365 Comparuit Hilleken van Tyell met recht besat ter instantie van Gryetgen van Wagensfelt om getuigenis der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd en haar handen op haar borst leggende lijflijk God ten hilligen gezworen dat het zich begeven heeft op Sente Michielss avond Ao. 1561 lestleden dat Thonyss Veren gekomen is in Gryetgens voorzegd huis, waar Hilleken tegenwoordig was en begeerde een kanne wijns te drinken met Gryetgen voorzegd en gad Hilleken een stuk gouds om een kanne wijns te halen gelijk zij gedaan; en heeft een kanne wijns gehaald tot Steven Huegen huis en, zo de waardinne geen klein geld dat van dat stuk gouds weder te geven, heeft zij dat stuk gouds aldaar staan laten en metter kanne wijns gegaan tot Gryetgen van Wagensfelts huis; heeft Thonyss Veren een glas wijns of twee Gryetgen gebracht, onder andere zeggende of hij de nacht niet bij haar slapen mocht, waarop Gryetgen gezegd dat zij van hem niet gescandaliseerd wilde wezen, waarmee Thonyss Gryetgen genomen en in haar bedde geworpen en [Gryetgen] op het bedde gehouden is; Gryetgen toornig geworden en gezegd dat Thonyss haar zou laten gaan in honderd duivel naam en gaan uit haar huis en sloeg naar hem; heeft Thonyss in zijn tesse getast en een pennink daaruit genomen, die hij gebroken en haar de helft gegeven, zeggende dat hij haar daarmede trouwde; waarop Gryetgen gezegd dat, zover Thonyss haar daarmede trouwde, dat zij daarop de halve pennink ontvenge en zeide: "langt my her Uwe handt", waarop Thonyss gezegd en haar zijn hand gegeven, zeggende dat hij niet van haar scheiden wilde [dan als] God en de dood scheidde hen beide van de ander; - zegde Gryetgen wat zij met de loon doen zou; - antwoordde Thonyss dat hij geen goud meer bij hem had en heeft een ring van de hand getagen en Gryetgen gegeven, zeggende dat hij haar daarmede trouwde, niet van haar te scheiden dan als God en de dood hen beide van de ander scheidde;