Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0370   Heren en graven van Culemborg
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris
laatste wijziging 31-05-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.084 gedigitaliseerd
totaal 582.145 bestanden
Inventaris
1. Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg
2. De archieven van geestelijke stichtingen in het Graafschap Culemborg
3. Varia
4. Regesten
4.2.01. 1-100
4.2.02. 101-200
4.2.03. 201-300
201 Gheryt van Culenborch, knaap, erkent van zijn broeder, den heer van Culenborch en van der Leck, voor zijn versterf ontvangen te hebben het gericht van Jaersvelt, een aantal goederen in de maalschap van Mouderic en 2 waarden in het land van Cleve, alle welke goederen leengoed van Culenborch zullen zijn.
202 Jan, heer van Culenborch en van der Lecke, erkent aan zijn broeder Gheryt van Culenborch de goederen te hebben gegeven, vermeld in den brief van denzelfden datum. Reg. no. 201.
203 Alaert, heer van Bueren, erkent gekocht te hebben van Willem Botsier Stevensz. 3 morgen en 5 hond land op Assche ten behoeve van zijn vrouw Lisebette van Brunchorst, vrouwe van Bueren, met wier huwelijksmedegave het betaald is.
204 Willem van Druethen, richter in de Nederbethue, oorkondt, dat Baudeken van Avesaet en zijn vrouw Agnes, zijn neef die Weilighe en zijn zoons Deuwes en Johan overdragen aan Lizabette van Bronchorst, vrouwe van Buren, 6 morgen en 19 roeden land in Avesater Grasbroec.
205 Willem van Druethen, richter in de Nederbetuwe, oorkondt, dat Heynrick Rutgersz. en zijn vrouw Ide overdragen aan Lysebette van Bronchorst, vrouwe van Bueren, 2 morgen 6 roeden land in het Nyewelant, en 11 hont 10 roeden op den Hoimberch gelegen.
206 WernerUS, heer van Breidenbeenth, ridder, bericht aan heer Arnoldus Evelonis de Rodenburch, priester, dat hij als collator hem de vacante kapellanie van den H. Geest te Aquae geeft.
207 Notaris Johannes Wynandi de Reys instrumenteert, dat heer Carsilius de Palant, ridder, en Arnoldus de Bachem, knaap, verklaren, van den abt en het convent van St. Bertinus de Sancto Audomaro en van den deken en het kapittel van St. Audomarus in Sancto Audomaro, alle goederen en rechten te Vrechen, Cassel Inferior ultra Renum en Bentzenrode, alsmede het patronaatsrecht van de kerk te Vrechen, voor 10 jaar in pacht te hebben genomen.
208 Harperus de Rode, WerneruS de Bacheym, ridders, en Mathias genaamd de Gurzenich, burger van Colonia, stellen zich borg voor de nakoming van de acte, waar deze doorgestoken is. Reg. no. 207.
209 Katerine van Voernenburg, vrouwe van Boerne en Zittaerd, erkent schuldig te zijn aan heer Otte, heer van Arkel, 3600 schilden, die deze haar geleend had om heer Otte van Hokelem Herberensz. mede te betalen, en verpandt hem daarvoor haar huis en burcht te Ackoy met alle rechten en inkomsten voor 10 jaar.
210 Aelbrecht, paltsgraaf op den Rijn, hertog in Beyeren, ruwaard van Hollant etc., vergeeft heer Jan van Culenburch alles, wat deze tegen hem misdaan heeft.
211 Johan, abt van St. Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1351 Mei 8. Reg. no. 160.
212 Johan, abt van St. Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1351 November 28. Reg. no. 161.
213 Aelbrecht, palsgraaf op den Run, hertog in Beyeren, geeft vidimus van den brief van 1356 December 5. Reg. no. 178), dien hij van den heer van Culenburch ontvangen heeft.
214 De schepenen van Vroertzheim oorkonden, dat Johan van Ersdorp en zijn vrouw Lieverait ter eenre en Mathiis van Vroertzheim, weduwnaar van hun dochter Lieveraat, ter andere zijde, een zoen aangaan, waarbij laatstgenoemde afstand doet van de huwelijksmedegave van zijn vrouw, doch behoudt, wat zij staande huwelijk verkregen hebben.
214a Brustinus Johannisz. en Arnoldus de Aelst, schepenen in Zulinchem, oorkonden, dat Herbernus de Herler van Poderoyen overdraagt aan heer Johannes, heer van Culenborch, ridder, 2 morgen land te Zulichem op Lange Poderoyen.
214b Arnoldus de Aelst en Brustinus Johannisz. van Camberen, schepenen in Zulichem, oorkonden, dat heer Gerardus de Herlaer, heer van Poderoyen, ridder, en zijn broeders Arnoldus en Otto de Herlaer overdragen aan heer Johannes, heer van Culenborch, ridder, een hoeve onder Zulinchem in de Weert.
215 Sweder van Voern en Aernt Cappier, schepenen van Culenborg, oorkonden, dat Willam Zuermont Diricsz. erkent in erfpacht ontvangen te hebben van Jan Bertoutz. een huis en een hofstad.
216 Peter van Culenborch, heer van Mere, belooft Gheryt van Culenborch schadeloos te zullen houden wegens een borgtocht bij Heinric van Keken.
217 Wouter, heer van Ysenderen, ridder, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Frederic van Zantwiic de jonge overdraagt aan vrouwe Elyzabecht, vrouwe van Bueren, 6 morgen en 2 hont land in Avezater Grasbroek.
218 Peter van Culenborch, heer van Mere, knaap, erkent bij boedelscheiding met zijn broeder, den heer van Culenborch en van der Lecke, ontvangen te hebben een aantal goederen in de maalschap van Mauderic, te Riiswiic en te Yngen en de veerstad te Huesden.
219 Peter van Culenborch, heer van Meere, belooft zijn broeder Gheryt van Culenborg schadeloos te houden voor een borgtocht bij Jan Codken van Sellaer.
220 Wilhelm, hertog van Guilge, geeft een uitspraak in de geschillen tusschen heer Johan, heer van Riferscheit, en zijn zoon Reynard ter eenre, en heer Emond van Endelstorp, ridder, ter andere zijde, over de rechtspraak in de heerlijkheden Riferscheit en Wildenberg.
221 Jan die Blonde en Jan Knobbout Jansz., schepenen van Ghorinchem, oorkonden, dat heer Lambrecht Millinc, ridder, opdraagt aan den heer van Culenborch 3 morgen land in het Langhe Nuwelant.
222 Edwart, hertog van Gelre etc., erkent van den abt van St. Paulus te Utrecht in pacht genomen te hebben het hooge- en lage gericht te Lyenden en Dryele.
223 De schepenen van Dalen verklaren, dat de halve heerlijkheid van Dalen toebehoort aan heer Gerart van Endelstorp en diens vrouw Bele, en verpand noch verkocht is.
224 Johan Schoinhaltz van Hertin en Zijn Vrouw Hadewich erkennen voor 12 jaar in pacht ontvangen te hebben van vrouwe Beningne, abdis, en het convent van Meichterin buiten Colne een hof te Hertin.
225 Johan, heer tzoe Wickrode, ridder, gaat een zoen aan met heer Edmund van Endelstorp, ridder, over de heerlijkheid Dalen.
225a Nycolaus de Haeften en Gyselbertus de Hyer, schepenen in Tuel, oorkonden, dat heer GerardUS de Beesde, ridder, overdraagt aan heer Johannes de Culenborch, ridder, 5 morgen land onder Tuel.
226 Johan, heer van Culenborch en van der Lecke, geeft aan het door hem gestichte St. Maria Magdalena altaar in de kerk te Culenborch 6½ morgen land in den Vreedstroe, begiftigt zijn kapelaan heer Gheryt van Berentvelde hiermede en verzoekt aan den bisschop van Utrecht om confirmatie.
226a Edwairt, hertog van Gelre etc., bevestigt de uitspraak van heer Johan van Moirss, ridder, als opperste scheidsman in een geschil tusschen 's Hertogen zuster Ysebeel van Gelre, abdis van 's-Grevendail, en Clais van Arfforden c.s. over een weert te Deest.
227 Wilhem, hertog van Guilge etc., maakt, met toestemming van zijn vrouw Marie van Gelre, vooi zijn uroeuer Johan van Drynbourne, ridder, 2 hoeven schatgoed vrij, op voorwaarde, dat hij daarvan borgman van Nidecgen zal blijven, zooals hij dit was van een rente van 30 malder rogge 's j aars, die hem bij vergissing was gegeven, en die bleek te behooren aan de kerk van St. Johannes apostel en evangelist te Nidecgen.
228 Pawe van Everdinghen, richter, en Aernt Coppier, Zweder van Voern, Gheryt Zuermont en Roelof die Backer, schepenen van Culenborg, oorkonden, dat Dyric Wiinman een huis en een erfpacht, die geëxecuteerd zijn wegens een niet-betaalden rentebrief, overdraagt aan Splinter Woutersz. en diens vrouw Lisebette.
229 Edwart, hertog van Gelre'etc., beleent, na opdracht door Wouter van Zoelen, knaap, met de tienden in Avezate, genaamd Grasebroec, Wouter Ghisen van Arnhem.
230 Peter van Culenborch, ridder, en Johan, heer en vrouwe van Meer, beloven Gheryt van Culenborch schadeloos te houden voor zijn borgstelling tegenover Peter van Steenberghen bij den verkoop aan dezen van goederen op de Velue.
231 Otte, heer van Arkel, Otte van Scoenhouwen, ridder, Dirc van Cralinghe, Florys van Alcmade en Florys van Alphen maken een schikking tusschen den heer van Brederode en jonkvrouw Bairte van Bederode, weduwe van Walraven van Bederode, waarbij haar een lijftocht van 150 £ hollandsch wordt toegezegd.
232 Edwart, hertog van Gelre etc., erkent verpacht te hebben aan heer Wolter van Ysenderen, ridder, zijn gemaal en den wind te Riiswiick en Ravenzwade.
233 Alaert Pyec, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Peter Zonnendach en zijn vrouw Wendelmoet overdragen ten behoeve van Elysabet, vrouwe van Bueren, 2 morgen 3 hont en 84 roeden land in Avezaetergrasbroec.
234 Mechtild, vrouwe van Valkenborch en Voirne, burggravin van Zeeland, doet uitspraak m de geschillen tusschen haar neef heer Godevaert van Loen, heer van Heynsberch ter eenre, en haar zwager den graaf van Zalmen en haar neef Reynoud van Valkenborch ten andere zijde, over de heerlijkheid Ackoy, waarbij zij o.m. bepaalt, dat Godevaert het huis en de heerlijkheid van haar in leen zal houden.
235 Ghyote, vrouwe van Yselsteyn en van Egmond, Aernt, heer van Egmond, en Gheryt van Culenborch, knapen, maken huwelijksvoorwaarden op tusschen Gheryt vnd en Berte van Egmond, dochter van Ghyote en zuster van Aernt.
236 Guedert van Risenborch en zijn vrouw Hildegont erkennen verkocht te hebben aan heer Johan, heer van Culenborch etc., al hun tynsrechten in de Betuwe.
237 Goedart van Loen, heer zu Heynsberg, erkent verkocht te hebben aan heer Otte van Hukelem zijn huis en heerlijkheid van Ackoye, zooals wijlen zijn moeder deze bezeten had, en die leenroerig zijn aan Mechteld, vrouwe van Valkenburg en Vorne, burggravin van Zelandt, aan wie hij dit leen opdraagt.
238 Goedart van Loen, heer toe Heinsberg, belooft aan heer Otte van Hukelem, ridder, geen aanspraken meer op de dezen verkochte huis en heerlijkheid van Ackoye te zullen hebben.
239 Mechtild, vrouwe van Valkenborch en Voirne, burggravin van Zeeland, beleent, na opdracht door heer Godevaerd van Loen, heer van Heynsberch, heer Otte van Heukelem, haar zwager, met het huis en de heerlijkheid Ackoye.
240 Reynout, hertog van Gelre etc., belooft in muntzaken den raad van zijn ridderschap en hoofdsteden te zullen inwinnen.
241 Carsillis, heer zu Palant, oorkondt, dat Winant Lewe van Huychelheym en zijn vrouw Geirtruyt opdragen ten behoeve van hun zoon heer Goydart Lewe, priester, al hun leengoederen, waarvoor deze hun onderhoud toezegt.
241a Gherit van Jutfaes en Olyfier van Beesd, schepenen in Deyl, oorkonden, dat heer Herberen van den Run, ridder, overdraagt aan heer Johan, heer van Culenborch en van der Lecke, 4 morgen land op de Eycweert onder Deyl.
242 Geryt van den Loe erkent in leen te houden van heer Johan, heer van Kulenborch en van der Lecke, het goed te Ebbinchaven en het goed in de Eyndwiich in het gericht van Mensel.
243 Johan, heer van Lienden, ridder, belooft heer Gherit van Culenborch, ridder, schadeloos te houden voor diens medebezegeling van den brief, waarin hij aan zijn vrouw Margriete van Ghenep een lijftocht toezegt.
243a Airnt van Hoirn, bisschop van Utrecht, beleent heer Johan, heer van Culenborch, met het gericht van Scalcwiick en het personaatschap aldaar.
244 Wilhelm, hertog zu Guilge, en zijn vrouw Marie van Gelre schenken aan heer Emont van Endelstorp, ridder, voor trouwe diensten het recht van dwangmolen te Dalen.
245 Elyas van den Run en Hubrecht van Beest, schepenen in Deyl, oorkonden, dat Ghoeswiin van Tuul heer Willemsz. overdraagt aan heer Jan, heer van Culenborch en van der Leck, de hofstad met een daaropstaand steenen huis, gend. Schoerensteyne, met 3 ½ morgen land, gelegen onder Deyl aan de Boellic.
246 Johan van Eck Willemsz., knaap, erkent verkocht te hebben aan heer Johan, heer van Culenborg en van der Leck, 9 morgen land, leenroerig aan den kooper, gelegen in de maalschap van Mouderic, en 31 morgen aldaar, eigen goed zijnde.
246a Johannes, heer van Lyenden, ridder, begiftigt, na afstand door heer Johannes de Gaerde, heer Gherardus de Celario met de door hem, voor zijn zieleheil, dat van zijn vrouw Elizabeth van den BerghE en hun voorouders, gestichte O.L. Vrouwevicarie in de kerk te Lyenden, welke hij begiftigd heeft met een rente van 50 £ uit de Coecampe te Lienden.
247 Brughe van Husen, ridder, en zijn vrouw Herghenroide, en Daem, zijn zoon uit eerste huwelijk, erkennen verkocht te hebben aan heer Werner van Breidenbemt een rente van 80 gulden 's jaars, waarvoor zij als onderpand stellen hun hof te Lammerstorp en al hun goederen, leenroerig aan heer Carselis van Palant den ouden.
248 Johan van Lienden heer Hubertsz., knaap, erkent verkocht te hebben aan heer Johan van Culenborg en van der Leck zijn uiterwaarden onder Ynghen en in den Riin.
249 Willem, abt van St. Marienweerd, geeft vidimus van den brief van 1356 Juni 10. Reg. no. 174.
250 Aelbrecht, paltsgraaf bij den Riin, hertog in Beyeren, etc., beleent heer Vranck van Borsselen met het huis te Sinte-Mertiinsdycke en het erbij liggende dorpje, die deze hem opgedragen heeft, en geeft hem daarbij het hooge gericht.
251 Vrouwe Marie van den Vliet belooft haar broeder heer Gheryt van Culenborg schadeloos te houden voor de medebezegeling van een schadeloosbrief voor Ghisebert, bastaard van Culenborg, en Willem van Rumelaer.
252 Johan van Leyenberch heer Hubertsz., knaap, erkent van den heer van Culenborch en van der Leck in leen ontvangen te hebben de goederen, waarmede zijn vader beleend was geweest, en draagt hem daarna op ten behoeve van zijn oom heer Otte van Sconouwen het huis te Sconouwen met 13 morgen land en het nederste gericht van Vulecope, dat deze van zijn (Johans) vader in leen hield.
253 Notaris Ghiselbertus genaamd Ridder, geestelijke, instrumenteert, dat mr. Hugo Wstinc, proost van Elst, als gemachtigde van zijn broeder mr. Ghiselbertus Wstinc, kanunnik van Traiectum en pastoor van de kerk van Scalcwiic, het pastoraat van Scalcwiic in handen van den choorbisschop Stephanus de Everdinghen opdraagt.
254 Karsylis van Palant, ridder, en zijn vrouw Nesa verklaren in erfpacht gegeven te hebben aan Peter gend. Offerman van Pirne en diens vrouw Alverayde 2 morgen land in het Punnicher-broek
255 Karsilis van Palant, ridder, en zijn vrouw Nesa verklaren in erfpacht gegeven te hebben aan Arnold, zoon van wijlen Sybret, en diens vrouw Bele, woonachtig te Bonisdorp, 2 morgen land.
256 Karsilis van Palant, ridder, en zijn vrouw Nesa verklaren in erfpacht gegeven te hebben aan Volquin Kemp van Boinsdorp en diens vrouw Stine 2 morgen land aan het Peysser land.
257 Johannes, heer van Culenborch en van Lecca, geeft het pastoraat van de kerk van Scalcwiic aan Hubertus de Vliet, geestelijke, en verzoekt den choorbisschop van Traiectum om institutie.
258 Stephanus de Everdingen, choorbisschop van Traiectum, beveelt proclamatie van Hubertus de Vliet als pastoor van Scalcwiic.
259 Johannes, pastoor der kerk van Houten, vicepastoor in Scalcwiic, verklaart aan de opdracht, vermeld in den brief van 1375 Maart 12 Reg. no. 258), waar deze is doorgestoken, voldaan te hebben.
260 Stephanus de Everdinghen, choorbisschop van Traiectum, beveelt institutie van Hubertus de Vliet als pastoor van de kerk van Scalcwiic.
261 Heer Steven van Lienden en zijn zoon heer Goeswiin van Lienden, ridders, erkennen verkocht te hebben aan Heinric van Mouderic 2 morgen land met een hofstad en huis, 1½ morgen buitendijks, 5 morgen 1 hont, 7 morgen 1 hont, 3 morgen gend. de Ketel, 6½ hont in de Zoelen, 2 morgen in de Pipen, ½ morgen in de Zoslaghen en 1½ morgen in de Pipen, alles gelegen in de maalschap van Salmonde, en tynsroerig aan den heer van Culenborg.
262 Herman Cesar, "hof" van den heer van Culenborg en van der Leck, oorkondt, dat heer Steven van Lienden, ridder, opdraagt ten behoeve van Heinric van Mauderic Reynersz. de landerijen onder Salmonde, vermeld in den brief van 1375 April 21. Reg. no. 261.
262a Simon van Westcappel, prior van de broeders van het Heilige Kruis der Augustijnerorde te Asperen, geeft vidimus van de oorkonde van 1315 April 4. Reg. no. 1413.
263 Broeder Symon van Westcappel, prior van Asperen, broeder van de Heilige Kruisorde van St. Augustinus, geeft vidimus van de oorkonde van 1328 November 13. Reg. no. 76.
264 Evert Utenweerde, "hof" van den heer van Culenborg en van der Lecke, oorkondt, dat heer Goeswiin van Lienden heer Stevensz., ridder, opdraagt ten behoeve van HEINRIC van Mauderic Reynersz. de landerijen onder Salmond, vermeld in den brief van 1375 April 21. Reg. no. 261.
264a Aernt van Hoern, bisschop van Utrecht, geeft aan zijn onderdanen verschillende rechten.
265 Otto, heer van Arckel, erkent in pacht ontvangen te hebben van het kapittel van Oudmunster te Utrecht de helft van de tienden buiten- en binnendijks in Gasparde en Goetberdingen, waarvan de wederhelft aan het kapittel ten Dom behoort.
266 Goeswiin van Zyvel, heer zu Dollendorp, Wynrich van Kynswilre, koster van St. Cornelis' Munster, Daniel van Eyrnich, Willem van Synzich, ridders, en Arnolt van Kynswilre, knaap, maken een boedelscheiding tusschen heer Johan van Kynswilre, ridder, ter eenre, en Thyse Goesler, burger te Collen, en diens vrouw Alverade van Kynswilre ter andere zijde, van de nagelaten goederen van heer Bernart van Kynswilre, ridder.
267 Heer Dyric Haec, priester, onderpastoor der kerk van Lanxmer, geeft vidimus van den brief van 1317 September 17. Reg. no. 45.
267a Heer Dirck Haec, priester, vicepastoor der kerk van Lanxmer, geeft vidimus van de acte van 1319 September 29. Reg. no. 50.
268 Heynrich Lewe, richter, Reynart van Moercke en Reynart Wilde, schepenen van den koninklijken stoel van Aichen, oorkonden, dat heer Carsillis van Palant de oude en zijn vrouw Nese aan zijn broeder Werner van Breydenbent al hun goederen in het rijk van Aichen overdragen.
269 Jacob van Herthen erkent tot heil van zijn ziel gegeven te hebben aan het convent van Meychteren een rente van 1 malder rogge 's jaars, en stelt als onderpand 3 morgen land bij Kirgherten.
270 Johan, heer van Lyenden, geeft een omschrijving van den Ruhorsttyns, en beleent hiermede Coenraet Thuer Coenraetsz.
271 Otte, heer van Arkel, en Jan, heer van Culenborch en van der Leck, gaan een overeenkomst aan betreffende hun geschillen over de heerlijkheid Haghestein.
272 Gheryd van den Vliet, knaap, belooft zijn oom heer Gheryd van Culenborch, ridder, schadeloos te houden voor een borgtocht bij heer Danel, heer van der Merwede, wegens den lijftocht van diens dochter Mechteld.
273 Heinric van Mauderic, ridder, en zijn broeder Steven van Mauderic beloven heer Gheryt van Culenborch, ridder, schadeloos te houden wegens een borgtocht bi) heer Johan van Groenenvelt en heer Reynaer den Ever, ridders.
274 Otte, heer van Arkel, Johan, heer van Culenborch en van der Leck, Ghisebrecht, heer van Vyanen en van den Goeye, Heinric van Vyanen, heer van drAmeyde en diens vrouw Heylwych van Heerlaer, Otte van Hoekelem, heer van Ackoy, en Gheryt van den Run als momber van Heinric Zoudenz. van den Run, verklaren een overeenkomst aangegaan te hebben over aanleg en onderhoud van een watergang ter afwatering van hun landen door den Zidewiin in de Leck bij drAmeyde, in plaats van zooals vroeger door den Zeeric in de Linghe.
275 Ghisebrecht, heer van Vyanen en van den Goeye, en Henric van Vianen, heer van dr Ameyde, beloven heer Gheryt van Culenborch schadeloos te houden voor de medebezegeling van een schuldbekentenis.
276 Deken en kapittel der kerk van St. Marie tUtrecht bepalen, dat voortaan heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, ridder, voor den tol te Smythusen, thans te Emmeric gelegen, en de hoven Ewiic en Malberghen een pacht van 20 en 12 mark zilver 's jaars, en bij een nieuwe ontvangst 16 pond zilver zal betalen.
277 Gheryt, heer van Culenburch en van der Leck, ridder, belooft zich aan de voorwaarden, vermeld in den brief van 1377 September 29 (reg. no. 276), te zullen houden.
0370 Heren en graven van Culemborg
Inventaris
4. Regesten
4.2.03. 201-300
277
Gheryt, heer van Culenburch en van der Leck, ridder, belooft zich aan de voorwaarden, vermeld in den brief van 1377 September 29 (reg. no. 276), te zullen houden.
Datering:
1377 September 29 [op sinte Michielsdach]
NB:
Afschrift op perkament (Inv. no. 6563).
Boven dezen brief staat die van (vóór 1452), reg. no. 1345.
Toegangsnummer:
0370 Heren en graven van Culemborg
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 23-12-2010
278 Johan van Wilre erkent schuldig te zijn aan Johann, heer zu Brandenbergh, 100 zware guldens, en verpandt daarvoor een rente van 5 malder rogge uit zijn land te Honicheringen.
279 Wouter, heer van Miinden en van Ruweel, belooft Gheryt, heer van Culenborch en van der Lecke, schadeloos te houden wegens medebezegeling van een brief.
279a Burgemeesters, schepenen en raad van Utrecht oorkonden, dat eenige burgers van Utrecht verklaard nebben, dat de heer van Culenborch en van der Lecke hun de schade vergoed heeft, die zij bij een aanhouding te Mauderich geleden hebben.
280 Johan van Kentzwiilre, ridder, en zijn vrouw Lisa geven aan den molenaar Ernkyn en diens vrouw Druda den molen te Kentzwiilre tegenover hun huis in pacht.
281 Johan van Kynswylre, ridder, en zijn vrouw Lyse beloven te zullen voldoen aan de bepalingen, vermeld in den brief van 1375 Augustus 5 (reg. no. 266), waar deze doorgestoken is.
282 Mechtelt van Culenborch, vrouwe van Montfoert, verklaart met haar broeder heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, een scheiding gemaakt te hebben over de nalatenschap van hun broeder heer Johan, heer van Culenborch en van der Leck.
283 Willem van Gulyc, hertog van Ghelre en graaf van Zutphen, beleent heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, met de goederen, waarmede diens broeder beleend was.
284 Johan, heer van Lyenden, oorkondt, dat Coinraidt Thuer Coinraitsz. opdraagt ten behoeve van Herman den Vogelair het leengoed den Ruhorsttyns.
285 Henric, heer van Montforde, en heer Pouwels van Haestrecht maken een ontwerp-overeenkomst tusschen den heer van Arkel en den heer van Culenborch over hun geschil in zake een waard bij Tul en aanwas aan den Diefdiic.
286 Carselis van Wyswilre, zoon van wijlen Carselys, erkent verkocht te hebben aan Matthiis gend. Budel, burger van Aichin, zijn hof te Wyswilre c.a., waarvan zijn moeder Aeleid, zijn vrouw, en zijn zusters Nese, Else en Druitghen mede afstand gedaan hebben voor den leenheer.
287 Willem van Gulich, hertog van Ghelre etc., bevestigt voor Reynold, heer van Coeverden, den brief, dien zijn oom hertog Edward van Ghelre indertijd gegeven heeft aan heer Reynolt, heer van Coevorden, en die gaat over een rente van 100 oude schilden 's jaars uit den tol te Nijmegen.
288 Karsillis van Wyswilre, knaap, belooft heer Carsillis van Paylant, dat hij zijn broeder Abel, monnik in Munster St. Cornelis, afstand zal laten doen van diens rechten op de goederen te Wyswilre, vermeld in den brief van 1380 Juni 5. Reg. no. 286.
289 Johan van Culenborch erkent van Willem van Gulich, hertog van Gelre etc., in leen ontvangen te hebben de hoeven te Elden, Valborch, Balveren, een waard te Dodenwerde en den hof te Yrten bij Andels.
290 Vrouwe Marye van Culenborch, vrouwe van den Vlyet, erkent door haar broeder heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, voldaan te zijn van haar aandeel in de nalatenschap van hun broeder heer Johan, heer van Culenborch en van der Leck.
291 Vrouwe Marye van Culenborch, vrouwe van den Vlyet, erkent, dat zij aan haar broeder heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, beloofd heeft, op zijn eerste aanmaning gerichtelij k afstand te zullen doen van hetgeen haar aanbestorven is van haar broeder heer Johan, heer van Culenborch en van der Leck.
292 Dyrc Borrenz., richter van Lanxmer namens den heer van Culenborch en van der Leck, oorkondt, dat vrouwe Marye van Culenborch. vrouwe van den Vlyet. afstand doet ten behoeve van haar broeder heer Gheryt, heer van Culenborch en van der Leck, van hetgeen haar van hun broeder heer Johan is aanbestorven, en dat gelegen is onder Lanxmer.
293 Vranc die Blote, richter te Culenborch, Goesen Willemsz., Goesen die Keymp, Willem Heinricsz. van der MASE en Gheryt Egbertsz., schepenen aldaar, oorkonden, dat vrouwe Marye van Culenborg, vrouwe van den Vlyet, ten behoeve van haar broeder heer Gheryt, heer van Culenborg en van der Leck, afstand doet van hetgeen haar van hun broeder heer Johan is aanbestorven, en dat gelegen is onder Culenborch.
294 Vrederic van Hekeren, ridder, geeft kwijtschelding aan heer Gherart, heer van Culenborch en van der Leck, van de verbintenis van wijlen heer Johan, heer van Culenborgh en van der Leck, met een aantal andere heeren, bij heer Elbrecht van Eyl, ridder, en diens vrouw Jutte, ten behoeve van heer Johan van Arkel, bisschop tUtrecht.
295 Emunt van Endilstorp, heer zu Grypekoven, en Geyrdruyt van Beynsvelt, vrouwe zu Endylstorp, geven het goed, dat zij geërfd hebben van Daym Schaluncs aan eenige inwoners van Dalen in erfpacht.
296 Henric Doys van Mauderic, knaap, verklaart aan Gheryt, heer van Culenborg en van der Leck, den halven wind te Mauderic gegeven te hebben.
297 Claes van Wynden, zijn broeders Johan en Wilhelm gend. Pyfe, erkennen in erfpacht te hebben genomen van Lambrecht Zeyloif van Mersheim en diens vrouw Nese hun wijngaard te Wynden achter het dorp voor 3½ ton tarwe 's jaars.
298 Engelbrecht van Schoenvorst, heer zu Erkenen en zu Hartartsteyn, erkent, dat zijn schoonouders heer Karselis de oude van Palant, ridder, en diens vrouw Nese de rente van 170 gulden 's j aars, die zij als huwelij ksmedegave aan hun dochter - zijn vrouw - Nese hebben gegeven, en waarvoor zij den hof Vrechen verbonden hebben, altijd zullen mogen lossen.
299 Wouter, heer van Ysendoren, richter en dijkgraaf in de Nederbetue, oorkondt, dat Giisbert Loef van Lewen en zijn vrouw Fye erkennen gegeven te hebben aan GYE van der Weyde ten behoeve van den heer van Bueren 14 hont en 45 roeden land op de Zuel in de maalschap van Ravezwade, terwijl zij de 4 roeden 12 voet dijk te Ravezwade, die daarbij behoorden, toevoegen aan land op Riiswiic.
300 Willam van Gulich. hertog van Gelre etc., erkent van den abt van St. Paulus te Utrecht in pacht genomen te hebben het hooge en lage gericht te Lyenden en Dryel.
4.2.04. 301-400
4.2.05. 401-500
4.2.06. 501-600
4.2.07. 601-700
4.2.08. 701-800
4.2.09. 801-900
4.2.10. 901-1000
4.2.11. 1001-1100
4.2.12. 1101-1200a
4.2.13. 1201-1300
4.2.14. 1301-1400
4.2.15. 1401-1500
4.2.16. 1501-1600
4.2.17. 1601-1700
4.2.18. 1701-1800
4.2.19. 1801-1900
4.2.20. 1901-2000
4.2.21. 2001-2100
4.2.22. 2101-2200
4.2.23. 2201-2300
4.2.24. 2301-2400
4.2.25. 2401-2500
4.2.26. 2501-2600
4.2.27. 2601-2700
4.2.28. 2701-2804
4.2.29. S1-S100
4.2.30. S101-S131
laatste wijziging 31-05-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.084 gedigitaliseerd
totaal 582.145 bestanden

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 31-05-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.084 gedigitaliseerd
totaal 582.145 bestanden