13 Steven van den Wart potentiavit Meester Corneliss van der Borch en Reyer Dybbyt dat zij deze zaak voorzegd met recht verdedigen en verantwoorden zullen mogen;

14 Comparuit Andryss van Nymegen met recht gebaad ter instantie van Gysbert Munter om getuigenis der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd et juravit ad S.cta dat hem Gysbert voorzegd aangenomen heeft om te drijven een os naar den Bosch en, als hij in de weide gekomen, is die os zo krank geweest dat hij en Jan Munter de os niet drijven konden; zo hebben zij de os Steven van den Wart op zijn "waelte" geleverd en Jan Munter heeft tot Steven gesproken dat Steven met de os wilde doen wat zijn wet, want zijn vader de os betaald wilde hebben, overmits dat hij besate aan die ossen gedaan had;

15 Heer Joachym van Eck, procurator tot Monychhuysen Karthuizer orden, vóór Arnhem gelegen, heeft in naam en vanwege het klooster voorzegd verlijd en bekend at Wilhem Droichscherer van het klooster voorzegd goedlijk en wel afgekocht, gevrijt en gelost heeft 2 gouden frankrijkse schilden 's jaars, die het klooster voorzegd jaarlijks geldende had uit Wilhems voorzegd huis en hofstede, gelegen in de Ketelstraat, Meester Symon van de Water ab una en Wilhem Cuyper ab alia, met een schepenbrief, sprekende van 2 gouden frankrijkse schilden 's jaars, waarvan een halve gouden frankrijkse schild 's jaars tevoren gelost is geweest, bezegeld met zegels van Jan Gruyter en Daem van Herdt, wilner schepenen te Arnhem, die opgemelde procurator mede overgegeven heeft, en bedankte zich die 2 gouden frankrijkse schild 's jaars goeder betaling;

16 Jutte, Geryt van Holts dochter, potentiavit haar vader Geryt van Holt, Jan Nagell en Meester Cornelis van den Borch dat zij met recht invorderen zullen mogen alzodane versterf, erf en goed, rede en onrede, roerende en onroerende, geestelijke en wereldlijke, nihil exemptum, als haar aanbestorven is van heer Herman Conraetss, pastoor te Voorst, haar oom zal., woe en waar die gelegen en bevonden mogen worden, hetzij te Voorst, te Zevener, te Elborch of tot wat plaatse, die bevonden mogen worden [enz.];