Uw zoekacties: Schoter- en Slijkenburgerzijl

80-08 Schoter- en Slijkenburgerzijl ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.3. -
80-08 Schoter- en Slijkenburgerzijl
1. Inleiding
1.3.
-
In het voorafgaande zijn enkele termen gebezigd die betrekking hebben op de bestuurlijke organisatie van de zijl: 'zijlgerechtigde dorpen en buurschappen', 'volmachten' en 'zijlvester'. In dit hoofdstuk zullen deze termen in hun context worden geplaatst. Het beheer over de zijl berustte van oudsher bij 10 zijlgerechtigde dorpen en buurschappen, allemaal gelegen in de gemeenten Schoterland en Weststellingwerf. Het waren in alfabetische volgorde: Delfstrahuizen, Gaast, St. Johannesga, Munnekeburen, Nijelamer, Oldelamer, Rohel, Rotsterhaule, Rottum en Schoteruiterdijken. De floreenplichtigen van elk van deze dorpen benoemden twee volmachten. Deze volmachten kozen op hun beurt zes gecommitteerden, een soort van dagelijks bestuur: 2 uit de dorpen in Weststellingwerf en 6 uit de in Schoterland gelegen dorpen. Een van de gecommitteerden werd gekozen tot zijlvester. Eeuwenlang was het de grietman van Schoterland die deze functie op zich nam. Welbeschouwd was hier sprake van een personele unie van voorzitter, secretaris en administrateur. Hij was verantwoordelijk voor het onderhouden en verhuren van de eigendommen, het opmaken van de rekeningen -aanvankelijk eens in de twee jaar, later jaarlijks- en het notuleren van de jaarvergaderingen van de volmachten. Na 1843, toen de zijl was verdwenen en de titel 'zijlvester' welbeschouwd een anachronisme was geworden, heette hij eenvoudigweg 'administrateur' en zo is het vervolgens gebleven. In latere jaren werd hij terzijde gestaan door een vice-voorzitter en een secretaris.
Met de benoeming van de volmachten door de floreenplichtigen is men tot in lengte van jaren doorgegaan, ook toen de floreenbelasting al lang en breed geschiedenis was geworden. Ten bewijze daarvan citeer ik enkele passages uit het in 1959 vastgestelde reglement. Om te beginnen artikel 4:
'De volmachten ten getale van 20 worden gekozen door de floreenplichtigen van de voormalige zijlgerechtigde dorpen'.
Vervolgens bepaalde artikel 6:
'De volmachten worden gekozen overeenkomstig de bepalingen van de publicatiën van het Departementaal Bestuur van Friesland van de 1 februari 1803 en van de 14 november 1804 op de stemming van Generale Districts- en particuliere Dorpsontvangers van de florenen, voorzover daarvan bij dit reglement niet nadrukkelijk is afgeweken. Het floreenregister van alle dorpen, tot deze administratie gerechtigd [-] zal bij stemuitbrenging de basis en het richtsnoer zijn'.
En, tenslotte, artikel 17. Daarin werd de secretaris
'verplicht het bestaande floreenregister van alle dorpen tot deze administratie gerechtigd, waarnaar de stemmingen tot verkiezing van volmachten zullen moeten geschieden, bij te houden. Eigendoms-overgangen zullen daarin op verzoek van belanghebbenden en op vertoon der titels, gratis worden aangetekend'.
Het was een methode waarin de zucht naar traditie hoogtij vierde. En op den duur was hij niet te handhaven. Toen in 1976 het nieuwe boek 2 van het Burgerlijk Wetboek werd ingevoerd besloten de volmachten tot het in het leven roepen van een stichting, waarvan de statuten bij notariële acte werden vastgelegd. Die acte passeerde in 1978. Uit de tekst wordt duidelijk dat men het verleden niet helemaal wilde begraven. Het stichtingsbestuur zou bestaan uit 20 leden, twee uit elk van de voormalige zijlgerechtigde dorpen. De bestuursleden, die werden gekozen voor het leven, moesten hun eigen opvolgers kiezen. De aan de stichting verbonden administrateur -de functies van voorzitter en administrateur konden trouwens in één persoon worden verenigd- bleef de spil waar niet alles maar wel veel om draaide.