenberch, commandeur tot Dieren; 3. heer Gerart van Poelgeest, ridder, en 4. Ernst van Drakenborch, zijn neven en zwagers, en 5. Johan van Brienen, vader; 6. Wolter van Brienen Johanszoon en 7. Henrick van Brienen, broeder en oom; 8. Reyner van Brienen; 9. Henrick van Galen, en 10. Johan van Galen, neven.
Willem van Culenborch brengt aan al zijn goederen gelegen in de Betuwe, in het Sticht van Utrecht, in de landen van Gelre en van Culenborch; Johan van Brienen geeft zijn dochter diverse, nader gespecificeerde erven, renten en tienden, onder andere te Nijkerk, Garderen en in de Duffel
33 Wolter van Brienen verklaart niets te zullen beuren of te zullen afnemen van de goederen, pachten en renten hem door zijn vader Johan van Brienen gegeven krachtens een daartoe opgericht magescheid, zolang zijn vader nog in leven is. Ten overstaan van Henrick van Brienen, zijn oom, en Wilt Voet, zijn neef
34 Derick Snoy en joff. Margarita van Draeckenborch, zijne vrouw, bekennen voor een ontvangen som gelds verkocht te hebben aan Arnt Mostert een jaarlijkse rente van 2½ malder winterrogge, Bergsche maat, te voldoen op St. Marten uit twee erven in het Holthuiserveld. Met recht van aflossing met 25 gouden Rijnsche guldens.
Ten overstaan van Steven Kail, richter van wegen Oswalt Graaf van den Bergh en Heer ten Bilant, te Dieden, en 2 gerichtslieden
35 Johan Rengers van den Poste en Jutte Seynedochter van den Water maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan van de volgende huwelijkslieden: Elyke Onsten, Detmer Rengers en Bertold Entess voor den bruidegom, en Henrick van den Waeter, Goesen van Scharpenzell en Pasman van Holte voor de bruid.
Johan brengt aan alle goederen reede en onreede, welke hij bezit; de bruid brengt aan 1100 Rijnse gouden guldens
36 Karel Hertog van Gelre en Gulik en Graaf van Zutphen beveelt den Drost van Veluwe en al zijn andere ambtlieden, dat zij Johan van Bryenen in zijn alinge pandgoederen en andere goederen ongehinderd zullen laten, omdat hij en zijn erven niets tegen den Hertog hebben misdreven en alzoo niet in boete behoeven te vallen, zij het ook dat hij als 's Hertogs onderdaan en raadsman van Harderwijk met zijn zonen Wolter en Dirk van Bryenen zich aanvankelijk op verschillende manieren ongehoorzaam gedragen had tegen den Hertog en zijn Ambtlieden
37 Wolter van Br(i)enen en joffer Beerte Zeyno's dochter van den Water maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan van de volgende huwelijkslieden: Willem van Kulenborch, Arnt van Brenen en Henrick van Brenen den jonge, voor den bruidegom, en Adolph van Rutenborch, Johan Rengers van den Poste en Pasman van Holte van wege Zeino van den Water van den Arentshorst,den vader van de bruid.
Wolter brengt aan al zijn reede en onreede goederen, nu hebbende of nog te krijgen, Zeyno van den Water geeft zijn dochter mede 2050 R. gulden
38 Johan Rengers van den Poste en Jutte zijn huisvrouw verklaren, dat in hun huwelijksvoorwaarden bepaald was, dat bij overlijden van één hunner zonder wettige geboorte na te laten, de goederen zouden terug vallen aan die zijde waarvan zij afkomstig waren, dat in de huwelijksvoorwaarden van Wolter van Brienen en Beerten diens huisvrouw, hun broeder en zuster, zulk ene bepaling niet voorkomt, weshalve zij - met wijziging hunner huwelijksvoorwaarden alleen ten aanzien van dit punt - bepalen, dat bij overlijden zonder wettige geboorte hun goederen aan de Heilige Kerk zullen toevallen
39 Everit Paip tuchtigt zijn vrouw Kathryne van Camphusen aan 100 Geldersche Wilhelms guldens jaarlijks.
Ten overstaan van Rutger Spaen, richter en diens schepenen in Udemerveld en die in Udemerbroek
40 Garyt van der Voerst en zijn broeders en zusters, heer Steven, Rycwijn, Gisbert, Elizabeth, Geertruyt, Ave en Anna, kinderen van wijlen Evert van der Voerst en juffer Alyt diens huisvrouw, maken een magescheid.
Ten overstaan van meester Harmen Barner, Henrick van Voerthusen, Geryt Vockinck, Gisbert Vockinck en Aelt Iseren, als omen, vrienden en magen
41 Aelt Reynss bekent verkocht te hebben aan heer Willem van Gaell, heer Willem van Hyrden, priesters en Evert Souwenbalch van Utrecht, een deel lands binnen en buitendijks van Peter Popgens land.
Ten overstaan van Herman Schrasser, dijkgraaf van Erkemeden en 3 heemraden
41a Frederick, bisschop van Utrecht, beleent Johan van Brienen, na doode zijns vaders, met het goed te Biissel, op de Veluwe in het kerspel Doerenspiick
41b Gerhardus, prior, en het convent van het Regulierenklooster in St. Agnetenberch bij Swolle draagt over aan Evert van Hairst en diens vrouw Gertruyt een stuk land te Hairst in het kerspel Swolle
42 Ghaerdt van de Waeter en Cecylia dochter van Gherrit van Speulde, maken huwelijksvoorwaarden.
Ten overstaan van Johan van Haerst, Kaesijn van der Helle en Johan van Waermele, van wegen den bruidegom, en Ghert van Speulde, Willem van Hueckelum en ZIjnwert van Wijnberghen van wegen de bruid
42a Zweer van Brakel en Elizabeth van Brenen maken huwelijksvoorwaarden ten overstaan van Willem van Genth, heer tot Luynen, Johan van der Lawick, richter te Wagenyngen en Willem van Hueckelum vanwege den bruidegom, en Johan, Aernt en Henrick van Brenen namens de bruid
43 Heer Rutger van Besten, priester, met Johan van Genderen als zijn momber, bekent verkocht te hebben voor een ontvangen som gelds aan Jacob van Besuynen en Gheergen diens huisvrouw, een rente van 2 heren ponden, jaarlijks te voldoen uit een stenen huis binnen Hattem in de Hoogstraat op Paaschdag. Met recht van aflossing met 16 Rijnsche guldens.
Ten overstaan van Johan van den Sande en Henrick van Nijmegen, Schepenen binnen Hattem.

Met een transfixbrief van 16 Februari 1532 waarbij Jacob van Besuynen en Gheertge voornoemd bekennen bedoelde rente verkocht te hebben aan de kinderen van wijlen Johan te Sthegen, te weten Tymon, Grietien en janeken ther Sthegen
44 Johan van Brienen en Johan van Bemmell van wegen zijn voordochter Anna van Bemmell, die hij gewonnen heeft bij zalige Joffer Margriet Dachverlyess zijn vorige huisvrouw, maken huwelijksvoorwaarden, ten overstaan van Seyno van Brienen, Sweer van Brakell en Johan van Lyenden van wegen den bruidegom, en Willem Bor Heer in Doerninck, Joest van Randwyck en Aelbert van Bemmell van wegen de bruid.
Johan van Brienen brengt aan al zijn reede on onreede goederen geschat op derdehalf honderd Philippus gulden jaarlijks, benevens huis, hofstad en kamp in de Vrijheid van Harderwijk; de bruid brengt aan de 100 Philippus gulden jaarlijks, uit haar moeders versterf, welke haar oom Henrich Dachverlies krachtens schepenbrief van 's Hertogenbosch haar jaarlijks schuldig is, en voorts een tiende in het kerspel Ravenswaay, zijnde een leen van Culemborch
44a Kairle, hertog van Gelre etc., voor de bouw aan de Erckschen dijk hebbende laten afgraven 1½ morgen land, behorende in een vicarie te Harderwijk, waarvan Johan Woltersz. van Brienen collator is, geeft kwijtschelding van een deel van hem toekomende renten en tynsen uit Pangellerserve onder Doornspijck en Neckevelde onder Nijckerck
45 Johan van Haerst Harmanszoon bekent verkocht te hebben voor een ontvangen som gelds aan juffer Elyzabeth weduwe van wijlen Johan van Haerst, een hofstede gelegen te Haerst, begrensd als aangegeven
46 Johan van Rossum en Margriet van Camphusen zijn huisvrouw, tuchtigen elkaar wederkerig aan hun huis en hofstede met toebehoren en huisraad en al hun ander goed reede en onreede in de kerspelen Zevenaar, Duiven en Wehl.
Ten overstaan van Thies op ten Haitzhovell, richter, en Henrich op ten Haitzhovell, rentmeester in de Lymers voor den Hertog van Cleve, Gulik en Berg etc., Palick van Helbergen en Wilhem Steynbecker als schepenen en getuigen
47 Lubbert Rendess en Hannysgen zijn huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Jan Pasman en Mette diens huisvrouw, erf en goed, hofstede en land Lubbert aanbestorven van zijn vader, moeder, zusters en broeders gelegen in Pasmandelshagen, en een rentebrief op goed onder Ermel.
Ten overstaan van 2 getuigen
48 Johan van Brienen ter eenre, en Dirck van Rossum, dochter van Johan van Rossum en Margriet diens echtgenote, ter andere zijde, maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan voor den bruidegom van: Seyn van Brienen, Johan van Linden, drost tot Hattem, Sweder van Braickell en Wolfgang van Ittersom, en voor de bruid: Wessel van den Loe, hofmeester en drost in Liemers, Ricwijn Kloick, ambtman tot Elten, Cornelis van Delen en Roelof Mom, als huwelijkslieden.
Uit de acte blijkt dat Johan van Brienen "een kind van syne verstorven huysfr. milder gedachtnis behalden hefft". De bruid brengt aan twee percelen weiland onder Duiven en 200 gouden Philippus gulden en na het overlijden van haar ouders nog een roggerente uit goed te Wehl, welke haar broeder Hendrik van Rossum haar dan zal afstaan
49 Alyt weduwe van Henrick Heymenss met Heymen en Herbert haar 2 zonen, bekent verkocht te hebben aan Bronys Hermsen en Alyt diens huisvrouw, het recht van wederlossing van 1 molder lands, gelegen in het ambt van Doornspijk, begrensd als in de acte aangegeven.
Ten overstaan van 2 getuigen
50 Jasper van Lynden, ter eenre, maakt huwelijksvoorwaarden met Anna, nagelaten dochter van zaligen Frans van Besten ter andere zijde, wier moeder Aleyt van Aller weduwe van Frans van Besten voornoemd met haar zoon Hendrick van Besten aan hun dochter en zuster Anna voornoemd jaarlijks de waarde van 100 gouden guldens beloven.
Ten overstaan van Johan van Lynden en Garryt van Lennep van wegen den bruidegom, en van Arendt van Aller en Casen van der Helle van wegen de bruid
51 Arendt van Aller, als gemachtigde van joffer Adriaen, weduwe van Jacob Schimmelpenninck en Sander Schimmelpenninck te Zutphen, verkoopt aan Jasper van Lynden en joffer Anna, diens huisvrouw, 2 akker zaailand in het kerspel van Hattem in den Nedereng gelegen.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter te Hattem
52 Helmich van Tweenhuysen en joffer Alyt, zijn huisvrouw, bekennen voor een ontvangen som gelds verkocht te hebben aan Jaspar van Lynden en joffer Anna, diens huisvrouw, 3½ morgen land in de vrijheid van Hattem gelegen, begrensd als in den brief aangegeven.
Ten overstaan van Johan van den Sande en Lubbert van Iessen, Schepenen binnen Hattem
53 Johan Toniss en Elyzabeth Jacobsdochter zijn huisvrouw, als schuldenaars, en Franck Heymenss en Jacob Hermanss als borgen, bekennen schuldig te zijn aan Johan van Bryenen de som van 47 enkele gouden keurvorster rijnsche guldens; de helft te voldoen op St. Marten 1547, de andere helft op St. Peters ad Cathedram d.a.v.
54 Heer Peter Hacelis van Hoigstraten, priester en vicarius van St. Michiels kerk binnen Zwolle, met Henricus Hair als zijn momber en krachtens volmacht van de kerkmeesteren van genoemde kerk, met Wolf van Yttersum en Geret Hucht van wegen den officiaal en het capittel der St. Lebuinuskerk binnen Deventer, verkopen aan Jaspar van Lynden en Joffer Anna diens huisvrouw, 6 morgen land in het kerspel van Hattem, in het Hattemer broek, begrensd als in de acte aangegeven.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, richter te Hattem
55 Burgemeesters, schepenen en raad van Zwolle geven transumpt van een testament d.d. 1529 van Gertruydt Swanen, vrouw van Michiel Swanen, ten behoeve van haar kinderen of bij kinderloos overlijden ten behoeve van Claeus van hairst en Styne Albert Johanszoonsdochter, ieder voor de helft
56 Claes Berentssoin en Gerritghen zijn huisvrouw, bekennen verkocht te hebben, voor een ontvangen som geld, aan Jaspar van Lynden en Anna, diens huisvrouw, 3 morgen land in Hattemerbroek in het kerspel van Hattem.
Geschied ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter te Hattem, en Henrick van Besten en Johan Scrasser als keurnoten
57 De weduwe van Gerrit Hamerts verkoopt ten overstaan van burgemeester, schepenen en raden der stad Harderwijk aan Johan van Brienen een zesde deel van een kamp land aldaar, van welken kamp de helft reeds aan Johan voornoemd toebehoort
57a Hessel van der Lauwick en Beerta van Brienen maken huwelijksvoorwaarden, ten overstaan van Jelis van Marthena, weduwe Ernst van der Lauwick, Kairl van Lennip, Udo van der Lauwick, richter te Wagenyngen, en Dirck van der Lauwick voor den bruidegom, en Johan van Bryenen, Johan van Bemmell, Seyno van Bryenen, Wolter van Bryenen en Aelart van Bemmell voor de bruid
58 Henryck van Essen en joffer Barbara van de Paedevort, zijne huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Henryck van Besten een halve ware holts gelegen in joffer Marie van Ysselts' lot in Hattemer lot in Hattemer kerspel. Zij beloven waarschap te doen
59 Meester Johan van Ysselt, medicus, voor hem zelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Johanna Geert van Swynderen's dochter, krachtens procuratie gepasseerd te Steenwijk, bekent verkocht te hebben voor een ontvangen som gelds, aan Henrick van Besten een rente van 12 gulden 's jaars uit zijn aandeel en kindsgedeelte in 3 morgen land in het kerspel van Hattem in de Hilst gelegen, hem van zijn grootmoeder Marrie van Ysselt aanbestorven; de rente te voldoen op Meydag, met recht van aflossing met 200 gouden guldens.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter, en Evert van Esvelt en Thomas van den Zande, Schepenen binnen Hattem
60 Gerrit Camp en Lubbe zijn vrouw, bekennen verkocht te hebben aan Bartelt Ottensz en Geertgen diens vrouw, een rente van 1½ gouden gulden 's jaars, jaarlijks te voldoen op St. Jacobsavond binnen Elburg. Met recht van aflossing; tot waarborg wordt gesteld hun huis, hof en hofstede en 18 molder lands aan de Nunspeter beek.
Ten overstaan van Bernt Feyt Dubboltszoon en Bernt Feyt Andreaszoon
61 Joffer Lutgert weduwe van Johan Mom, met Pelgrom ten Voirde als haar momber, Harman van der Kemmena met Joffer Mechteld, zijn vrouw, Henrich Momme met Joffer Bette, zijn vrouw, en Adriaen Ruyss en Joffer Henrick zijn vrouw, bekennen voor een ontvangen som geld verkocht te hebben aan Henrick van Besten 3 morgen land in het kerspel van Hattem, begrensd als in den brief aangegeven.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter te Hattem, en Lubbert van Oldenneel en Thomas van den Zandt, Schepenen binnen Hattem als keurnoten
62 Ten overstaan van Thyman de Goyer, schult te Zwolle, bekennen Johan van Hairst Goersz en juffer Wilhem, diens huisvrouw, verkocht te hebben aan Johan van Hairst, hun neef, twee bezegelde rentebrieven ieder van 25 gouden gulden jaarlijks, zijnde de ene van 1495 en de andere een transfixbrief van 1504, uit 9½ morgen land onder Mastenbroek. Bovendien bekennen dezelfde echtelieden aan hun neef nog verkocht te hebben 90 gouden gulden jaarlijks uit de helft van hun goederen in de buurschappen Hairst en Barckman gelegen en uit meer andere nader omschreven goederen. Alles losbaar met 2000 gouden gulden
63 Philips Coninck van Castilien, van Leon, van Arragon, van Engelandt, van Vranckrijck, van Navarre, van Napels, van beide Siciliën etc. etc. vergunt Amelius van Lennep, burger onzer stad Zutphen, om het horig goed de Schootbrugge in het ambt van Doornspijk te mogen belasten met 250 gouden guldens en tevens te mogen vrijen van een jaarlijkse rente van 10 malder rogge. Met recht van aflossing binnen 6 jaren.
Aan keerzijde is bijgeschreven:
Op ten 8 Dec. Ao 1666 is mijn rentebrieff met het capitael, met den interest van dien, van neef Reyder Tengnegel voldaen met 567-5 (w.g.) Peter van Delen
64 Philips, koning van Castilië enz. enz. beleent Henrick van Br(i)enen met het goed toe Byssel gelegen in Veluwe, in het kerspel van Doornspijk, hem aangekomen bij overlijden van Jan van Br(i)enen, zijn vader. Henrick van Br(i)enen doet eed. Ten overstaan van Jacob van der Borch en Lucas van Megen
66 De Priorin, de Confessor, de Kelnersche en de gezamenlijke conventualen van het klooster Clarenwater bekennen verkocht te hebben aan Henrick van Besten een aan het klooster toebehorenden hof in het dorp Hattem, waarvan de belendingen worden aangegeven.
Ten overstaan van Lubbert van Irssen en Thomas van de Sande, burgemeesters
67 Henrick van Lair bekent voor een ontvangen som geld verkocht te hebben aan Henrick van Besten en aan diens zuster van Lynden 2 waren hout in het Hattemerhout. Tot waarschap stelt Henrick van Laer een jaarlijkse rente van 3 goudguldens uit diens huis in de Kerkstege te Hattem, hem krachtens een verdrag met zijn broeder, heer Willem van Laer, toekomende.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter te Hattem, en Evert van Esvelt en Thomas van den Zandt, Schepenen binnen Hattem, als keurnoten
68 Aelt Harmssoin met Anna, zijn huisvrouw, en Johan van Lochum met Eefze, zijn huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Henrick van Besten en joffer Anna van Lynden, zijne zuster, voor een ontvangen som gelds, één morgen land in het kerspel van Hattem in den Oestert gelegen, begrensd als in den brief aangegeven.
Ten overstaan van Willem Blanckebyll, Richter te Hattem voor den Koning van Spanje, en Evert van Esvelt en Henrick van Allar, Schepenen binnen Hattem, als keurnoten
69 Henrick van Br(i)enen en Joeffer Joanna van Voerst maken huwelijksvoorwaarden ten overstaan van de volgende huwelijkslieden: Seyne van Brenen, Hessel van der Lauwyck, Gerhardt Ingen Nulandt en Henrick van Laer voor den bruidegom en Derrick van Voerst toe Beerse, Johan van Voerst toe den Grimberge, broeders, en Frederick van Voerst voor de bruid.
Henrick van Brienen brengt onder andere zijn vrouw het huis toe Byssel en een huis binnen Harderwijk aan; Joanna van Voerst brengt onder andere aan haar deel in de nalatenschappen van haar ouders, van haar grootmoeder en van haar oom Otto van den Ruitenberch, behalve haar aandeel in de huizen en hoven te Beerse, Grimbergen en het huis te Deventer, welk aandeel zij reeds eerder verkocht had aan haar broeders Herman en Johan van Voerst en aan haar oom Derick van Voorst
70 Henrick, Wolter en Johan van Brienen, gebroeders, enerzijds, en Adriaen van Herlaer, ter andere zijde, maken een magescheid over de nalatenschap van wijlen joffr. Hillegont van Eyll, tante der gebroeders van Brienen, en gewezen huisvrouw van Adriaen van Herlaer voornoemd.
Ten overstaan van Adriaen de Kock van Delwijnen, heer tot Wayenoyen, Gerit Ingenulandt en Henrick Stael, voor de ene partij en Frederick van Doirn en meester Arnt de Beij voor de andere, als magescheidsvrienden
71 Maria geboren Gravinne ther Hoya, Gravin tho Bronckhorst en Fraue tho Borckeloe, weduwe, beleent Aelheit van Vorst met twee lenen in het kerspel Groenlo.
Ten overstaan van Wolter de Roeden van Hekeren, commissaris en stadhouder der heerschap Borculo, Witbolt Cloick en Reiner van Raisfelt, als mannen van leen
72 Johan van Brienen en juffer Otto van Heeckeren, dochter van wijlen Rolof van Heeckeren, maken huwelijksvoorwaarden. Uit de acte blijkt dat de grootmoeder van de bruid Cornelia van Beest heette.
Ten overstaan van Henrick en Wolter van Brienen, gebroeders, Seyno van Brienen, Gerrit Ingen Nulandt tot Valborch, Hessel van der Lauwyck en Wolter van Brienen to Borgell, van wegen den bruidegom, en Pelgrum en Frans van Heeckeren, gebroeders, Arendt van Zeller, Pelgrum van Zeller, Johan van Zeller, Goissen Smollinck, Aelbert Smollinck, Wessel Cluick, dyckgreef, en Matthis van Berffelt van wegen de bruid.
Johan van Brienen brengt aan al zulk erf en goed als hem van zijn vader en moeder en van zijn "meien" (tante) van heller is aanbestorven, behalve hetgeen aan zijn kind krachtens daarover bestaande brief gegeven is; de bruid brengt aan alle ouderlijke goederen en een jaarlijkse rente van 18 keizersgulden, afkomstig van haar grootmoeder. Johan tuchtigt tevens zijn vrouw aan 100 Keizersgulden jaarlijks uit zijn goed in de Lijmers
73 Dieterich van Keppell als man van Aelheide van der Voorst enerzijds, en de jufferen Ave, Gerith, Agatha en Evert van der Voorst als jongere zusters van Aelheit voornoemd anderzijds, richten een magescheid op over de goederen van ouders en grootouders zijde, als van andere zijden aangekomen of nog aan te komen. De ouders waren Everd van der Voorst en Osewalt van Delen.
Ten overstaan van Johan Naegell thoe Ampsen, Claes van Delen, Peter van Apeltorn, doctor en raad van den Koning van Spanje, en Godert Barner, burgemeester van Zutphen als neven, zwagers en verwanten der partijen.
Aan keerzijde een aantekening d.d. 2 October 1604 als kwitantie voor de betaling aan juffr. Ave en juffr. Gerrytt van der Voirst van de hen bij het magescheid beloofde hoofdsom met interest
74 Willem Graaf van den Bergh, Vrijheer van Boxmeer en Bilant, Heer van Hedel, Homoet, Haeps, Wisch en Spalbeeck, Bannerheer van Gelderland etc. schrijft aan Jacob van Heeckeren, Ernst Witten, Wilhelm von Hoeckelem en Wynant van Ommeren, over een onderneming van Bernhart von Hovell en Wilhelm van Angeren tegen het slot te Ulft
75 Anthonis van Amstell van Mynden, heer tot Croenenborch en Mijnden stelt zijn oudste dochter Clementia van Amstell van Mijnden, weduwe van Holtzwyler, in possessie van al zijn goederen, zijn huis en heerlijkheid Cronenborch, Mijnden, Loesericht *  enz, met bepaling dat heer Anthonis voornoemd uit de tienden in de Loesericht zal ontvangen 400 carolus gulden jaarlijks en dat Clementia voornoemd haar 6 zusters geldelijk zal schadeloos houden.
Indien het huwelijk tussen Joncker Steven van Lynden en juffer Anthonia van Amstel van Mynden gesloten mocht worden, voordat die schadeloosstelling bepaald is, zal Joncker Steven tevreden zijn met 150 carolus gulden overeenkomstig de afspraak ter zake gemaakt tussen Anthonis voornoemd en juffer Anna van Besten van 6 Februari jongstleden en evenveel als juffer Caterina van Amstell van Mijnden in haar huwelijksvoorwaarden zal krijgen
76 Jor. Antonis van Aemstel van Mynden, heere tot Cronenberch etc. cedeert en transporteert aan Jor. Frederick van Zuylen van Nyevelt en Wilhelma van Aemstel van Mynden, diens huisvrouw, zijn comparant's zwager en dochter, al zijn recht op de lossing van 51 morgen lands welke de vrouwe van Sterkenberch thans gebruikt en welke hem comparant competeren.
Ten overstaan van Joannes Joannis, notaris te Utrecht en 2 getuigen
77 De Staten Generaal der Verenigde Nederlanden verlenen commissie aan Henrick van Brienen tho Byzel, wegens "de getrouwe diensten by hem enighe jaren dese landen bewesen" waarbij hij gecontinueerd en opnieuw gecommitteerd wordt als capitein van een compagnie voetknechten van 140 hoofden
78 Arent Brand en Marten Voern van wegen Juffer Margrete Brandts weduwe van wijlen Henrick Hoppenbrouwer ten eenre, en Lubbert Ulgher van wegen Mechtelt Brandts zijne huisvrouw, ter andere zijde, richten een magescheid op over het erf het Sandt, gelegen in de buurschap Irst, waarbij aan beide partijen verschillende kampen en morgen lands toebedeeld worden
79 'Register van die landen gelegen in den ekrspell uund statzfrijheit vann Hatthem, soe wall buitenn als binnen der schouwen und mherendells genomen uith die cedule wesende van d'Uuithfleedt, oick eensdeels nemptlich d'averencksche landen, nhijes uuithgebosemt, dairnhae distinguiert in Oesters, Middeldijks unde Voscuils, uunde eintlich eins iederen geerffden landen in ein summe gebracht, bij schult, schepenen, verordente uuith der gemeente unde gemeene setters, in der maent october in denn jare unses Heeren Jhesu Christi 1585".
Kopie-kohier van morgentalen (met een opsomming op afzonderlijk vooringehecht strookje) op een katern van 16 bladen papier; waarachter is bijgebonden een kopiestaat van schulden, om te slaan over stad, vrijheid en kerspel van Hattem, waaronder is gesteld een door den schout, een gedeputeerde en een burgemeester gemerkt reces of besluit tot den omslag, op 29 juni 1585 door schout, schepenen en afgevaardigden uit de gemeente en van het kerspel genomen
80 Over de goederen en schulden nagelaten door Wolter van Brienen wordt een erfmagescheid opgericht door diens broeders en zwager Hendrik en Johan van Brienen en Hessel van der Lawick.
Ten overstaan van Johan van Voerst tho Grimbergen en Wilhem van Hoeclum, hun zwager en vedder, als dedingslieden
81 Frans van Lynden, Heer tot Hemmen, voor zichzelf en voor zijn moeder, broeder en zusters, bekent voor een ontvangen som gelds verkocht te hebben aan Lubbert Ulger en Joffer Mechtelt Brants, diens huisvrouw, 2 morgen land in het kerspel van Hattem, op 't Hoige Sandt, beiderzijds begrensd door land van Juffr. Hoppenbrowers te Campen. Hij stelt zijn andere goederen in genoemd kerspel tot waarschap.
Ten overstaan van Herman van Keppell von der Wolbecke, Richter te Hattem, en Willem Freise en Johan Voss als keurnoten
82 Wolf van Ittersum en Christina van Haersolte, dochter van Nicolaes van Haersolte en Christina van Dornick, maken huwelijksvoorwaarden.
Ten overstaan van Ghijsbert van Ittersum en Werner van Holte van wege den bruidegom, en Herman van Haersolte en Antoni van Dornick van wege de bruid
84 Frans van Lynden voor zich zelf en voor zijn moeder, broeder en zusters, bekent voor een ontvangen som geld, verkocht te hebben aan Lubbert Ulger 4 morgen land, genaamd de Walskamp gelegen in het gericht en kerspel van Hattem, begrensd als in den brief aangegeven. Hij stelt tot waarschap al zijn goederen in genoemd gericht gelegen.
Ten overstaan van Herman van Keppell van der Wolbecke, Richter te Hattem, en Johan Voss en Christian Janssen als keurnoten
85 Tonnis Horst en Egbert Henrix bekennen, dat zij voor een ontvangen som geld verkocht hebben aan Lubbert Ulliger 2 morgen groenland gelegen in het gericht en kerspel van Hattem, in het Hattemerbroek, genaamd Winters landt en begrensd als in den brief aangegeven.
Ten overstaan van Herman van Keppell von der Wolbecke, richter te Hattem, en Johan Voss en Albert Geerdtsen als keurnoten
86 Johanna die Rode van Hekeren, met haar momber Johan Ryperbant, luitenant van hopman Bernhardt Spaenn, bekent verkocht te hebben aan haar neef Wolter die Rode van Hekeren en Jacoba van Wermelo, echtelieden, haar deel in de erfgoederen in het kerspel van Lochem gelegen, welke haar van haar vader en moeder zijn aanbestorven en welke zij aanvankelijk verkocht had aan Johan van Eller en diens huisvrouw, haar zwager en zuster, doch welke koop met beiderzijds goedvinden is geannuleerd
87 Een compromis wordt opgericht tussen Nicolaes van Haersolte, der rechten licentiaat, ter eenre en Hermen van Haersolte, der rechten licentiaat, Fenne en Alphyt van Haersolte, Gijsbert van Dedem als man van Christina van Haersolte, Volkier van Haersolte, zoon van wijlen Rutger van Haersolte, der rechten licentiaat, voor hem zelf en voor zijn broeders en zusters, en Johan van Haersolte, zoon van wijlen Arent van Haersolte, der rechten doctor, voor hem en voor zijn broeder, de voornoemde Herman van Haersolte met Fenne en Alphyt voornoemd te samen mede de rato caverende voor de onmondige kinderen van wijlen Rutger en Arent van Haersolte, ter andere zijde over de tot dusverre ongedeeld gebleven landerijen en andere goederen van wijlen Johan van Haerst, in leven cameraar van Zwolle
88 Citatie in zake Johannes van Dorsten, burgemeester van Neuenhaus contra Gerdt van Haersolt of Haerst, wegens diverse niet betaalde hypotheken.
Ten overstaan van Everwin Krull, richter te Neuenhaus voor den Graaf van Bentheim-Tecklenburg-Steinfurt
88a Henrick van Brienen tho Byssel, hopman, en joffer Johanna van Voerst, echtelieden, verkopen aan joffer Alyt van Gelder, hun 1/3 deel van een stuk land, heide en weide, onder Doornspijk en zulks voor een som van 425 carolus gulden.
Ten overstaan van Adolph van Gelder en Ernst van der Lawyck, beiden hoplieden, als getuigen
88b Johan van Brienen tho Byssel, cornet, en Swene van Brienen, echtelieden, bekennen schuldig aan hun zwager en zuster Gerhardt Marthens en Zeine van Brienen tho Borgele, een obligatie van 1050 gulden, wegens rentebrieven afkomstig uit de Hettersche goederen hunner schoonmoeder Joanna van Wees, weduwe van Wolter van Brienen tho Borgele, onder verband van het goed Sybelinck te Heteren
89 Stadhouder en Raden van wegen de Staten van Gelre en Zutphen approberen een erfmagescheid d.d. 10 juni 1502 (Oude Stijl) tussen Henrick van Brienen toe Byssel en Janne van Voorst toe Beerse, echtelieden, Jan van Brienen hun enigen zoon, geassisteerd met Gerhard Voet, der rechten doctor en raad van Gelre en Zutphen, de jofferen Dirck, Steffen, Hillegond en Janne, dochters van voornoemde echtelieden, met Otto van Bronchorst, der rechten licentiaat, als hun momber, opgericht
90 Johan Ingen Nuelandt, weduwnaar, als tuchtenaar van zijn overleden huisvrouws goederen, vergunt aan hare erfgenamen, vrienden en verwanten namelijk Johan van den Hardenberch, scholt te Olst, en de weduwe van Henrick van Brienen, hopman, zijn zwager, om het eikenhout te gebruiken staande op het erf de Kleine Bishorst in het kerspel van Wijhe bij den Elshof, met bepaling dat de beste bomen ongehouwen zullen blijven staan tot timmering en reparatie van het huis enz.
Ten overstaan van Andreas Lettinck, notaris
91 Gerrit Velick als erfgenaam van Thonis Velick draagt op aan den Ed. Johan van Brienen al het recht dat Thonis Velick voornoemd in zijn leven verkocht had aan wijlen joncker Henrick van Brienen (en dat van dezen ten deel gevallen is op Joncker Johan van Brienen voornoemd) op een erf en goed afkomstig van Jacob Vierholten en gelegen met hoge en lage heiden en verder toebehoren in het kerspel Nunspeet, ambt van Ermelo. Hij stelt tot waarschap het Veluwe-goed te Nunspeet waar hij zelf op woont.
Ten overstaan van Oth Schrassert, Gerrit van Wenekum en Dirck Leydecker als geërfden op Veluwe
92 Herman van Haersolte en Henrick van Brenen, raad en rekenmeester van Gelre en Zutphen, van wegen Sweer van Haersolte en Gerharda van Haersolte, zijn zuster, ter eenre, en Gijsbert van Dedem en Lubbert Ulger van wegen Fenne Ulghers, weduwe van Volcker van Haersolte, namens haar onmondigen zoon Rutger van Haersolte, ter andere zijde, maken een erfdeling over de goederen en erfenis die de partijen voornoemd aan bestorven zijn van vader, moeder en zusters
93 Gerrit Martens, als man van Sina van Brienen, ter eenre, en Swene van Brienen, haar zuster, met Marcus van Wees als haar momber, ter andere zijde, maken een magescheiding van de goederen haar nagelaten door haar vader Wolter van Brienen.
Ten overstaan van Willem van Doetinghem als momber van haar moeder
94 Jonker Otto Gansneb genaemt Tengnaegel, burgemeester van Harderwyk, jonker Gijsbert Gansneb genaemt Tengnagel, capitain, en joffr. Maria Gansneb genaemt Tengnagel, weduwe jonker Jan Witte, broeders en zuster, bekennen schuldig te zijn aan Johan Feith een som van 2000 carolus gulden, herkomende van 2 obligaties ten laste van wijlen hun moeder weduwe van jonker Henrick Gansneb genaemt Tengnagel.
Ten overstaan van Abraham de Mayne en Johan Aelsen, geërfden in Veluwe, als getuigen.
Aan keerzijde notities over de betaling der 50e penning en de registratie ten protocolle van Doornspijk; zomede d.d. 27 October 1696 over de aflossing dezer obligatie getekend door Andreas Feith
95 Sebastiaen Behm als gemachtigde van Lutgen van Winckelhuysen tot Merlo en Barbara van der Lip genaamd Hoen - krachtens volmacht gepasseerd te Nijmegen d.d. 3 December 1612 - doet waarschap in zake het 1/6 deel van de tienden, welke genoemde echtelieden aankomt van zijn vaders erfenis, gelegen in de ambten van Nykerck en Putten en waarvan het overige 5/6 deel zijn broeders en zusters toebehoort, en welke bedoelde echtelieden verkocht hebben aan Thomas van Haersolte en Harman Ewolts, ontvanger van Sallant.
Ten overstaan van Otto Schrassert, Alphert Brinck en Anthonis van Wenckum, als geërfden op Veluwe
96 Jr. Steven van Lynden, heer tot Mynden en Loosdrecht, ter eenre, en jr. Anthonis van Lynden, heer tot Cronenburch en Loenen, ter andere, maken een akkoord nopens zeker land groot 5 à 6 morgen in Bottersacken bij Loenen.
Ten overstaan van Henrick van Brienen d'altsten, Henrick van Brienen, rekenmeester, A. van Zuylen van Nyevelt, Wolter van Isendoorn à Blois, Jan van Boeynenburch genant van Honstein en Arndt van Steenler
97 Antonis van Haersolte bekent schuldig aan Frederik van Brakell 1352 gulden
98 Steven van Linden, Heer toe Mijnen, ontvangt te leen 3 lenen van Gelderland en Zutphen:
1e. het derdedeel van het leengoed te Sinderen, waaronder het huis en stuk land genaamd de Blaake, in het kerspel van Voorst op de Marsch;
2e. het erf Wiskinck, in het kerspel van Grol, buurschap Swol;
3e. het goed Wissinck, in de heerlijkheid Borculo, kerspel Geisteren, buurschap Lompede,
zijnde het 1e leen hem ten deel gevallen bij koop van wijlen juffr. Ermgart Scheiffart van Merode, vrouwe to Sweten en door zijn broeder wijlen Frans van Linden, Heer tot Hemmen in leen bezeten, en de beide andere lenen hem aangekomen door doode van zijn moeders broeder Henrick van Besten
99 Willem van Steenbergen tot Duistervoorde als hulder van Maria van Apelthorn, weduwe van Roede van Heekeren toe der Heest, wordt beleend met het Bentelerslag in de buurschap Swijp, leen van Keppel, en zulks ingevolge transport van dit leen door Gotefryet de Wouwde ter Kluisen als gemachtigde van Johan Schilling van Gruyterop, man en momber van Emerentiana de Roede van Heekeren, te voren huisvrouw van Willem van en tot Frankeshoven, die het laatst met dit leen was beleend.
Ten overstaan van Johan van Pallant als leenheer en 2 mannen van leen
100 Jonker Niclaes van Boedtbergen, ritmeester, geeft volmacht aan Jonker Johan van de Marsche, Jonker Arndt van Oldenell en Mr. Marten Janssen Steenkercke, procureur, om op te dragen aan Jonker Thomas van Harsolte, de helft van diverse percelen land onder Mastebroek, Zwolle en elders.
Ten overstaan van Burgemeester, Schepenen raad der stad Arnhem
101 Voor Cornelis van Dongen, Scholtus te Zwolle, bekent Mr. Marten Janssen Stienkerck, procureur binnen Zwolle, als gemachtigde van Nyclaes van Boetbergen, ritmeester, getransporteerd te hebben aan jr. Thomas van Haersolte de helft van diverse nader gespecificeerde percelen in Mastebroek en Zwolle, vrij edel goed.
Waarbij ingelascht is de volmacht d.d. Arnhem 10 December 1617 van jr. Nyclaes van Boetbergen op den procureur Stienkerck en een acte van bewilliging voor dezen verkoop van Johanna van Boetbergen, dochter van Nyclaes bovengenoemd bij wijlen Henrica van Broeckhuysen, op den huize Doorneweert d.d. 10 December 1617.
Ten overstaan van jr. Johan van der Marssche en jr. Arnout van Oldeneel
102 De Stadhouder van de lenen van Gelre en Zutphen beleent Thomas van Haersolte als vader en momber aan zijn onmondige twee zonen Arnt Jurrien en Frans, verwekt bij Johanna van Lynden, met de Cleyne Snauweert en de Colck of Bosweijde, behoord hebbende tot de leengoederen te Sinderen van Steven van Lynden en Antonia van Amstel van Mynden
103 Jonckeren Ernst Witten, Gerard Witten, Hendrick Witten, Arent Witten, Jan Witten, Wolter van Echten als man van Johanna Witten, Gerard van Hoeclom als man van Geertruda Witten en Hessel van Keppel als man van Susanna Witten, kinderen en erfgenamen van wijlen Joncker Johan Witten, rentmeester generaal van Sallandt, en van zaliger Joffer Johanna toe Boecop houden erfdeling over de ouderlijke goederen
104 Steven van Linden en juffrou Antonia van Amstell, heer en vrouwe tot Mijnden, Loosdrecht en Zinderen testeren. Zij herroepen hunne dispositie en magescheid den 19 April 1622 opgericht en verdelen hun na te laten goederen en gelden tussen hun oudsten zoon Jasper - die alle leengoederen in Holland ontvangt - en hun jongsten zoon Anthony - die het huis te Sinderen krijgt - en hun dochters Anna genaamd Aquila, Walburch genaamd Scherpenseel, Joanna genaamd van Haersolte, Henrica genaamd van Wijnbergen, en Clementia nog ongehuwd.
Geapprobeerd d.d. Arnhem 20 December 1623 door den Cantzler en Stadhouder der lenen van Gelre en Zutphen voor zover betreft de lenen Sinderen en de beide Wissingen
105 Een hernieuwd magescheid wordt opgericht ten vervolge van een erfscheiding gemaakt te Harderwijk d.d. 19 juni 1602 tussen Johan van Brienen en zijn 4 zusters over de nagelaten goederen van Hendrick van Brienen tot Byssel en Joanna van Voorst, hunne ouders, thans tussen de vier zusters onderling, namelijk Johan van Echten als man van juffr. Dirrick van Brienen, juffer Steven van Brienen met Johan Rengers ter Aerenshorst als haar momber, Dirrick Ripperbant als man van juffer Hillegond van Brienen, en juffer Johan Sticke van Brienen met Gerrit Martens tot Borgel als haar momber.
Ten overstaan van Johan van Brienen tot Byssel, broeder, en Peter van Vorst tot Beerse, neef, als getuigen. Aan keerzijde een aantekening d.d. 5 october 1640 over de aflossing van een jaarrente van 10 gouden gulden van joffer Johanna Sticke van Brienen
105a Cornelis van Dongen, schout van Zwolle, oorkondt, dat Clasien Alberts weduwe Ghyse Sybrans cum suis overdraagt aan Herman Sybrans en diens vrouw Tryne Jans 1/5 deel van 1½ morgen land in Mastebroeck aan de Hasselerstege
106 Jonker Johan van den Clooster, luitenant, voor zich en voor zijn huisvrouw Catharina van Rechteren, geeft volmacht aan Willem Willemsoen, zijn meier op de Hohenhorst in het kerspel van Lenthe, om van Henrick Everts de som van 300 gulden te ontvangen etc.
Ten overstaan van Wilhelm van der Cappellen als stadhouder en richter van den Scholtus binnen en buiten Zutphen, en 2 gerichtslieden
107 De edele erentfeste Jr. Philibert Ulgher en Jr. Rutger van Haersolthe bekennen verhuurd te hebben voor zes jaren aan Jan Claessen en Seino Janssen het erf en goed te Holthe. De huurders zullen als borg stellen hun vader Geert Top en jaarlijks op Martini dag 208 gulden betalen, benevens ¾ vat boter en 2 vette ganzen
108 Jr. Johan Witten en joffer Joanna van Brienen, ten overstaan van Gerard Witten, Hendrick Witten en Gerard van Hoeclum van wegen den bruidegom, en Gerard Marthens, Hessel van Keppel en Johan van der Lawick van wegen de bruid en met toestemming van Swene van Brienen, weduwe van Jr. Johan van Brienen als moeder der bruid, maken huwelijksvoorwaarden
109 Jan van Haefften, heer tho Putten, beleent joncker Otto Gansenebbe genaemt Tengnagel, als oom, momber en hulder van wijlen zijn broeder Reynier Gansenebbe genaemt Tengnagel nagelaten kind, genaamd Otto Tengnagel, met het ¼ deel van de Braekelsche grove tiende, in het ambt van Doornspijk op ter Horst
110 Rutger van Haersolte en Elisabeth van Laer, oudste dochter van Willem van Laer tot Honloe, maken huwelijksvoorwaarden, ten overstaan van Sweer van Haersolte tot Haerst, landrentmeester van Salland, Lubbert Ulger tot Nyenstein, Zeyno Rengers ten Berghe, dijkgraaf van Salland, en Rutger van Haersolte, burgemeester van Zwolle, van wegen den bruidegom, en Willem van Laer tot Honloe, Johan van Laer tot Elsen, drost te Haaksbergen, Henrick van Laer tot Baerlo en Evert Rouse, kameraar en burgemeester van Deventer, van wege de bruid. Willem van Laer geeft zijn dochter 500 carolus gulden als huwelijksgift mede
111 Mr. Stephen Hessel van Zijl, advocaat voor den Hove van Utrecht, als gemachtigde van Swane van Brienen, weduwe van jr. Johan van Brienen, als moeder en momberse van haar onmondigen zoon jr. Henrick van Brienen - krachtens volmacht van 18 september 1627 - wordt door Adriaen Ploos ridder, heer van Thienhoven en van den huize en ridderhofstad Oudegein, als leenheer, beleend met het goed tot Byssel, gelegn in Veluwe, in het kerspel Doornspijk, leen van de ridderhofstad Oudegein
112 Ernst Witten wordt beleend met het erf en goed Oosterwolde in de Veluwe, in het gericht van Doornspijk, kerspel van Oosterwolde, leen van Gelderland en Zutphen.
Ten overstaan van Martin Goris, Cantzler en Stadhouder der lenen en 2 mannen van leen
113 Adriaan Ploos, ridder van St. Michiel, heer van Oudegeijn, Tienhoven, 't Geyn etc. doet door Jacob van Steenre, zijn stadhouder der lenen, jr. Wolter van Brienen van Byssel, vermits overlijden van zijn broeder jr. Henrick van Brienen, belenen met het goed tot Byssel, in het kerspel Doornspijk, leenroerig aan de ridderhofstad Oudegeijn
114 Burgemeesters, schepenen en raad van Harderwijk geven een vidimus af van het magescheid, tevens testament, zonder datum van Johan Witten en Johanna toe Boecop, echtelieden, en hunne 8 kinderen, daarbij herroepende hun testament op 18 november 1609 gepasseerd. (Aan het in afschrift opgenomen magescheid ontbreekt 1 pagina)
115 Wolter van Brienen to Byssel ontvangt te leen:
1. een goed en erf to Byssel op de Veluwe in het kerspel van Doornspijk, zoals eertijds Sweder van Wijnbergen van Berndt Haedekinck te houden placht, begrensd als aangegeven, en leenroerig aan het Vorstendom Gelre ten Stichtschen rechte, met 3 oude schilden te verheergewaden;
2. het goed to Byssel ook op de Veluwe in het zelfde kerspel, met een Stichtsch heergewaad te verheerwaden, en door permutatie van Adrian Ploos aan Gelderland gekomen, zoals beide lenen hem, Wolter, door overlijden van zijne broeder Hendrick van Bryenen zijn aangekomen, zijnde het 1e leen den 11 december 1626 door zijn moeder Swane van Brienen ontvangen en het 2e leen den 2 juli 1632 van Adr. Ploos voornoemd gekocht.
Hij doet tevens hulde en eed, ten overstaan van Hendrick van Essen, Raad en Stadhouder van de Leenen van Gelre en Zutphen, en Dr. Everhardt van Staverden en Dr. Jacob van Staverden als mannen van leen
0421 Huis Oolde
Inventaris
4. Regesten der oorkonden en acten tot 1700
115
Wolter van Brienen to Byssel ontvangt te leen:
1. een goed en erf to Byssel op de Veluwe in het kerspel van Doornspijk, zoals eertijds Sweder van Wijnbergen van Berndt Haedekinck te houden placht, begrensd als aangegeven, en leenroerig aan het Vorstendom Gelre ten Stichtschen rechte, met 3 oude schilden te verheergewaden;
2. het goed to Byssel ook op de Veluwe in het zelfde kerspel, met een Stichtsch heergewaad te verheerwaden, en door permutatie van Adrian Ploos aan Gelderland gekomen, zoals beide lenen hem, Wolter, door overlijden van zijne broeder Hendrick van Bryenen zijn aangekomen, zijnde het 1e leen den 11 december 1626 door zijn moeder Swane van Brienen ontvangen en het 2e leen den 2 juli 1632 van Adr. Ploos voornoemd gekocht.
Hij doet tevens hulde en eed, ten overstaan van Hendrick van Essen, Raad en Stadhouder van de Leenen van Gelre en Zutphen, en Dr. Everhardt van Staverden en Dr. Jacob van Staverden als mannen van leen
Datering:
1635 juni 17 [Arnhem]
NB:
Inv.no. 7. Op perkament; met grotendeels afgebroken zegel in rode was van Gelre en Zutphen.
Toegangsnummer:
0421 Huis Oolde
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 20-08-2012
116 Joffr. Swane van Brienen, weduwe van Joncker Johan van Brienen toe Byssell, geassisteerd met Joncker Wolter van Brienen toe Byssell, haar zoon, voor haar zelf en voor hare kinderen, bekent ontvangen te hebben van Dirk Harberts Willems en Aeltgen Meinten Hoelwerf, echtelieden, een som van 600 gulden Hollands, waarvoor zij in pandschap geeft de Andries-Campe onder Doornspijk. Te lossen na 3 jaren.
Ten overstaan van Oth Schrassert en Arndt van Hoeclum als geërfden in Veluwe
117 Het Hof van Gelderland spreekt sententie uit in zake Albert van der Borch als cessionnaris van Henrick van Tuyl tot Serooskercken, heer van Welland, man en momber van Johanna van Sweten en deze als erfgename van haar ouders Adriaen van Sweten en Ermgardt van Merode, contra Anthonis van Linden tot Sinderen, als gedaagde, over de betaling door laatstgenoemde aan de eiser van 1/3 van 11.321 gulden met interest, zijnde een restant van de kooppenningen van Sinderen.
Met naschrift van 12 Juni 1639 over de betaling aan Albert van der Borch door dezen laatste onderschreven
118 Otto Tengenagel Gansenebbe genaemt ontvangt te leen het ¼ deel van de Braekelsche tiende, gelegen in het ambt van Doornspijk op ter Horst, leen van Putten.
Ten overstaan van Wilhelm van Wijnbergen, verwalter en stadhouder van wegen lenen der heerlijkheid Putten voor Otto van Haeften, heer van Putten en joncker Aelt Coelwagen en joncker Walraeven van Beinem als mannen van leen
119 De voor- en nakinderen van Willem Janssen van Noirtrey en Aertgen Peters echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Joncker Adriaen Witten, diverse percelen lands onder Doornspyck.
Ten overstaan van 3 geërfden van Veluwe
120 Albert van der Borch voor zich zelf en als gemachtigde van Helena van Thoorn zijn huisvrouw, krachtens volmacht gepasseerd voor den Scholtis te Brummen op 19 September 1638, verbindt in gevolge de sententie van Hof van Gelderland van 12 Mei 1638 tot waarborg en verzekering der kinderen van Thomas van Haarsolte diverse erven onder Brummen.
Ten overstaan van Jr. Henrick van Essen, raad van Gelre en Zutphen en richter van Arnhem en Veluwezoom, en 2 gerichtslieden
120a Joffer Swane van Brienen voor haar zelve en voor hare kinderen, en geassisteerd door haar zoon Wolter van Brienen, als haar momber, bekent voor een ontvangen som geld, verkocht en opgedragen te hebben aan haar zuster Joffer Sticke van Brienen, het ¼ deel van Pangelere erf in het ambt van Doornspijk, buurschap Bijssel gelegen, waarvan de helft eigendom is van den Raadsheer Bemmel en het andere ¼ deel toebehoort aan de verkooperesse.
Ten overstaan van den Scholtis Arendt van Hueklum en van Egbert van Hueklum, als geërfden in Veluwe
121 Jan Willemsen cum suis bekennen verkocht te hebben aan Adriaen Witten tot Wittenstein, ambtsjonker van Camperveen, en aan Ida Witten, diens zuster, hun huis en erf en schuur op Camperveen gelegen, begrensd als aangegeven.
Ten overstaan van Joan ten Thoorn, scholtus van Camperveen en 2 keurnoten
122 Wolter van Brienen toe Byssel en Ida Witten tot Wittenstein maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan van Swene van Brienen, Egbert van Huecklum, Arendt Franckessen, Willem van Haeften en Arendt van Huecklum
123 Wolter de Rode van Heeckeren, heer tot Roerlo, als gemachtigde van Petronella de Rode van Heeckeren tot de Heest, wordt beleend met het Bentelerslag in het Scholtambt Lochem, buurschap Swyp, leen van Keppel.
Ten overstaan van Johan Frederik van Pallandt, enz. als leenheer, en 2 mannen van leen als getuigen
124 Gerrit Willems en Jannegien Lubberts, echtelieden, verkopen aan Jacob Essiens en Elisabeth Hendricks, zijn huisvrouw, een huis en weere tegen het choor van de Groote Kerk, thans bewoond door Berent Hermsen, zilversmid en door den verkoper in 1636 gekocht (denkelijk te Zwolle)
125 Joanna Canters, weduwe van Joachim van Keppel, Richter te Hattem, benevens Arent Jurrien van Haersolte, sergeant-majoor van het Overijsselsche regiment, bepalen de voorwaarden, waarop zij zullen verkopen een erf en goed genaamd Rotermans goed gelegen te Berchmen
126 Otto Gansneb genaemt Tengnegel tuchtigt zijn huisvrouw Theodora van Brienen dochter tot Byssel aan zijn deel van de Brakelsche tiende als hem door doode van zijn vader Reyner Gansneb genaemt Tengnegel is aanbestorven, gelegen in het Scholtambt van Doornspijk, leen van Putten.
Geapprobeerd door Wilhem van Haeften, heer des hoves en heerlijkheid Putten als leenheer
127 Jr. Jacob van Harderwijck en Joffr. Beerte van Brienen tot Byssel maken huwelijksvoorwaarden. Ten overstaan van Frederick van Zuylen van Nyevelt, Otto Gansneb genaamd Tengnegel, Henrick Gansneb genaamd Tengnegel en Willem Greve als dedingsvrienden
128 Jr. Reiner van Duithe genant Buth tot Mensingh verkoopt aan Henrick Cost ten behoeve van jr. Jorrien van Harsolte tot Oldenhave zekere kotterstede gelegen in het kerspel Marckel - begrensd als aangegeven in de acte - welk goed verkoper en wijlen diens huisvrouw juffr. Mechtelt Splinter, erfelijk is aangekomen van wijlen jr. Wolter Splinter. De kooppenningen ten bedrage van 100 daler te leveren op den huize Mensingh.
Ten overstaan van 6 getuigen, waaronder Henrick van Duithe genaamd Buth
129 Jan Egbertsen en Marie Aerts Drosten, echtelieden, bekennen schuldig aan Hartger Renssen, 700 carolus gulden en stellen het Turfland onder Byssel, groot 4 morgen, als onderpand.
Ten overstaan van gerichtslieden der Veluwe
130 Adriaen Witten tot Wittenstein, drost des lands van IJsselmuiden, ter eenre, en Wolter van Brienen tot Byssel, als man en momber van Ida Witten, ter andere zijde, richten een erfmagescheid over de ouderlijke goederen op, waarbij jonker Adriaen voornoemd onder andere behoudt de havesathe tho Wittenstein en toebehoren
131 De Richter Otto Brosma en zijn mederichters pronuncieren het vonnis in zake een inleiding en uitleiding gedaan op de erven Heberdinck en Buckham (waarbij de partijen alleen vermeld zijn als aanlegger en verweerder, zonder hun namen te vermelden)
131a Wilhem Henrick, prins van Oranje, geeft commissie aan jonker Rutger van Haersolte, heer thoe Westerveld, om het rentmeesterschap over stad en land en graafschap Lingen te blijven waarnemen
132 Goossen van Keppel tot Oolde en Geertruyt van Ittersum, echtelieden, dragen op aan den Stadhouder van den Leenen van Gelre en Zutphen, de adellijke havesate Nyenhuys met toebehoren, benevens de erven genaamd Alderinck, Cleyne Ovinck en de Halve Haer en de katersteden genaamd den Grijp, het Loo, Stegeman en Snijderbewooning, alles gelegen in het Scholtambt van Lochem, buurschap Oelde, en vrij allodiaal goed zijnde.
Ten overstaan van Wilhelm van Linteloe toe der Ese, Raad van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen en Scholtis van Lochem, en Johan van der Camme en Peter Christiaens als keurnoten
133 Leden der familie van Brienen maken een erfdeling. Geheel verbleekt exemplaar, door vocht aangetast en niet meer te lezen; ondertekend door: Wolter van Brienen (thoe Byssel), Henr. Gansneb genaamd Tengnagel, Jacob van Harderwyck, Johanna van Brienen weduwe Witten, Otto Gansneb genaamd Tengnagel q.q., Anna van Brienen, Johan Witten q.q.
134 Vrouwe Johanna van Brienen weduwe van jr. Johan Witten met jr. Johan Witten, haar zoon, en Maria Gansneb genaamd Tengnagel diens huisvrouw, joffr. Johanna van Brienen, jr. Otto Gansneb genaamd Tengnagel met vrouwe Theodora van Brienen, zijn huisvrouw, vrouwe Bartha van Brienen weduwe van jr. Jacob van Harderwyck, joffr. Anna van Brienen en jr. Peter van Brienen, zich ook sterk makende voor jr. Wolter van Brienen tot Byssel hun broeder, verkopen aan jr. Johan van Twickeloo, hun erf en goed Noordinck in het kerspel Hellendoorn
135 Johan van Wijnbergen en Johanna van Brienen van Byssel maken huwelijksvoorwaarden, ten overstaan van 1. Henrick van Wijnbergen, 2. Reinert ter Bruggen tot het Lint, 3. Johan van Wijnbergen, raad in het Hof van Gelderland en burgemeester van Harderwijk, en 4. Syvert van Wijnbergen toe den Ouden Aller, voor den bruidegom, en 5. Wolter van Brienen tot Byssel, 6. Pieter van Brienen, mede tot Byssel, 7. Otto Gansneb genaemt Tengnegel en 8. Christoffer Martensen tot Anem, voor de bruid
136 Theodorus Carbasius, brouwer in den Brill tot Haarlem, verklaart te cederen voor ten hoogste 6 jaren aan Arnolt van Boeckholt, licentaat, een rentebrief van 2500 gulden op het leengoed Ellenkinck te Marckel in het gericht van Kedingen, leen van Saesfelt. Met goedvinden van Thyman van der Werff als consent hebbende van Wessel then Oever, burgemeester van Goor als oom en voogd van Geertruid, dochter van Van der Werff voornoemd.
Ten overstaan van Johan Joachim van Rheede, heer tot Hernen en Saesfelt als leenheer en 2 mannen van leen
137 Joncker Wolter van Brienen toe Byssel, joncker Pieter van Brienen, joncker Otto Gansneb genaemt Tengnegel als man van Theodora van Brienen, en juffer Anna van Brienen, allen als erfgenamen van wijlen hun zuster Berta van Brienen weduwe van Harderwijck, ter eenre, en Johanna van Brienen weduwe Witten, geassisteerd met haar zoon jonckerJohan Witten als mede erfgenaam van voornoemde juffer van Harderwijck, ter andere zijde, maken een accoord over de erfenis van deze laatste
138 Jonker Peter van Brienen, jr. Otto Gansneb genaemt Tenghnaegel en juffr. Theodora van Brienen diens huisvrouw, verborgen zich voor den boedel die hun zuster zal nalaten, evenals hun broeder Wolter en zuster Anna van Brienen beloofd hebben zulks te doen
139 Vrouwe Engelletta van Coverden, weduwe Kreijncks, vrouwe van Avelaer, verkoopt aan Gerrit jan Naegell tot Ouden en Nieuwen Amsen, den Hof te Swijpe alias het Haeve, buurschap Swype, scholtambt van Lochem gelegen, leenroerig aan Gelderland, met het daarbij behorende erfmarkenrichterschap, zoals dit door wijlen haar man was gekocht. De verkoop geschiedt onder enige in den koopbrief vermelde conditiën.
Ten overstaan van Johan de Ruyter, Burgemeester van Zutphen van wegen Wolter de Rode van Heeckeren tot Ruurlo, Scholt binnen en buiten Lochem, en Henrick van Coverden als naaste bloedverwant van comparante
140 Jacob van Coeverden toe den Stoeveler en Nicolina Ripperda zijn huisvrouw, verkopen aan Arent Jurrien van Haersolte ter Oldenhave, luitenant-kolonel, 2 erven genaamd Hiddinck en Plasman, in de buurschap Markel, vrij allodiaal goed. De helft dezer goederen behoorde voorheen juffr. Maria Elsebe van Raesfelt
141 Johan Joachim van Reede, heer tot Hernen en Saesfelt, als leenheer van het leengoed Ellekinck, gelegen te Markelo, in het gericht van Kedingen, bekent dat voor hem verschenen is Hendrick van Luyck als gemachtigde van Arend van Boeckholt, der rechten licentiaat en burgemeester van Deventer, en heeft ten voordele van Arent Jurrien van Harsolte, luitenant-kolonel, opgedragen een rente van 1000 Rijnse daalders kapitaal op voornoemd leengoed gevestigd sedert 2 Maart 1654, afkomstig van Fenne ten Over, huisvrouw van Tyman van der Werff en vervolgens van Theodorus Carbasius
142 Jan Joachim van Reede, heer tot Saesfelt, beleent als leenheer van het huis Saesfelt, Antoni de Vos als gemachtigde van Arent Jurgen van Haersolte ten Oldenhove, kolonel, met het halve erf Elckinck of Castelein te Markel gelegen en een halve waer in het Markeler Broeck
143 Adolph van Brienen wordt vermits doode van zijn moeder juffer Femme van Gelder beleend met het Schelver met toebehoren, in de heerlijkheid (onleesbaar), leen van Overijssel.
Ten overstaan van den stadhouder der leenen Lambert Bernhardt van Oer en 2 mannen van leen
144 Joffrouw Maria van Brienen verklaart dat haar broeder Joncker Adolph van Brienen haar voldaan heeft wegens haar deel - zijnde het 1/9 deel - in leengoed Schelver onder Diepenheim, hetwelk hij 11 augustus 1664 verkocht heeft aan Arent Jurrien van Haersolte tot Oldenhove, kolonel
145 Philippus Creits, als gemachtigde van Arnolt van Appeltoorn tot Diepstegen en Heist, landdrost der Graafschap Berg, als vader van zijn dochter Anna van Appeltoorn, wordt beleend met het Bentelerslag in de buurschap Swijp, scholtambt van Lochem, leen van Keppel, vermits doode van Petronella de Rode van Hekeren, echtgenote van Arnolt voornoemd en moeder van Anna van Appeltoorn.
Ten overstaan van A.W. van Pallandt als leenheer en 2 mannen van leen
146 Johan van Wijnbergen, 1e Raad en Stadhouder van de Leenen van Gelre en Zutphen, approbeert de besloten testamentaire dispositie van Aerent Jurrien van Haersolte tot den Oldenhoff, kolonel, gepasseerd voor Schepenen van Zwolle op 2 Februari tevoren
147 Arent Jurrien van Haersolte toe Aldenhove, kolonel van een regiment voetknechten testeert
148 De kinderen en erfgenamen van Wolter van Brienen toe Byssel, ter eenre en de erfgenamen van vrouw Helena Martensen ter andere zijde, maken een compromis over den nagelaten inboedel
149 Gerhard de Pomerede, procurator te Deventer, als gevolmachtigde van Hans Frederick van Walter en Margarieta van Laar, echtelieden, krachtens procuratie te Wijhe 20 augustus tevoren gepasseerd, verkoopt wegens geleverde winkelschulden en voorgeschoten penningen, aan Peter Greven en Aeltjen Arents diens huisvrouw, het halve erf en goed Costers Goed in het ambt van Doornspijk, buurschap Byssel, gelegen, waarvan de wederhelft toebehoort aan Jonker Joan van Laar, Scholtis te Wijhe.
Aangezien hun moeder Seyna van der Beeck, weduwe van Gerhard van Laar toe Honloe, levenslang het vruchtgebruik bezit van bedoeld halve erf, verbinden zij hunne personen en goederen om de jaarlijkse rente haar te voldoen.
Geschied ten overstaan van Wilhelm Nilandt en Andreas Nilant
150 Joan Ernst van Brienen toe Byssel, en Ida Elisabeth van Brienen, geassisteerd met Johan van Wijnbergen maken erfmagescheid in presentie en ten overstaan van Otto Gansneb genaamd Tengnegel, burgemeester van Campen enz., van de moederlijke goederen
151 Otto Gansneb genaemt Tengnaegel, Burgemeester van Kampen en gedeputeerde van Overijssel, en vrouwe Theodora van Brienen, echtelieden, cederen bij gifte onder den levenden, aan Joan Ernst van Brienen toe Byssel, burgemeester van Elburg en aan Ida Elisabeth van Brienen, hun neef en nicht, zodanige percelen in het ambt van Doornspijk in de Bysselsche goederen welke gespecificeerd worden en welke Theodora van Brienen voornoemd van hare ouders geërfd had.
Ten overstaan van Everhardt Ram, M. Dr., Burgemeester van Kampen en gecommitteerde ter Staten Generael, Franciscus Hanius; der rechten doctor, en Nicolaes Sluyter, essayeur, als geërfden op Veluwe
152 Lubbert Beertsen Prins en Beertien Jans, echtelieden, Gerrit Harmssen en Geessien Hendrickx, echtelieden, en Hendrick Tymonssen als vader van zijn kinderen bij wijlen zijn vrouw Geertien Beerts verwekt, verkopen aan Johan Ernst van Brienen tot Byssel, het zaailand den Hoenhorst in het ambt Doornspijk, buurschap Byssel gelegen, vroeger leen van Putten.
Ten overstaan van joncker Rudolph van den Clooster, Johan van Vanevelt, burgemeester van Harderwijk en Domn. Petrus Martinius, pastoor te Nunspeet
153 Bernhardt Joost van Ittersum tot Gerner, luitenant-kolonel van een regiment infanterie, beleent als leenheer, Theodorus Huete als gemachtigde van Anthonis van Haersolte, vaandrager in de garde van den Prins van Oranje-Nassau, namens hemzelf en namens zijn broeders zusters, met de havezathe Wolfshagen en 72 morgen land daarbij gelegen in Mastenbroek
154 Joncker Johan Witten, Juffer Alheyda Witten geassisteerd met Joncker Jan Ernst van Brienen toe Byssel als haar momber, Joncker Henrick Witten en Jonckers Gerrit en Otto Witten, beide laatsten met Joncker Peter van Brienen en Joncker Johan Witten voornoemd als hunne mombers, bekennen opgedragen te hebben aan Juff. Ida Elisabeth van Brienen hun aandeel in twee stukken land genaamd de Lange Akkers in het ambt van Doornspijk, en de Jan Andriessens Camp in hetzelfde ambt en in gemeenschap bezeten met jr. Peter van Brienen.
Ten overstaan van Jr. Jan Ernst van Brienen en Benjamin Potgieter, Scholtis te Doornspijk als geërfden op Veluwe
155 Jr. Otto Gansneb genaemt Tengnegel en juffr. Theodora van Brienen, echtelieden, bekennen verkocht te hebben aan Johan Ernst van Brienen, heer tot Byssel, en juffr. Ida van Brienen, diverse percelen, waaronder één afkomstig van hun zalige zuster Anna van Brienen
156 Juffer Anna van Appeltoorn, geassisteerd met Henrick Jan van Appeltoorn, heer tot de Heist, en capitein als haar hulder, wordt - na gemaakt verzuim - beleend met het Bentelerslag in het Scholtambt Lochem, buurschap Swyp, leen van Keppel.
Ten overstaan van Adriaen Warner Vrijheer van Pallant, enz. als leenheer, en 2 mannen van leen als getuigen
157 Christiaen van Lennip, als leenheer van den hof en heerlijkheid van Putten, beleent Ida Elisabet van Breenen, in deze geassisteerd door Henrick Witte als haar momber met een kamp lands in het ambt van Doornspyk toe Byssel gelegen, genaamd het Sandt, alsmede met een perceel zaailand en vier mudden haverland in hetzelfde ambt gelegen, ten Zutphensche rechten.
Ten overstaan van Gerrit Westenenk en Drees Otten als mannen van leen
158 Christiaen van Lennip, leenheer van den Hof en Heerlijkheid tot Putten, beleent Johan Witten, als gemachtigde van Otto Gansneb genaemt Tengnaegel, met ¼ deel van de Grote Braekelsche tiende in het ambt van Doornspijk op ter Horst
159 Johan Witten, Burgemeester van Elburg, ontvangt te leen ¼ deel van de Groote Braekel tiende gelegen in het ambt van Doornspijck op den Horst, leenroerig aan den Hof te Putten, ten Overijsselsche rechten en hem als erfgenaam onder benificie van inventaris aangekomen van Otto Gansneb genaamd Tengnagel, in zijn leven Burgemeester van Harderwijk. Hij draagt onmiddelijk daarop het leen over aan Johan Ernst van Brienen tot Byssel.
Gedaan voor Christiaen van Lennip, leenheer van den Hof te Putten
160 Johan Ernst van Brienen, heer tot Byssel, en juffer Ida Elisabeth van Brienen, broeder en zuster, maken erfscheiding over hun goederen. Ten overstaan van Petrus Martinius, predikant te Nunspeet, als getuige
161 Volckier van Haersolte, Heer tot den Oldenhove, zoon van wijlen Dirck van Haersolte, Heer tot Wolfshage en majoor van een regiment infanterie, maakt huwelijksvoorwaarden met Ida Elisabeth van Brienen, dochter van wijlen Wolter van Brienen, heer van Byssel.
Ten overstaan van Anthony van Haersolte, Heer van Wolfshage, kapitein van de garde van den Prins van Oranje, Rutger van Haersolte, kapitein, Rudolf van Haersolte, vaandrig en Lambert van Haersolte, vaandrig, broeders van den bruidegom, en Johan van Brienen, Heer tot Byssel, Peter van Brienen, Otto Gansneb genaamd Tengnagel, en Hennrik Bentinck, Heer tot Werckeren, Borgel en Arnhem, Drost van Salland, broeder, omen en neef van de bruid
162 Jonckeren Johan Witten, burgemeester van Elburg, Henrick, Gerrit en Otto Witten, Aleijda Witten, bekennen schuldig te zijn aan Benjamin Potgieter en Anna van Brienen, echtelieden, een som van 1100 carolus gulden, jaarlijks te verrenten met 66 gulden.
Ten overstaan van Willem toe Water junior, burgemeester van Elburg, en Willem Oloffsen, geërfde van Veluwe, als getuigen
163 Ida Elisabeth van Brienen, douairière van ritmeester Volckier van Haersolte toe den Oldenhaeve, geeft volmacht op haar schoonbroeder Rutger van Haersolte, kapitein onder de guarde van Z.M. van Groot-Brittannië, in haar procedure tegen N. van Coeverden tot Hengelo over het erf Hulsbeeck.
Ten overstaan van Burgemeesters, Schepenen en Raden van Elburg
164 Elisabeth van Brienen, douairière van haersolte, vrouwe van Oldenhoff etc. wordt beleend met ¼ deel van de Brakelsche tiend in het ambt Doornspijk, leen van Putten, krachtens testament van Otto Gansneb genaemt Tengnagel en Theodora van Brienen toe Bissel d.d. 26 Juni 1682 te Campen gemaakt.
Ten overstaan van Christiaan van Lennip, heer tot Putten als leenheer, en twee mannen van leen
165 Anna Christina Kreynck, vrouwe tot Averlaer, in absentie van haar echtgenoot Herman Fredrick de Rhoode van Heeckeren, luitenant ten dienste dezer landen, wordt beleend met de havezathe Averlaar en bijbehorende goederen, in het Scholtambt van Lochem, buurschap Swijp, leenroerig aan den huize Ampsen.
Ten overstaan van Jan Herman Nagel, heer tot Oudt- en Nieuwen Ampsen en 2 leenmannen
166 Assuerus van der Vechte, burger van Zwolle, als gemachtigde van Ida Elisabeth van Brienen, douairière van Haersolte, wordt als hulder voor haar onmondige zoon jr. Dirk van Haersolte tot den Oldenhof, door Peter van Voorst tot Grimbergen beleend met de tiende gaande uit het erf en goed Hiddinck in de buurschap Markel, gericht van Kedingen, leen van het huis Grimbergen
167 Het erf de Grote Schootbrugge met toebehoren, wordt door Henric Witten verpacht aan Henric Willemsen en Webbetje Harms, echtelieden, met diverse bepalingen rakende de betaling van de pachtsom en eventueel bewonen van het huis door den eigenaar.
Ten overstaan van Petrus Martinius, predikant te Nunspeet als getuige
168 Hendrik Schrassert, secretaris van Harderwijk, als momber van Derck Wolter van Haersolte, oudsten zoon van Ida Elisabet van Brienen, weduwe van Volkier van Haersolte, ritmeester, wordt beleend met het tweede goed tot Byssel in Veluwe, kerspel van Doornspijk, met een Stichtsch heergewaad te verheerwaden, zoals hetzelve bij permutatie van Adriaen Ploos aan Gelre is gekomen, en vermits doode van de moeder van den onmondigen D.W. van Haersolte.
Ten overstaan van den plaatsvervangend stadhouder der lenen en 2 mannen van leen
169 Engelbert Rijckwijn van Ensse, Heer tot de Groote Scheer en Swanenburg beleent den gemachtigde van Hendrik Witten met het erf en goed Ter Hellen bij Vorchten, leen van het huis Swanenburg
170 Jonckeren Henrick en Gerrit Witten, gebroeders, de rato caverende voor hunnen broeder Otto Witten, transporteren aan Ida Elisabeth van Brienen weduwe Haersolte, een kamp lands, gelegen in Oosterwolde, waarvan de koopster 1/3 deel reeds toebehoort.
Ten overstaan van Benjamin Potgieter en Joost van Erkelens als geërfden van Veluwe
laatste wijziging 21-01-2021
533 beschreven archiefstukken
46 gedigitaliseerd
totaal 1.027 bestanden

Kenmerken

Datering:
1343-1848
Auteur:
W. Wijnaendts van Resandt
Categorie:
laatste wijziging 21-01-2021
533 beschreven archiefstukken
46 gedigitaliseerd
totaal 1.027 bestanden